De Denkers - Weil

Sleutelbegrippen: [Primaat van het concrete, Omwille van de menselijke waardigheid, Verworteling,  Ontworteld zijn, Het communisme voorbij,  Nationalistische traditie,  Alain, Over de staat, Leven in de waarheid, Spiritueel alternatief Visie op wetenschap, Religieuze overtuiging,  Gnosticisme,  De-creatie, Twee soorten lezers]

Kritische beschouwing

 Het omvangrijke oeuvre van Simone Weil, dat grotendeels postuum is gepubliceerd, laat zich in drie domeinen opdelen: filosofie en geschiedenis van het geestesleven, politieke en sociaal-economische vraagstukken en ten slotte de godsdienstige en religieuze oriëntatie. Kunnen we deze drie domeinen afzonderlijk behandelen, ze hebben ook een gemeenschappelijke basis in een levensbeschouwelijke overtuiging dat solidariteit het enige antwoord is op het feit dat zoveel mensen hun aardse tijd in materiële en/of spirituele ellende doorbrengen. Academisch geschoold kan zij haar engagement intellectueel ondersteunen, maar in haar ogen volstaat dit niet, zoals uit haar biografie blijkt. Ze wil bovendien hoe onhandig ook de daad bij het woord voegen en aan de concrete ervaring alle noodzakelijke aandacht schenken. Die ervaring varieert van de aanwezigheid in de werkplaatsen van metaalfabrieken tot de mystieke beleving bij een bezoek aan Assisi en zelfs in de arbeidsvreugde. Dat een en ander het resultaat is van een rijpingsproces tijdens haar korte leven, staat buiten kijf. Haar religieuze oriëntatie manifesteert zich niet vanaf het begin van haar maatschappelijke en politieke betrokkenheid. Pas vanaf 1938 zal zij haar filosofische, politieke en sociale stellingnamen in toenemende mate door haar geloofsleven laten inspireren. 

Filosofisch is Simone Weil een representatief product van het cartesiaanse rationalisme. Dat houdt eerst en vooral een duidelijke en klare denken schrijfstijl in, logisch goed geformuleerd en van nauwkeurig afgebakende begrippen voorzien. Hier heersen de macht van het heldere woord en van het geloof in de vrije wil om via dit woord de wereld ondubbelzinnig te kennen en om redelijk te handelen. Tot zelfinzicht komen en tegelijk de andere, via onderwijs en publicaties, tot de intellectuele geneugten van de rede uitnodigen, dat is wat het Franse rationalisme steeds als ideaal heeft gesteld en wat het met zijn cultuur en zijn uitgebreid scholennet niet zonder succes heeft beoogd. Dit rationalisme wil overtuigen en niet slechts getuigen. Dat treffen we in het werk van Simone Weil ook aan; haar filosofische vorming fungeert hier dan als medium. 

Haar belangrijkste leermeester is de al genoemde Alain, een lyceumdocent van naam die voor zijn talentrijke studenten steeds een kritische aandacht behoudt, ook wanneer zij de school al een hele tijd hebben verlaten en hem van tijd tot tijd artikelen of boeken toesturen. Bij Alain leert Simone Weil zakelijk en beknopt argumenteren, een probleem als uitgangspunt nemen en de ethische dimensie van wat ter sprake moet komen niet uit het oog verliezen. 

Op één zaak komt het uiteindelijk aan: de waarheid, niet als een doctrine van juiste of onweerlegbare oordelen, maar praktisch: leven in de waarheid, weten dat men zich voor iets dient in te zetten en dat men daarbij elke in-authenticiteit of leugenachtigheid van zich af moet zetten. Dit veronderstelt zowel aandacht en openheid voor wat de werkelijkheid biedt, als een passie om in de waarheid te blijven leven en om niet in het relativisme of het scepticisme te vervallen. In die zin heeft Weils waarheidsvisie niet alleen een kennistheoretisch, maar vooral een ethisch of spiritueel aspect, dat zij met nadruk en onverzettelijkheid haar leven lang verdedigt: 'Ik wil liever sterven, dan buiten de waarheid te leven' heeft ze meer dan eens gezegd en geschreven.pions

