De Denkers - de Beauvoir
Afwisselend met schaamte en met trots was dit een van de boeken die ik las in en na de tijd van De Mandarijnen, Alles wel beschouwd, Alle mensen zijn sterfelijk:
"Het doek ging op. Régine boog en glimlachte; in het licht van de grote kroonluchter dansten roze vlekken boven kleurige jurken en donkere pakken; elk gezicht had ogen en in al die ogen stond Régine te buigen en te glimlachen; een donderende waterval, het geraas van een lawine vulde de oude schouwburg; een onstuimige kracht tilde haar los van de aarde en stuwde haar op naar de hemel. Ze boog opnieuw. Het doel viel en ze voelde Florence hand in de hare; ze liet haar snel los en liep naar de uitgang."
De datum staat nog in het boek, 14 april 1984. En nu is het iets meer dan dertig jaar later.
[Existentialisme, De Ander, De moraal, De Tweede sekse, Engagement, Waardering]
Referenties:
- Simone de Beauvoir vroeg in haar pleidooi voor een moraal van ambiguïteit: moet je proberen iemand op het punt van zelfmoord te beperken, indien nodig met geweld? Haar conclusie is positief, mits je dan ook de verantwoordelijkheid deelt voor wat er daarna gebeurt. Je mag de ander dan niet zomaar aan zichzelf overlaten. Negatieve macht om de ander te beperken zou gepaard moeten gaan met positieve macht om een nieuw perspectief te vinden (#fib, wil tot macht).
Kritische beschouwing
'Castor' (bever), zoals Simone de Beauvoir door haar vrienden
wordt genoemd, heeft haar leven in dienst van het schrijven gesteld en een veelomvattend en divers oeuvre nagelaten. Naast een aantal romans, de diepgaande studies Le deuxième sexe en La vieillesse, een toneelstuk, een aantal filosofische verhandelingen en een omvangrijk autobiografisch werk, schrijft zij ook talloze artikelen, onder andere voor Les temps modernes, het tijdschrift dat Sartre en zij na de Tweede Wereldoorlog oprichten.
In de hang naar cultuur en in de opbloei van het openbare leven na de oorlog, krijgt de existentialistische filosofie al gauw een grote bekendheid. Simone de Beauvoir heeft de cultus die zich rondom het existentialisme ontwikkelt altijd afgewezen, maar zich wel achter de filosofische principes geschaard van het existentialisme, zoals die door Sartre in L'être et le néant theoretisch zijn verwoord. Het principe van de menselijke vrijheid dat de opgave inhoudt om zelf de zin van zijn leven te bepalen, het te ontwerpen zonder voorgebaande paden te volgen, is in feite altijd al haar grondbeginsel geweest. Ook het individualisme van de existentialistische filosofie, waarin aan het individuele menselijke bestaan een absolute waarde wordt toegekend, is haar eigen, en zo is ook het thema van de relatie van het ik tot de Ander een problematiek in haar denken.
In haar eerste romans staat deze thematiek van de verhouding van het ik tot De Ander de Ander centraal. L'invitée, waarin een driehoeksverhouding wordt beschreven die Sartre, zijzelf en Olga K., een oud-leerlinge van de Beauvoir, gedurende een aantal jaren hebben onderhouden, opent met een uitspraak van Hegel: 'Elk bewustzijn is uit op de dood van het andere bewustzijn.' In L'invitée beschrijft de Beauvoir hoe de oudste vrouw in het trio, Françoise, zich bedreigd gaat voelen:
van een bewustzijn met een rondom zich gecentreerde wereld wordt zij ook in haar eigen waarneming meer en meer tot een object in de wereld van de anderen, Pierre en Xavière. Deze onverdraaglijke ervaring kan maar op één manier worden opgelost: Françoise vermoordt Xavière. Simone de Beauvoir is zelf het minst tevreden over het slot van deze roman.
