De Denkers - Russell

Theoretische filosofie, Constructionisme, Kenleer Sense-data Logisch atomisme  Praktische filosofie Opvoeding, seksualiteit, religie, Politieke filosofie Ethiek Utilisme Intuïtionisme Emotivisme Invloed 

Referenties: Russell was leraar / mentor van Wittgenstein 

Kritische beschouwing 

In zijn autobiografie schrijft Russell dat het serieuze deel van zijn bestaan gewijd geweest aan twee verschillende onderwerpen die gedurende het grootste deel van zijn leven los van elkaar zijn blijven staan: 'Aan de ene kant wilde ik uitzoeken of er werkelijk iets gekend kan worden; aan de andere kant wilde ik doen wat maar mogelijk was om een gelukkigere wereld te scheppen.' Tot zijn negenendertigste jaar houdt Russell zich voornamelijk bezig met het eerste onderwerp, 

de theoretische filosofie. Wanneer hij tijdens de Eerste Wereldoorlog geconfronteerd wordt met ellende en domheid op grote schaal, raakt hij overtuigd dat 'intelligentie, geduld en welsprekendheid vroeg of laat de mensheid kunnen verlossen van de kwellingen die zij zichzelf oplegt, gesteld dat zij niet in de tussentijd een einde aan haar bestaan maakt'. Vanaf dat moment gaat Russell zich steeds intensiever bezighouden met vragen over mens en samenleving, in het kort, met de praktische filosofie. 

Russells theoretische filosofie is ooit omschreven als het relaas van een zoektocht naar zekerheid en naar het onbetwijfelbare. Wat wordt hiermee bedoeld? Onze alledaagse en wetenschappelijke meningen verschillen onderling van elkaar onder andere in het feit dat we sommige van deze opinies betrouwbaarder achten dan andere. In zijn theoretische filosofie probeert Russell een antwoord te geven op de vraag onder welke voorwaarden we kunnen stellen dat we in een concreet geval te maken hebben met een mening die onbetwijfelbaar is. Tegelijk met zijn antwoord 

verschaft Russell een instrument waarmee in bepaalde gedeze op vraag vallen dubieuze opinies herleid kunnen worden tot meer betrouwbare meningen of zelfs tot zekere kennis. Als zo'n reductie tot stand gebracht is, of wat op hetzelfde neerkomt, als een voorheen dubieus fragment van onze kennis geconstrueerd is in termen van een minder twijfelachtig fragment, dan heeft dit aanvankelijk dubieuze fragment daarmee aan zekerheid gewonnen. 

Vaak wordt de aanleiding voor het starten van zo'n reconstructiepoging gevormd door de constatering dat bepaalde opinies betrekking hebben op zaken of objecten waarvan het bestaan zelf omstreden is. Zo zullen de meesten van ons bij voorbeeld overtuigd zijn van het werkelijk bestaan van fysische objecten. Toch zijn er mensen die zich afvragen of we wel over voldoende gronden beschikken om tot het bestaan van objecten van dit type te concluderen. Een ander voorbeeld dat een illustratie hiervan vormt, betreft de rekenkunde. In de rekenkunde worden eigenschappen van en relaties tussen getallen bestudeerd. De resultaten van de rekenkunde kennen een zeer wijde en succesvolle toepassing. De rekenkunde lijkt daarom een grote mate van betrouwbaarheid te bezitten. Niettemin kan men zich afvragen wat getallen nu eigenlijk zijn, of, sterker nog, of getallen wel werkelijk bestaan. Het waren precies deze vragen naar aanleiding waarvan Russell zijn constructionistische techniek zou ontwikkelen. 

Zoals eerder reeds is opgemerkt, wijdt Russell zich de eerste jaren van deze eeuw in hoofdzaak aan onderzoek op het gebied van de grondslagen van de wiskunde. Zo probeert hij in het voetspoor van G. Peano de theorie van de natuurlijke getallen te herformuleren in termen van de verzamelingenleer. In dat kader definieert hij een natuurlijk getal n als de verzameling van alle verzamelingen met precies n elementen. Teneinde nu te formuleren dat een verzameling een bepaald aantal elementen heeft zonder daarbij weer opnieuw van getallen gebruik te maken en daarmee in circulariteit te vervallen, ontwerpt Russell een logisch systeem, de zogenaamde kwantorenlogica met identiteit, en een bijbehorende formele taal waarbinnen een dergelijke niet-circulaire formulering mogelijk is.  