Abstract kan de waarheid dus niet zijn, maar concreet: de waarheid is steeds de waarheid van iets, iets waarvoor we ons dan ook inzetten, sociale rechtvaardigheid bij voorbeeld, iets waarvan het de moeite is om ervoor te sterven. In de praktijk betekent dit dat we houden van diegenen die hulp nodig hebben, omdat ze minder kansen hebben gekregen of onderdrukt worden. Hier heeft de zuivere kennis, het weten om te weten, geen voorrang, al is zij niettemin bijzonder belangrijk. De waarheid van het concrete vooronderstelt immers de kenbaarheid van het concrete, de bereikbaarheid van de werkelijkheid en dus geen onoverbrugbare kloof tussen kennend subject en werkelijkheid. Daarom zien we bij Weil een bijzonder grote weetgierigheid wat betreft de sociale en spirituele situatie van de mens. De zorg voor de ziel is daarom meer dan een vrome intentie; het komt er tegelijk op aan dat we bereid zijn de noden van de ziel te leren kennen. Een zuiver academische of intellectualistische wijsbegeerte is daar niet toe in staat. Zij moet zich bijgevolg door allerlei onderzoek in de menswetenschappen laten onderwijzen, wat natuurlijk niet hetzelfde is als zich door die disciplines te laten bepalen. Zowel de wetenschappelijke disciplines als de studie van de grote wijsgerige teksten hebben in de ogen van Simone Weil een functie en een perspectief: ze moeten ons helpen de concrete waarheid te ontdekken; ze zijn nooit doel op zich. Bijgevolg heeft Weil bij de studie van filosofen niet in de eerste plaats aandacht voor technische problemen of voor de vraagstukken van de historische kritiek. Het existentiële staat voorop, niet de doctrine. Dit blijkt heel duidelijk uit haar kritiek op het personalisme.

Ze verzet zich tegen de gedachte van het heilige in de mens. Eerbied geldt niet iemands persoonlijkheid of 'de' menselijke persoon, maar deze concrete mens, hij of zij, moet gewoon, zoals iedereen, gerespecteerd worden. Simone Weils gepassioneerde verlangen naar de waarheid, omwille van de menselijke waardigheid, loopt als een rode draad door haar denken en handelen. Dit denken (en tegelijk haar handelen) kent een belangrijke wending onder invloed van haar mystieke ervaringen. Ligt de klemtoon aanvankelijk op een humanistische betrokkenheid met een groot geloof in de wilskracht, later, vanaf 1937, ligt die nadruk op de aanvaarding van een transcendente grondslag. In die geest schrijft ze haar filosofische hoofdwerk, L'enracinement, dat ze opvat als een 'Prelude tot een verklaring van de plichten jegens de mensheid' en dat dus haar visie is op de vernieuwing en herbronning van cultuur.sivils

Dit boek bestaat uit drie delen: 'De noden van de ziel', 'De ontworteling' en 'De verworteling'. 

Voor Simone Weil dienen we aan de realiteit van de ontworteling niet te twijfelen. De twintigste-eeuwse mens, en dan vooral de stedelingen, zijn van hun natuurlijke omgeving, van hun plaats in de kosmos, van hun eigen lichamelijkheid eval navijld en gevoelens vervreemd. Weil, die zich vanaf het einde van de jaren twintig het lot van de arbeiders aantrekt, heeft hier in de eerste plaats de situatie van de fabrieksarbeider op het oog, die als een ingehuurde migrant in een bedrijf in vaak mensonwaardige omstandigheden gedurende een gecontroleerde tijd zwaar werk verricht. De werkplaats kan nooit de plek zijn waar hij gedijt: hij is er slechts een afgemeten tijd toegelaten en moet die dan, haast met strenge hand, verlaten. Bovendien verkeert deze fabrieksarbeider in een ondergeschikte positie, die hem vaak slaafs maakt. Het bedrijf en het werk zijn hem nooit eigen, omdat zijn arbeidskracht wordt gehuurd; ook verliest hij zijn identiteit, omdat zijn hele bewustzijn in zijn werk opgaat, dat wil zeggen in het leveren van een prestatie waarvan de normen hem door de bedrijfsleiding worden opgelegd. Aangezien 'zichzelf-zijn' in het productieproces niet ter zake is, heerst er onderdrukking, die Weil overigens niet met zware fysieke arbeid gelijk stelt. Onderdrukking blijkt in de geïnstitutionaliseerde ongelijkheid en in de vernedering zich voortdurend aan de eisen van de industriële productie te moeten aanpassen. Mensen worden onwaardig behandeld wanneer ze op bepaalde plaatsen alleen maar dienen om onder vreemde normen een schakel in het productieproces te zijn.