Françoise moest in haar ogen echter een afdoende manier vinden om zichzelf terug te vinden en zich te vergewissen van haar bestaan: de misdaad zou haar voor altijd verzekeren van haar individuele bestaan. Tegelijk is die misdaad in het boek niet voldoende voorstelbaar geworden, en blijft deze een te abstracte oplossing. Simone de Beauvoir heeft L'invitée naar eigen zeggen met klamme handen geschreven, zo sterk was de thematiek van de zichzelf hervindende Françoise verweven met haar eigen leven. Judith Okely maakt in haar boek Simone de Beauvoir, A Re-Reading, aannemelijk dat de schrijfster zich ook heeft verplaatst in Xavière: de jonge Simone zelf die met Françoise (in werkelijkheid de naam van Simones moeder) concurreert om de liefde van Pierre = père. Dit maakt L'invitée eens te meer tot niet zomaar een existentialistische roman over de verhouding van het ik tot de Ander, maar tot een seksespecifieke existentialistische roman. Ook in Le sang des autres (1945) staat het thema van de verhouding tot de Ander centraal. Deze roman wordt in de naoorlogse jaren in Frankrijk zeer goed ontvangen als de eerste existentialistische roman over het verzet. De verzetsman Jean Blomart blikt terug op zijn beslissingen en komt tot de slotsom dat hij zijn verantwoordelijkheid voor de levens van anderen niet kan ontlopen: het enige dat men kan doen is de verantwoordelijkheid voor daden die ingrijpen in het bestaan van anderen op zich nemen.
il In Pour une morale de l'ambiguïté (1947) onderneemt de Beauvoir een poging om de individualistische uitgangspunten van het existentialisme te verzoenen met een moraal die ook rekening kan houden met het bestaan van de Ander. Dikwijls is opgemerkt dat de existentialistische filosofie haaks zou staan op de moraal en een nihilistische levenshouding zou behelzen. Simone de Beauvoir ziet het als een uitdaging om het tegendeel te bewijzen. Zij doet dit op dwingende wijze: alleen het existentialisme behelst een werkelijke moraal, omdat uitsluitend deze filosofie het kwaad een plaats geeft en aldus het morele handelen eerst mogelijk maakt. De authentiek zedelijke mens is de mens die omdat hij vrij is permanent keuzes moet maken. Hij moet de zin van zijn existentie veroveren, omdat de existentie 'dubbelzinnig' is, de zin ervan met andere woorden niet vastligt. Slechts een vrijheid die de menselijke vrijheid voor allen tot uitgangspunt heeft, is het waard geëerbiedigd te worden. De existentialistische moraal gebiedt dan ook die vrijheid te ontkennen die zelf de vrijheid ontkent en zal zich dus tegen iedere onderdrukking keren. Daarmee is het existentialisme wezenlijk een moraal, ja zelfs, in de slotwoorden van de Beauvoir, 'het enige heil (...) dat men de mensen voor kan houden'. Later wordt deze tekst door de Beauvoir zelf als te dwingend en te abstract bevonden. Tevreden is zij dan nog wel over het eerste deel, waarin op polemische wijze een aantal verschillende levenshoudingen (onder andere die van de nihilist, de serieuze mens, de avonturier, de estheet) worden behandeld, ten op
aichte waarvan de existentialistische levenshouding wordt geprofileerd. Kenmerkend voor de Beauvoir is de optimistische invulling van deze levenshouding: 'Het As aan de mens om te maken dat het van belang is een mens te zijn en hij alleen kan uitmaken of hij daarin geslaagd is of niet (Pour une morale de l'ambigué, blz. 22). Zelfs de dood is geen kwaad, omdat de mens slechts mens is in zoverre hij stertelijk is. In het een jaar eerder verschenen Tous les hommes sont mortels-wel de metafysische roman van het existentialisme genoemd heeft de Beauvoir het thema van de dood al uitgewerkt. Fosca, de hoofdpersoon, heeft een elixer gedronken om onsterfelijk te worden. Hiermee heeft hij zich onttrokken aan het menszijn. Zijn bestaan door de eeuwen heen wordt absurd en ondraaglijk, zijn daden worden zinloos: zonder de dood heeft het leven geen betekenis. De dood komt echter niet alleen in die zin naar voren, maar ook als de absurde eenzaamheid en scheiding. Daarmee is Tous les hommes sont mortels wellicht het meest 'dubbelzinnige werk van de Beauvoir in deze door haar later als moralistisch betitelde periode.