Dit voorbeeld vertoont alle kenmerken van een russelliaanse constructie: objecten met een op zichzelf twijfelachtige status, in dit geval getallen, worden via betrouwbare constructieregels van de logica geconstrueerd uit objecten met een minder omstreden status, in dit geval uit verzamelingen. Als resultaat van zo'n geslaagde reconstructie is niet alleen de status van de gereconstrueerde objecten minder twijfelachtig geworden, maar is er tevens aangetoond dat het zelfs niet nodig is om in de verwoording van kennis nog verder naar deze objecten te verwijzen. We zien hier Russells versie van het ontologisch zuinigheidsbeginsel dat bekendstaat als 'Ockhams scheermes': 'Waar mogelijk dient men logische constructies uit bekende entiteiten in de plaats te stellen van onbekende entiteiten tot het bestaan waarvan men heeft besloten.' 

De methode van het constructionisme kan ook toegepast worden binnen de kennistheorie zelf ter beantwoording van de vraag of, en zo ja, hoe alledaagse en wetenschappelijke opinies gefundeerd kunnen worden. Meer toegespitst komt deze vraag erop neer of er een onbetwijfelbare kennisbasis bestaat, en zo ja, welke opinies daaruit op een betrouwbare, in casu op logische wijze afleidbaar zijn. Geheel in de traditie van het Britse empirisme en in navolging van G.E. Moore lokaliseert Russell deze onbetwijfelbare basis van alle kennis in wat direct in de zintuiglijke ervaring gegeven is. Van wat aldus gegeven is, heeft het kennend subject een onmiddellijke kennis. Russell noemt deze kennis 'knowledge by acquaintance' en de onmiddellijke gegevenheden van de zintuiglijke ervaring 'sense-data'. De opvatting dat alle kennis te herleiden is tot deze onbetwijfelbare basis van sense-data wordt dan ook wel de 'sense-datatheorie' genoemd. 

Met de Wittgenstein van diens boek Tractatus deelt Russell de opvatting dat er een isomorfie of structurele overeenkomst bestaat tussen een ideale taal en de werkelijkheid die daarin beschreven wordt. In dat geval bestaat er een structurele overeenkomst tussen de meest enkelvoudige zinnen in zo'n ideale taal, de zogenaamde atomaire zinnen, en enkelvoudige mogelijke standen van zaken in de werkelijkheid, de atomaire standen van zaken. Aangezien bovendien elke complexe zin uit de ideale taal met behulp van logische operatoren is opgebouwd uit atomaire formules, is ook de werkelijkheid zelf opgebouwd of construeerbaar uit atomaire feiten. Een atomaire zin zelf bestaat daarbij uit een primitief predikaat of een primitieve relationele uitdrukking enerzijds en één of, in het geval dat de zin in kwestie een relationele uitdrukking bevat, meerdere eigennamen. Deze eigennamen hebben slechts een verwijzende functie. In een natuurlijke taal zijn het met name de aanwijzende voornaamwoorden die deze taak vervullen. Nederlandse zinnen die nog het meest dergelijke atomaire zinnen benaderen zijn dan bij voorbeeld 'Dit is groen' en 'Dat is langer dan dit'. Gegeven de isomorfieaanname zullen met de eigennamen in de taal volstrekt enkelvoudige objecten in de werkelijkheid corresponderen en met de primitieve predikaten en relationele uitdrukkingen de enkelvoudige eigenschappen van deze objecten en hun onderlinge enkelvoudige relaties. Deze complexe ontologische visie, het 'logisch atomisme' genaamd, wordt door Russell uitgewerkt in diverse publicaties, onder andere in de serie lezingen Philosophy of logical atomism (1918-1919). 

Als empirist eist Russell tevens dat de beschrijvende uitdrukkingen verwijzen naar wat in de zintuiglijke ervaring gegeven is of naar wat daaruit reconstrueerbaar is. Daarmee zijn de eigennamen uit de ideale taal namen voor specifieke sense-data geworden, en staan de predikaten en relationele uitdrukkingen uit atomaire zinnen voor eigenschappen van en relaties tussen deze sense-data. De isomorfie-aanname resulteert daarmee in de stelling dat de sense-data de ultieme bouwstenen zijn waaruit de gehele werkelijkheid is opgebouwd. 

Op de meeste van Russells specifieke toepassingen van de reconstructionistische methode en de resultaten daarvan is door velen kritiek geleverd. Tot degenen die daarbij door de jaren heen de grootste scherpzinnigheid aan de dag legden, behoorde Russell zelf. Als resultaat van deze kritische houding ten opzichte van het eigen werk waren Russells filosofische opvattingen voortdurend in ontwikkeling. Eén van de gevolgen daarvan is dat er niet zoiets bestaat als Russells kenleer of Russells ontologie. Datgene wat hierboven uiteen is gezet over Russells theoretische filosofie heeft dan ook slechts betrekking op een aantal van de meest markante episoden uit zijn denken. 