 In het communisme ziet Weil geen alternatief, wel verwacht ze een en ander van nieuwe machinerieën die veel zouden kunnen automatiseren. In haar ogen is een schaalverkleining heel wat belangrijker, want hierdoor zouden de arbeidsverhoudingen niet langer anoniem zijn. Verder verwacht zij veel van een totaal andere vorm van scholing en opleiding, waardoor onderwijs en kleinschalige industrie geïntegreerd zouden kunnen worden. Een wereldvreemd onderwijs, dat al te ver van de beleefde dagelijkse situatie af staat, beschouwt Weil als ontwortelend. Ook de 'laïcité' (het anticonfessionele vrije denken), zo typisch voor het Franse staatsonderwijs, draagt tot die ontworteling bij, omdat op die manier de absurde situatie ontstaat dat in de scholen over religie gezwegen wordt. Volgens Weil behoort het christendom wezenlijk tot onze cultuur, en daarom moeten de scholen de leerlingen de grote bijbelteksten doen lezen, zoals ze trouwens ook de grote literaire teksten in het leerprogramma opnemen. 

Niet minder aandacht besteedt Simone Weil aan de politieke ontworteling, die in Frankrijk (maar niet alleen daar) het gevolg is van ver doorgedreven (hoofd) stedelijk centralisme dat geen oog heeft voor de geografische verscheidenheid en voor de typische regionale subculturen. De Staat heeft alles gedood wat kleiner is dan zichzelf, zodat de tot universaliteit verheven Staat het einde van elke geïntegreerde verbondenheid met een gemeenschap betekent. Haar pleidooi voor een regionaal pluralisme zou niet noodzakelijkerwijs tot een nationalisme of tot een relativisme aanleiding moeten geven. Ze ziet een alternatief in een gemeenschap die haar wortels in een authentieke religie zou hebben; hierdoor zou die gemeenschap zich universeel kunnen oriënteren en zou zij haar eigen particularismen kunnen overstijgen. (Het merkwaardige hierbij is dat Weil het judaisme niet de authentieke religies rekent, omdat het met een notie van ras verbonden zou zijn.) De heersende areligieuze universaliteit werkt nu ontwortelend, omdat het een 'overal-kunnen-zijn' is en dus een 'nergens-zijn'. Het bestaande regionalisme ontsnapt evenmin aan de ontworteling, want het kenmerkt zich door een bekrompen gebondenheid (en geen verbondenheid) aan particularistische gebrui ken en zeden. Verwerpelijke voorbeelden van ontwortelend universalisme ziet Weil in de uitbouw van politieke imperia of wereldstaten. Zoals het Romeinse imperium of het Duitse Derde Rijk brengen ze in hun expansionisme alleen maar een valse eenmaking tot stand en roeien ze elke regionale identiteit uit. Intussen vergoddelijken deze wereldstaten zichzelf en worden de geintegreerde symbolen tot idolen omgevormd. Simone Weil meent wel dat de Staat heilig is, maar dan in de zin waarop de rituele voorwerpen in de cultus van de godsdienst heilige voorwerpen zijn: zij hebben een bovennatuurlijk perspectief of ontlenen hun sacraliteit aan iets dat hen transcendeert, wat die gebruiksvoorwerpen bijgevolg kunnen vertegenwoordigen. De Staat heet dus heilig, omdat hij een heilige zaak dient, een andere sacralisatie kan alleen maar in idolatrie uitmonden. Is het niet daarom dat alle totalitaire regimes, die voor Weil per definitie atheistische regimes zijn, zo'n enorme behoefte aan propaganda en volksopvoeding hebben? Zij misbruiken het verlangen naar verbondenheid met en verworteling in een traditie ten voordele van de louter seculiere doeleinden van een machtspolitiek die deze wereld verabsoluteert en die de bovennatuurlijke bestemming van de mens perverteert. Dit institutioneel bedrog noemt Simone Weil een van de ergste mis blarow ab daden jegens de mensheid.