Van oktober 1946 tot juni 1940, onderbroken door een verblijf van vier maanden in Amerika en het schrijven van L'Amérique au jour le jour dat zes maanden in beslag neemt, werkt de Beauvoir aan wat haar meest controversiële en succesvolle werk zal worden: Le deuxième sexe-een lijvige studie in twee delen over de situatie van de vrouw. Ook in Le deuxième sexe heeft de Beauvoir de haar zo na aan het hart liggende existentialistische ideeën verwerkt. Het boek vormt een hartstochtelijke oproep aan vrouwen om de vrijheid van het existeren te aanvaarden en op zich te nemen. De traditionele situatie van de vrouw wordt beschreven als die van de Ander in de cultuur. De man heeft zich in de geschiedenis altijd de positie van het subject, van degene die handelt en beslist, weten te verschaffen. Hij heeft de vrouw in de positie van het object, datgene waarmee gehandeld wordt, geplaatst om zijn eigen subject-zijn veilig te stellen. Ieder bewustzijn streeft ernaar zijn soevereiniteit aan de Ander op te leggen, en de man is er de hele geschiedenis door in geslaagd dit ten aanzien van de vrouw te realiseren. Dat juist de vrouw tot de Ander is gemaakt, heeft volgens de Beauvoir te maken met de historisch grotere bepaaldheid van de vrouw door haar lichamelijkheid. Haar biologische kenmerken (met name het vermogen kinderen te krijgen) maken haar dienstbaarheid aan de soort groter dan die van de man. Is de vrouw biologisch voorbestemd het leven te herhalen, de man kan zichzelf verheffen boven het dier: hij kan de wereld modelleren en de toekomst smeden. Omdat de mensheid ook vragen stelt over het eigen zijn, dat wil zeggen de redenen om te leven belangrijker acht dan het leven zelf, kon de man, geconfronteerd met de vrouw, zichzelf opwerpen als meester' (De tweede sekse, blz. 91). Hij kan zich presenteren als de heerschappij van de geest over het leven, van de transcendentie over de immanentie. En zo is de vrouw ook tot het kwade bestempeld: tot datgene wat de orde verstoort, tot het passieve dat de activiteit belemmert, tot de verdeeldheid die de eenheid vernietigt. Maar, zo stelt de Beauvoir, de biologische kenmerken zijn geenszins in staat op zichzelf het lot van de vrouw te bepalen. Zij krijgen pas in sociaal en economisch verband hun betekenis. Lichamelijkheid kan met andere woorden nooit volstaan om de vrouw te definiëren. Het is de cultuur, en niet de natuur, die mangeboren, je
nen en vrouwen verschillend maakt oftewel: 'Je wordt niet als vrouw wordt vrouw gemaakt, zoals de gevleugelde zin luidt waarmee het tweede deel van Le deuxième sexe opent. De existentie van vrouwen moet niet langer onder geschikt worden gemaakt aan het leven. Vrouwen moeten worden erkend als subject, als bewustzijn en vrijheid. In Le deuxième sexe heeft de Beauvoir haar hoop voor de bevrijding van de vrouw nog op het socialisme gevestigd: met de bevrijding van de arbeid zal tegelijk de mythe van de vrouwelijkheid en de daarmee verstrengelde onderdrukking van de vrouw worden afgeschaft.
In het eerste deel, 'Feiten en mythen', wordt eerst een aantal theorieën over het lot van de vrouw, uit biologische, psychoanalytische en marxistische hoek, onderzocht en tegen het licht van de existentialistische benadering ontoereikend bevonden. Vervolgens schetst de Beauvoir in grote lijnen de onderdrukking van de vrouw door de geschiedenis heen en ten slotte worden de denkbeelden die mannen over de vrouw en de vrouwelijkheid hebben ontworpen als mythen ontkracht. In het tweede deel, 'Geleefde werkelijkheid', analyseert de Beauvoir de concrete situatie van de vrouw in de hedendaagse maatschappij en de mogelijkheden die de cultuur aan vrouwen heeft geboden en onthouden. Zij schetst het vrouw-zijn in de verschillende levensfasen, vanaf de vroegste jeugd tot aan de ouderdom, en een aantal rollen die de cultuur voor vrouwen in petto heeft, zoals de minnares, de prostituee, de onafhankelijke vrouw, de lesbienne en de mystieke vrouw. Het laatste hoofdstuk draagt de niets aan duidelijkheid te wensen overlatende titel 'Op weg naar de bevrijding'.