In zijn autobiografie vertelt Russell hoe hij tijdens een verblijf bij de familie Whitehead in het voorjaar van 1901 op een middag mevrouw Whitehead aantrof op het moment dat zij getroffen werd door een buitengewoon heftige pijnaanval ten gevolge van een hartkwaal. Gedurende deze aanval leek zij van alles en iedereen afgesloten. Op dat moment, zo vertelt Russell, ervoer hij de tragische eenzaamheid van de menselijke ziel, een eenzaamheid die alleen doorbroken kan worden door intense liefde. In wat Russell zelf als een semi-mystieke ervaring aanduidt, voelde hij dat alles wat niet uit deze liefde voortkomt, nutteloos of zelfs schadelijk is, en wenste hij een filosofie te ontwikkelen die het menselijk leven weer draaglijk zou moeten maken. Ofschoon zijn meer analytische instelling spoedig daarna weer de boventoon zou voeren, schrijft hij dat de betreffende gebeurtenis een keerpunt in zijn leven betekende en dat zijn ervaring van dat moment een beslissende factor zou worden in zijn denken over opvoeding, moraal en religie en over vraagstukken van oorlog en vrede.

Zoals gezegd beschouwt Russell vanaf het voorjaar van 1901 alles wat remmend werkt op de ontwikkeling van menselijke liefde als verwerpelijk. Tot deze remmende factoren rekent hij met name het Engelse public school-systeem en de religie. In beide worden kinderen opgevoed met dwang en irrationele verbodsbepalingen die op geen enkele wijze bijdragen tot het vergroten van menselijk geluk. Een dergelijke opvoeding belemmert niet alleen de ontwikkeling van een kritische houding, maar is tevens een belangrijke oorzaak van latere immoraliteit Immers, een systeem dat jongeren kritiekloos leert te zijn en hun bovendien een reeks irrationele normen opdringt die zij in de praktijk terzijde zullen schuiven zodra zij volwassen geworden zijn een groot aantal normen op het gebied van de seksualiteit zijn van dit type --, draagt ertoe bij dat deze mensen op gelijke wijze waardevolle normen zullen negeren. Bovendien roept dwang haat gangbare opvoeding belemmert aldus de ontwikkeling van twee noodzakelijke voorwaarden voor een gelukkig leven, te weten liefde en kritische zin. Op grond van overwegingen als deze karakteriseert Russell religie in zijn voor het eerst in 1930 gepubliceerde essay 'Has religion made useful contributions to civilization' als 'een bron van onuitsprekelijk leed voor de menselijke soort'. Tegenover een opvoeding gebaseerd op dergelijke principes stelt Russell de vrije ontwikkeling van het individu, die alleen ingeperkt mag worden ten behoeve van een groter geluk voor een groter aantal mensen. Deze liberale en utilistische opvatting werkt hij vervolgens rechtlijnig uit op het gebied van seksualiteit en huwelijk, en op dat van de religie en van de politiek. Zo moet er volgens Russell een compromis gevonden worden tussen volledige promiscuïteit en levenslange monogamie; voor de ontwikkeling van een vrouw is het ongewenst wanneer zij voor haar twintigste jaar al kinderen krijgt, enzovoort. Morele normen zullen met dat alles niet in strijd mogen zijn. 

Geheel in lijn met het voorgaande is het ultieme criterium waaraan politieke systemen beoordeeld moeten worden, gelegen in de bijdrage die zij leveren aan en de mogelijkheden die ze bieden tot de vrije ontwikkeling van het individu. Russells denken over politiek wordt bepaald door een diep wantrouwen tegenover macht en de machthebbers, tegenover de staat en haar instituties. Tegelijk staat Russell geheel in de politiek-filosofische traditie van Hobbes, Locke, Hume en Mill, waarin de afwezigheid van staatsmacht geacht wordt onherroepelijk tot anarchie te leiden. In zijn politieke filosofie probeert Russell een vaarroute te vinden tussen deze Scylla van de totalitaire macht en de Charybdis van de anarchie. In Roads to freedom van 1918 schetst hij hiertoe een organisatie van de samenleving, waarin een centrale overheid de macht deelt met vakverenigingen. Streven naar macht vindt echter niet alleen plaats binnen een samenleving, het is ook een dominerende factor in de relatie tussen staten onderling. Eén van de middelen waarmee staten hun macht proberen te vestigen is de oorlog. In latere politieke geschriften werkt Russell het idee uit van een wereldregering waarmee een einde zou komen aan deze permanente oorlogsdreiging. Na de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog hoopt hij dat Amerika haar nucleaire monopolie zal gebruiken om zo'n wereldregering dwingend op te leggen. Wanneer kort daarna ook de Sovjet-Unie over kernwapens beschikt, komt deze mogelijkheid te vervallen. Russell bepleit nu eenzijdige ontwapening: het is beter de macht over te dragen aan een van de dreigende partijen, dan een totale vernietiging van de mensheid tegemoet te gaan.