Een diagnose stellen en kritiek uitoefenen volstaan niet; er dringt zich immers een alternatief op, waarbij we ons twee fundamentele vragen moeten stellen: 1) waarin bestaat de inhoud van een nieuwe inspiratie? en 2) hoe kunnen wij die inspiratie daadwerkelijk tot een nieuwe verworteling laten uitgroeien? das bind Simone Weil verwacht veel van een opvoeding die de beweegredenen tot wat hoort, moet opwekken; hierbij geven de centrale morele begrippen aan het geworteld-zijn gestalte en duiden zij aan wat de behoeften van de ziel zijn. De verworteling is voor haar in de eerste plaats een spirituele aangelegenheid die zich in het dagelijks leven in de beleving van een aantal verplichtingen manifesteert. Ze denkt aan: orde, vrijheid, gehoorzaamheid, verantwoordelijkheid, gelijkheid, hiërarchie, eer, straf, vrijheid van mening, veiligheid, zin voor risico, privéen collectieve eigendom en natuurlijk ook waarheid. Ze zijn tegelijk noodzakelijke mogelijkheidsvoorwaarden voor en de bevestiging van een geïntegreerd maatschappelijk en spiritueel leven. Door ze 'behoeften van de ziel' te noemen, ziet Weil hun draagen reikwijdte niet als louter immanent, maar als bovennatuurlijk en betrekking hebbend op de eeuwige bestemming van de mens. Het is trouwens deze bestemming die de bepalingsgrond voor het onvervreemdbare respect voor elke concrete mens vormt.

We kunnen hier niet alle basisbehoeften van de ziel bespreken. Het loont echter wel de moeite aandacht te schenken aan Weils visie op de betekenis van de wetenschap. Vooreerst staat die haaks op wat we vandaag moderne wetenschap noemen. Door het feit dat deze zich van elke zin voor symboliek wil ontdoen, is zij meer dan ooit ontwortelend. Hiermee bedoelt Weil dat deze wetenschap slechts oordelen kan uitspreken die alleen binnen een model van regels en referenties geldig zijn en die geen betrekking hebben op de werkelijkheid daarbuiten. Een authentiek voorbeeld vindt zij in de wiskunde en de wetenschap van de antieke Grieken: zij drukken de bovennatuurlijke waarheid uit. Weils waarheidsvisie beantwoordt bijgevolg niet aan de eis die stelt dat kenobject en verstand moeten overeenstemmen. Voor haar is de waarheid liefdevolle intellectuele onthulling van de onzichtbare en tegelijk funderende werkelijkheid. De moderne wetenschap, die het bovennatuurlijke niet vermoedt of erkent, is, volgens Weil, niet in staat de wezenlijke onderscheidingen te maken. Alleen gericht op aardse en zichtbare aangelegenheden, dient de kennis dan alleen nog de techniek, waardoor de moderne mens vanaf de Renaissance de aanvang van de ontworteling in toenemende mate in de illusie leeft dat hij de meester van de natuur wordt. Het is alsof we de kennis van de middelen (het maken van een piano bij voorbeeld) verwarren met datgene waar het om gaat (de schoonheid van een pianosonate). Uiteindelijk heeft voor Simone Weil de authentieke wetenschap de schoonheid van de wereld op het oog, de schoonheid die waarheid is door de werkelijkheid te openbaren. In die zin zijn wetenschapsbeoefening en de kunst van de geometrie nederige en dienende, en juist daarom, verwortelende bedrijvigheden.

Maatschappelijke en politieke rechtvaardigheid zijn voor Simone Weil gestalten van de waarheidsvolle liefde voor de wereld. Zij laten bovendien toe de wereld zo in te richten dat de mens zijn aardse werkzaamheden zinvol kan verrichten. Niet de last van de arbeid is, zoals gezegd, een ondraaglijk juk, maar de vernederende onderdrukking van de slaafse fabrieksarbeid. Daartegenover is de arbeid zelf het volbrengen van een opdracht, die uiteindelijk een spirituele draagwijdte heeft en nooit uitsluitend de productie en nog minder de winst mag dienen. Een groot deel van Weils werk is aan deze thematiek gewijd: het bevat beschrijvingen van louter technische handelingen, maar ook van vakbondsacties en de publicaties die deze acties moesten ondersteunen. Hoewel door de tijd achterhaald, blijft haar journal d'usine een interessant en meeslepend document, omwille van de historische en sociologische waarde. Het is een echt zelfportret van een fabrieksarbeidster die haar eigen tekorten onderkent, maar tegelijk een klare kijk heeft op de vernederende arbeidsomstandigheden in de Renault-werkplaatsen in de jaren dertig. Dit dagboek, opgenomen in de bundel La condition ouvrière, bevat ook correspondenties en discussies met de verantwoordelijken in bepaalde bedrijven, waaruit blijkt dat Simone Weil wel goed weet wat er in de kapitalistische wereld aan de hand is en wat er fout loopt in het communistische alternatief. 