Le deuxième sexe is een onvergankelijk boek. En dit ondanks (of misschien wel dankzij?) het feit dat de Beauvoir van de vele interen intraculturele verschillen tussen vrouwen heeft afgezien om het gemeenschappelijke van de vrouwelijke existentie te beschrijven, én zich in grote stappen door de geschiedenis heen heeft bewogen. Een veelgehoorde kritiek vanuit het hedendaagse feminisme luidt dat zij ten onrechte aan haar analyses een universele geldigheid toekent, terwijl deze in feite vooral de ervaringen en culturele posities van vrouwen in het milieu van de Beauvoir zelf weergeven. Ook de algemene verwerping door de Beauvoir van het lichamelijke de immanentie ten gunste van het bewustzijn en de het lichaam transcenderende activiteiten, is door hedendaagse feministen gekritiseerd. Zo worden bij voorbeeld de Beauvoirs pleidooien vóór beroepsbezigheden voor vrouwen en tégen het zich wijden aan het moederschap door vrouwen, als een onterechte generalisering van haar eigen voorkeuren opgevat. Ten tijde van de tweede feministische golf (in de jaren zeventig) heeft de Beauvoir haar strategische conclusie herzien: teleurgesteld door de situatie van de vrouw in de socialistische landen beschouwt zij het feminisme als zelfstandige politieke beweging voortaan als een noodzakelijke voorwaarde om de bevrijding van de vrouw te bewerkstelligen, en zij heeft zich dan ook openlijk bij het feminisme aangesloten.
In Les mandarins (1954), haar meest beroemde, met de Prix Goncourt onderscheiden roman, heeft de Beauvoir het leven geschetst van de groep linkse intellectuelen in Parijs waar zij deel van uitmaakt. De vraag naar de zin van het schrijven staat in het boek centraal: naast H-bommen en de honger van de mensen zijn woorden volstrekt futiel, waarom zou men zich daar dan nog mee bezighouden? De hoofdpersonen Henri Perron, schrijver en eigenaar van een krant, en Robert Dubreuilh, eveneens schrijver en oprichter van een linkspolitieke bedie duidelijke overeenkomsten vertonen met respectievelijk Camus en Sartre worstelen met deze vraag en trachten op hun eigen manier hierop het antwoord te vinden, de laatste vooral in de vorm van een politiek engagement. Dubreuilhs vrouw Anne leidt ondanks haar werk als psychiater, bij gebrek aan eigen doeleinden en projecten, een 'relatief leven'. Zij kent echter ook een rechtstreekse en warme belangstelling voor mensen en dingen, die haar tot een fijngevoelig en inspirerend mens maken. Dit in tegenstelling tot de minnares van Henri, Paule, die alle trekken van de vrouw als 'secundair' wezen heeft meegekregen: haar eigen smaak en bezigheden uit naam van de liefde volledig heeft verloochend en wanneer Henri haar verlaat radeloos en op de rand van waanzin achterblijft. Ook een andere vrouw, Nadine, de dochter van Anne en Dubreuilh, wordt uitvoerig geportretteerd. Nadine, wier jeugdliefde een joodse jongen door de nazi's is vermoord, pijnigt zichzelf in haar agressieve afwijzing van toenadering en liefde. Naast de portretten van deze vrouwen vormt het conflict tussen de twee schrijvers de belangrijkste plot in het boek. Perron worstelt met een afweging tussen het schrijven en het zich inzetten voor de politiek. Het komt ten slotte tot een breuk tussen beide vrienden. Perron die, in ruil voor financiële steun, zijn krant ten dienste heeft gesteld aan de politieke groepering van Dubreuilh, voelt zich bedrogen wanneer blijkt dat dit tegen de afspraak redactionele consequenties heeft. Zijn beslissing om informatie over de kampen in de Sovjet-Unie te publiceren, druist in tegen de wens van Dubreuilh, die zijn hoop heeft gevestigd op een coalitie van zijn beweging met de communistische partij. Een reis naar Amerika van Anne mondt uit in een hartstochtelijke relatie met Lewis Brogan, een schrijver die op den duur niet kan instemmen met de afspraak die Anne hem voorstelt, aangezien zij Dubreuilh en haar leven in Parijs niet wil opgeven: een relatie voor enkele maanden per jaar. Wanneer Brogan de relatie verbreekt, overweegt Anne, geconfronteerd met de leegte en de afschrikwekkende toekomstloosheid van haar bestaan, zelfmoord te plegen. Zij ziet hiervan af vanwege het lijden dat zij de anderen hiermee aandoet, waarmee zij haar verantwoordelijkheid voor het bestaan van de anderen aanvaardt. voor 19 doc De Beauvoir zegt later het niet te betreuren dan geen enkele vrouw in Les mandarins op hetzelfde plan van beroepsen politieke bezigheden als Perron en Dubreuilh functioneert. Niet de creatie van een feministische heldin, maar te beschrijven hoe vrouwen meestal zijn, heeft haar belangstelling. al non ob as yel