Op het gebied van de ethiek is Russell weinig productief. Hij heeft hier maar twee publicaties op zijn naam. De eerste is het opstel 'The elements of ethics' uit 1910. Bijna een halve eeuw later verschijnt zijn tweede bijdrage, Human society in ethics and politics (1954). Als ethicus toont Russell zich bovendien een weinig oorspronkelijk denker, maar lijkt hij eerder de modes van de dag op de voet te volgen. Zo hangt hij als achttienjarige het utilisme van zijn peetoom Mill aan, volgens welke die handeling het beste is die tot het grootste geluk voor het grootste aantal personen leidt. In 1910 staat Russell echter sterk onder invloed van het intuïtionisme van zijn Cambridge-collega Moore. Normatieve oordelen heten nu beschrijvend en dus waar of onwaar, maar hun betekenis is niet herleidbaar tot die van niet-normatieve oordelen. In de jaren dertig verlaat Russell deze visie onder invloed van het emotivisme en stelt nu dat morele oordelen niets anders zijn dan uitingen van emoties. In Human society in ethics and politics van 1954 blijkt hij dit subjectivisme van de jaren dertig weer vaarwel te hebben gezegd en is hij na ruim zestig jaar teruggekeerd tot het utilisme van zijn peetoom. 

Russell behoort tot de meest invloedrijke denkers van deze eeuw. Zijn bijdragen aan de mathematische logica en de grondslagen van de wiskunde worden algemeen beschouwd als mijlpalen in de ontwikkeling van deze vakgebieden. Het verschijnen van 'On denoting' in 1905 in het tijdschrift Mind, in welk artikel Russell zijn theorie van de uniek bepalende beschrijvingen uiteenzet, is wel de belangrijkste gebeurtenis uit de geschiedenis van de analytische filosofie genoemd. Russells filosofie van het logisch atomisme heeft een grote invloed uitgeoefend op het logisch positivisme van de Wiener Kreis. Het is met name R. Carnap geweest die in zijn Der logische Aufbau der Welt het programma van het logisch atomisme heeft uitgewerkt en daarbij tevens de zwakten ervan heeft blootgelegd. Russells betekenis is echter niet alleen gelegen in zijn bijdragen aan de filosofie als specialisme. Zijn eigenzinnige visie op de geschiedenis van de wijsbegeerte in A history of western philosophy (1945) moge door historici verguisd zijn, voor veel geïnteresseerde leken bleek en blijkt zij een boeiender introductie tot de geschiedenis van de filosofie in haar samenhang met politieke en sociale omstandigheden dan menig historisch overzicht dat met meer distantie geschreven is. 

Zoals ten dele al in het biografisch overzicht tot uitdrukking gekomen is, zijn Russells politieke opvattingen door de jaren heen het meest omstreden gebleven. Vanaf zijn pacifistische houding tijdens de Eerste Wereldoorlog, via zijn opvattingen over de rechtvaardigheid van de kernoorlog die aan alle oorlogen een einde zou moeten maken, tot aan zijn anti-Amerikanisme dat in zijn strijd tegen de oorlog in Vietnam zijn hoogtepunt vond, heeft hij met zijn politieke opstelling steeds weer op andere wijze de weerzin van velen weten te wekken. 

Dat daarentegen veel van Russells ideeën op het gebied van opvoeding en moraal gemeengoed zijn geworden, blijkt bij lezing van de betreffende geschriften: opvattingen die ten tijde van publicatie voor regelrechte schandalen zorgden, komen ons nu weinig schokkend over. Natuurlijk zijn deze veranderingen in de publieke opinie niet enkel en alleen het gevolg van Russells werk. Dat hij hieraan met zijn vele honderden pamfletten, artikelen, boeken en zijn talloze gastcolleges en voordrachten voor onder andere de radio en de televisie een niet onaanzienlijke bijdrage heeft geleverd, is echter onmiskenbaar (door J.B.M van Rijen, FilosofieMagazine 1999). 