Als enkeling staat Weil uiteindelijk machteloos. Weinigen zien in dat de menselijke waardigheid niet in de eerste plaats een aangelegenlheid is van nationalisaties, een vriendelijke ploegbaas of directie en het oplossen van looneisen, maar van zinvolle arbeid, geïntegreerd in een economie die oog heeft voor de niet-materiële behoeften en die plaatsvindt in een cultureel klimaat dat de spirituele bevan de mens onderkent. Simone Weil krijgt bijgevolg alleen gehoor bij stemming gelijkgestemden, ook sommige arbeiders en vakbondsmilitanten, en bij een aantal priesters. Ze laat zich echter niet ontmoedigen en voegt zich, nadat zij het doceren heeft opgegeven, bij arbeidscommunes in de landbouw, waar ze de noeste arbeid als een genade ervaart, omdat die in het kosmische ritme van de natuur geïntegreerd is. Hier beleeft zij een spiritueel materialisme; de materie van de natuur staat niet zo maar ter beschikking voor een vervreemdende en vernederende kapitalistische economie. De vruchtbare natuur vraagt om arbeid, opdat de mens zich daar op zijn plaats zou weten, opdat hij zijn bestemming zou ontdekken, die bovennatuurlijk is. In het hier moet men het andere vinden. niqobe

Simone Weils politieke geschriften zijn niet uitzonderlijk belangrijk, wat echter niet belet dat ze vaak van luciditeit getuigen. Weil voelt vlug aan dat de totalitaire regimes de machtsverhoudingen in Europa verstoren en dat zij zich niet storen aan de kritiek op de uitgeoefende onderdrukking. Wat zich in Duitsland, Italië en Spanje afspeelt, volgt ze van nabij en ze realiseert zich dat een oorlog onvermijdelijk wordt. Haar aanvankelijk pacifisme verlaat ze om uiteindelijk een pleidooi voor een militaire macht te houden die het nazisme, niet langer vatbaar voor onderhandelingen en diplomatieke akkoorden, daadwerkelijk kan bestrijden. Een defensieve houding alleen volstaat niet. is jilbab bihov nis Gezien haar joodse achtergrond raakt Simone Weil ook betrokken in de zionistische beweging die in Palestina een onafhankelijke joodse staat wil. Tegen de meningen van anderen in, volgt zij het politieke zionisme niet, onder meer omdat zij vermoedt dat een staat op termijn alleen maar in eindeloos veel conflicten met de Palestijnen en de omringende Arabische volkeren zal uitmonden. De geschiedenis heeft haar gelijk gegeven. 1 ni mbas ob 100v dois food abil Niet haar cultuurkritiek, die zij in L'enracinement heeft uitgewerkt, maar haar bijzonder eigenzinnige religieuze overtuiging heeft tot Weils vrij grote bekendheid bijgedragen. Haar wending tot een non-conformistisch christelijk geloof in de tweede helft van de jaren dertig is ingebed in een bijzonder grote weetgierigheid wat betreft allerlei spirituele bewegingen in oost en west, van de Egyptische en hellenistische mysteriegodsdiensten tot de Oud-Indische religies, van neoplatoonse dualistische bewegingen tot het moderne katholicisme. De genoemde wending is echter mystiek en uit zich in een hartstochtelijke liefde voor Christus en het sacramentele leven, zonder het dogmatische katholicisme als systeem te aanvaarden. Haar geloofsovertuiging is aanvankelijk alleen bij haar kleine vriendenkring bekend. Pas met de postume publicatie van selecties uit haar nagelaten schriften, La pesanteur et la grâce en Attente de Dieu krijgt haar onorthodoxe visie ruime weerklank, waaronder niet alleen bijval, maar ook soms scherpe kritiek. Die is van katholieke zijde omdat Weil, ondanks haar Christusverering, in heel wat opzichten het christendom niet hoger wilde stellen dan andere, bij voorbeeld oosterse, godsdiensten. De kritiek komt ook van joodse zijde, omdat Weil in haar Christusverering haar achtergrond zou hebben verloochend en zich aan een zeker syncretisme zou hebben bezondigd.