In deze roman heeft de Beauvoir in het verlengde van de existentialistische moraal het principe ten uitvoer gebracht dat juist de dubbelzinnigheid van waarheden in het licht moet worden geplaatst, en dat deze juist in hun gespletenheid en tegenstrijdigheid moeten worden getoond. Ook in de latere romans La femme rompue (1968) en Les belles images (1966), die zij beschouwt als haar beste literaire werk, wil de Beauvoir geen expliciete boodschap uitdragen, maar juist de tekst voor zichzelf laten spreken. Alleen op die manier wordt de ambiguïteit het bestaan werkelijk recht gedaan. Les mandarins vormt wat dit betreft een hoogtepunt. De lezer wordt uitgedaagd tot eigen positiebepaling door de wijze waarop verschillende visies op de behandelde thematiek ieder in hun eigen waarhet pode worden gepresenteerd. De vraag naar de noodzaak en de waarde van litiek engagement voor intellectuelen staat in later werk van de Beauvoir nooit meer als zodanig centraal. De Beauvoir beoefent het politiek engagement op haar eigen wijze, niet zozeer door deel te nemen aan politieke vergaderingen, acties en manifestaties, maar vooral door te schrijven. Zo schrijft zij onder andere La longue marche (1957), naar aanleiding van haar reis door China, en het voorwoord bij Djamila Boupacha (1961), een verslag van het proces van een Algerijns meisje tegen haar Franse folteraars. Ook schrijft ze artikelen en geeft ze interviews over de situatie van de vrouw. Zwaartepunt van de Beauvoir blijft echter het terrein van de ethiek: het beïnvloeden van het denken en de levensverhoudingen van mensen is voor haar de invulling van haar politiek engagement. Vanaf 1958 doet zij – steeds met een tussenpauze van een paar jaren een viertal memoires verschijnen, die een uitgebreide documentatie vormen van haar leven. Bij het verschijnen van deze werken, die naast Le deuxième sexe wellicht toch als het belangrijkste oeuvre van de Beauvoir de geschiedenis zullen ingaan, is het succes ervan al overduidelijk gezien de enorme oplagecijfers. Een apart boekje: Une mort très douce (1964), behelst het verslag van de dood van haar moeder. In La vieillesse (1970), een uitgebreide studie over de ouderdom, probeert de Beauvoir greep te krijgen op de nieuwe levensfase die de hare is geworden. Evenals Le deuxième sexe bestaat La vieillesse uit twee delen: een eerste deel 'De ouderdom gezien van buitenaf geheten, waarin de Beauvoir nagaat wat de biologie, de antropologie, de geschiedenis van de moderne sociologie ons leren over de ouderdom, en een tweede deel 'van binnenuit', waarvan de titel luidt 'Het zijn in de wereld'. Daarin beschrijft zij hoe de bejaarde mens de verhouding tot zijn lichaam, tot de tijd en tot anderen, innerlijk beleeft.
Centrale stelling van het boek is dat oude mensen, behoudens een kleine bovenlaag van rijken of intellectuelen, in de moderne westerse maatschappijen als paria's worden behandeld. De Beauvoir wijst hiervoor de op winst gebaseerde economie aan als hoofdschuldige: 'menselijk materiaal is alleen interessant in zoverre het profijt oplevert. Daarna wordt het weggegooid. De eis dat mensen ook in hun laatste levensjaren een menswaardig bestaan moeten kunnen leiden, houdt dan ook de noodzaak in van een totale maatschappijhervorming, aldus de Beauvoir.
In La cérémonie des adieux (1981) ten slotte doet zij op openhartige wijze verslag van de tien laatste levensjaren van de fysiek aftakelende Sartre. Een boek dat bij verschijnen een schandaal veroorzaakt, maar waarmee de Beauvoir haar principe om de feiten van het leven onder ogen te zien tot het laatst toe heeft uitgedragen. Postuum worden nog uitgegeven Lettres à Sartre (1990) en Journal de guerre (1990). Ook deze teksten veroorzaken een schandaal, omdat zij onthullen dat de Beauvoir in de periode 1939-41 een aantal liefdesrelaties heeft gehad naast haar relatie met Sartre.