Zijn legacy?

Bertrand Russell, een prominente 20e-eeuwse filosoof, logicus en sociaal criticus, liet een belangrijke en veelzijdige erfenis achter. Hier zijn de belangrijkste aspecten van zijn nalatenschap, zowel als persoon als als een filosoof:

Als filosoof:

1. ** Logisch atomisme en analytische filosofie **:

   - Russell is een sleutelfiguur bij de ontwikkeling van analytische filosofie. Zijn werk over logisch atomisme, dat stelt dat de wereld kan worden opgesplitst in eenvoudige, ondeelbare feiten, heeft een grote invloed op het veld gehad.

   - Zijn samenwerking met Alfred North Whitehead op "Principia Mathematica" is een mijlpaalwerk in wiskundige logica, met als doel alle wiskundige waarheden af te leiden uit een goed gedefinieerde set axioma's en inferentieregels.

2. ** Beschrijvingen theorie **:    - Russell's theorie van beschrijvingen, gepresenteerd in zijn paper 'over aangeven', is een hoeksteen van moderne logica en semantiek. Het behandelt het probleem van het omgaan met bepaalde beschrijvingen (bijv. "De huidige koning van Frankrijk") op een logisch coherente manier.

3. ** Epistemologie en metafysica **:    - Russell's bijdragen aan epistemologie en metafysica omvatten zijn werk over zintuiglijke gegevens, de aard van kennis en het probleem van inductie. Zijn scepsis en empirisme hebben generaties filosofen beïnvloed.

4. ** Ethiek en sociale filosofie **:    - Russell's ethische opvattingen, met name zijn belangenbehartiging voor pacifisme en zijn kritiek op traditionele morele theorieën, hebben een blijvende impact gehad. Zijn boek "The Conquest of Happiness" is een opmerkelijk werk in toegepaste ethiek.

Als persoon:

1. ** Sociaal en politiek activisme **:

   - Russell was een vocale pleitbezorger voor sociale rechtvaardigheid, pacifisme en nucleaire ontwapening. Hij werd gevangengezet voor zijn pacifistische opvattingen tijdens de Eerste Wereldoorlog en bleef gedurende zijn hele leven een uitgesproken criticus van oorlog en autoritarisme.
2. ** Publieke intellectueel **:
   - Russell was een productieve schrijver en spreker in het openbaar, waardoor complexe filosofische ideeën toegankelijk waren voor een breed publiek. Zijn boeken, zoals "waarom ik geen christen ben" en "de problemen van de filosofie", hebben een breed lezers bereikt.
3. ** Invloed op de populaire cultuur en onderwijs **:
   - Russell's ideeën hebben de populaire cultuur en onderwijs doordrongen. Zijn werken worden vaak aangehaald in discussies over logica, ethiek en de wetenschapsfilosofie. Zijn invloed strekt zich uit tot verschillende gebieden, waaronder wiskunde, informatica en kunstmatige intelligentie.
4. ** Persoonlijk leven en controverses **:
   - Russell's persoonlijke leven werd gekenmerkt door meerdere huwelijken, zaken en controverses. Zijn open discussies over seksualiteit en zijn onconventionele levensstijl maakten hem een controversieel figuur, maar ook een symbool van intellectuele en persoonlijke vrijheid.
Samenvattend is de erfenis van Bertrand Russell enorm en blijvend, wat belangrijke bijdragen omvat aan filosofie, logica en sociaal denken, evenals een publieke persoon die intellectuele moed en een toewijding aan sociale rechtvaardigheid belichaamde (bron: Mistral).

Zelf zoekend / bloemlezing

In het boek, collected Writings of Russell, vind ik vele andere aanknopingspunten, zoals:
- de aanbidding van geld
- irrationaliteit
- [product van de tijd?] Fear of atomic bombs has made it irrational for populations to live in great cities.  Americans, who have room to expand, are seriously contemplating spreading the population of New York over a large area. 
- [biografisch] ik had geen verlangen voor een diplomatieke carrière en verliet de ambassade
- honger hebben is een goed voorbeeld van een verlangen, en die honger komt op vele andere terrein voor.
- [over Dewey] Dewey makes inquiry the essence of logic, not truth or knowledge...Dewey’s love of what is organic is due partly to biology, partly to the lingering influence of Hegel

Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Het grootste bordeel van Europa

Homerus (Illias) versus Vergilius (Aeneis)