Een bepaald gnosticisme is Simone Weil niet vreemd, dat wil zeggen dat zij een 'verlicht' geloof betracht dat door de onmiddellijke betekenis van de dingen in de wereld heen de eigenlijke betekenis van de geloofsinhoud en zelfs van de goddelijke aanwezigheid ontdekt. Wat dit betreft is ze verwant met de sterke helleense inspiratie in het christendom, die een hogere kennis van God beoogt in een mystieke ervaring, die de volmaakte eenheid met God tot stand zou brengen. In die zin moeten we ook haar gehoorzaamheid aan de bovennatuurlijke bestemming van de mens begrijpen en haar nederigheid ten aanzien van het hogere, dat ze niet uit eigen kracht kan bereiken. Tegelijk treffen we hier een dualisme aan waarin het aardse zelf nooit object van verheerlijking kan zijn. In zijn scheppingsact zou God zich uit het aardse hebben teruggetrokken om het aardse aards te laten zijn; het is echter niet de bestemming van de mens zich in dit aardse te verliezen. De liefde voor de wereld als louter gecreëerde wereld kan dan ook, zoals het estheticisme, als het schone om het schone, bijzonder verleidelijk zijn. Eigenlijk komt het op de 'de-creatie' van de wereld aan. Dit is: door arbeid en rechtvaardigheid, door solidariteit en sociaal engagement dus door in de waarheid te leven de opheffing nastreven van de door de schepping gebonden situatie van het zelfstandige zelf teneinde opnieuw de vóórgeschapen Geest nabij te zijn. De verlichte weet dus dat hij zich van het zelfstandige van de wereld, van het geschapene moet ontdoen om zijn spirituele bestemming te bereiken. De meesten krijgen niet de gelegenheid om tot dit verlichte inzicht te komen door gebrek aan onderwijs en vorming, door de vele verleidingen van de wereld, door de slaafse en vernederende arbeidsomstandigheden, en door de ideologieën van de totalitaire systemen, die de mensen illusies voorschotelen. Vandaar dat de verlichte de plicht heeft zich voor de anderen in te zetten. Simone Weil weet dus heel goed wat haar te doen staat: alles doen wat in haar macht ligt om de omgeving duidelijk te maken waar de mens aan toe is en om de noodlijdenden te helpen. Die opdracht heeft ze vervuld in grote zelfonthechting en zelfs tot volledige fysieke uitputting.

Vindt Simone Weils boodschap vandaag nog enig gehoor? Vermoedelijk kunnen we twee soorten lezers aantreffen. Er is een eerste soort die haar alleen om spirituele redenen leest en die dus geestelijke ondersteuning vindt in de (stille) lectuur van een selectie uit haar schriften: La pesanteur et la grâce, Attente de Dieu en wellicht ook sommige brieven zoals Lettre à un religieux. Het tweede type lezers heeft academische belangstelling en onderwerpt bepaalde concepten, zoals de notie 'de-creatie', aan analytisch onderzoek. Hierover heerst het universitair-filosofisch bedrijf van de congressen en de onderzoekscentra waar Simone Weil (en met haar verwante auteurs als Pascal, Kierkegaard en Shestov) een hekel aan zou hebben. (J. De Visscher)

-- Dit is onderdeel van een groter project, #58D. Wat kan de inzet van taalmodellen helpen om meer inzicht te krijgen in deze denkers en hun gedachtegoed.

Als het gaat om Weil begin ik met een lijst meest gebruikte woorden, die niet bij de andere denkers voorkomt, dat zijn deze:

  • ontworteling, verworteling
  • bovennatuurlijke, vernederende
  • geïntegreerd, ontwortelend
  • spiritueel, bovennatuurlijk, de-creatie, attente
  • wereldstaten, getuigen, fysieke, l'enracinement
  • fabrieksarbeider, christusverering
  • universaliteit, gnosticisme, arbeidsomstandigheden
  • heilig, religies, gehoor, pesanteur
  • waarheidsvisie, regionale
  • vermoedt, scholen
  • domeinen, klare, grâce, katholicisme, weetgierigheid


Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Het grootste bordeel van Europa

Homerus (Illias) versus Vergilius (Aeneis)