De waardering van Simone de Beauvoir door haar tijdgenoten is nogal uiteenlopend. Haar werk is veelal in de schaduw van dat van Sartre gesteld en men beschouwt haar maar al te vaak als leerlinge van Sartre. Zij heeft hier zelf niet weibijgedragen. Verschillende malen heeft zij benadrukt dat hij de filosoof, zij de schrijfster was. Dat het historisch wel eens andersom zou kunnen gaan uitpakken, gezien het enorme belang van Le deuxième sexe als het eerste omvattende theoretische werk over de verhouding van de seksen, is iets dan noch de Beauvoir noch haar tijdgenoten zouden hebben bevroed. Bij het verschijnen doet Le deuxième sexe een storm van verontwaardiging ontstaan. De Beauvoir wordt uitgemaakt voor onfatsoenlijk, gefrustreerd, seksmaniak, nymfomane, enzovoort, en het boek wordt door Rome op de index geplaatst. Tegelijk bestaat er bij haar tijdgenoten ook het beeld van Simone de Beauvoir als strenge fantasieen humorloze schooljuffrouw. Trut en vamp: de Beauvoir heeft zelf de mechanismen blootgelegd van deze culturele stereotyperingen van de vrouw. T
Vanaf het begin van de tweede feministische golf is de Beauvoir beschouwd als een van haar pioniers. Le deuxième sexe heeft de status gekregen van de klassieker van het feminisme en het leven van de Beauvoir functioneert als voorbeeld voor het leiden van een zelfstandig bestaan als vrouw. Gering is echter de belangstelling voor haar filosofische ideeën in andere kringen en te weinig wordt nog de eigenheid van haar theoretische positie onderkend, een eigenheid die zich wellicht het best laat omschrijven als een verstrengeling van filosofie en leven: een filosoferen over het leven en het leven van een filosofe (door K. Vintges).
Primaire bibliografie
- 1801,20022000
- L'invitée (roman), Parijs, Gallimard, 1943. (Nederlandse vertaling: Uitgenodigd,
- Bussum, Agathon, 1981.)
- in blavalia
- ige opbis
- Pyrrhus et Cinéas (essay), Parijs, Gallimard, 1944.
- Le sang des autres (roman), Parijs, Gallimard, 1945. (Nederlandse vertaling:
- De anderen, Bussum, Agathon, 1972.)
- Les bouches inutiles (toneelstuk), 1945.
- w
- Tous les hommes sont mortels (roman), Parijs, Gallimard, 1946.
- (Nederlandse vertaling: Alle mensen zijn sterfelijk, Bussum, Agathon, 1982.) Pour une mortale de l'ambiguïté (essay), Parijs, Gallimard, 1947. (Nederlandse de vertaling: Een moraal der dubbelzinnigheid, Utrecht, Bijleveld, 1966.) L'existentialisme et la sagesse des nations (drie essays), Parijs, Nagel, 1948.
- (Nederlandse vertaling: Oog om oog, Tricht, Goossens, 1989.) L'Amérique au jour le jour (essay), Parijs, Morihien, 1948.
- Le deuxième sexe 2 dln. (essay) Parijs, Gallimard, 1949. (Nederlandse vertaling: De tweede sekse, deel 1 1965, deel 2 1968, Utrecht, Bijleveld.). Faut-il brûler Sade? (essay), Parijs, Gallimard, 1952. (Nederlandse vertaling:
- Marquis de Sade, Amsterdam, Van Ditmar, 1963.) izan al sitool Les mandarins (roman), Parijs, Gallimard, 1954. (Nederlandse vertaling: den De mandarijnen, Weesp, Agathon, 1983.)
Actualiteit (2022.
Wie is er bang voor Simone de Beauvoir?
‘De heilige Simone’, is de titel van het derde hoofdstuk van de filosofische studie Wie is er bang voor Simone de Beauvoir? van Ruud Welten. Een voor mij zeer herkenbare zin. In de jaren zestig en zeventig vervulde De Beauvoir, uiteraard samen met haar partner Jean-Paul Sartre, voor mij en veel leeftijdgenoten een voorbeeldfunctie. Van dat hoge voetstuk viel ze af naarmate er meer bekend werd over haar leven en liefdes en duidelijk werd dat ze de lezers van met name haar memoires flink voor het lapje had gehouden. Van de door haar beloofde transparantie bleek geen sprake te zijn.
Centraal in Weltens boek staat een herlezing van haar baanbrekende studie De tweede sekse, volgens hem nog even relevant als toen die in 1949 verscheen. Uitgebreid zingt hij de lof van de manier waarop De Beauvoir de mythe van vrouwelijkheid in onze westerse, kapitalistische maatschappij ontmaskert. Het gaat niet, zoals velen denken, om de concrete onderdrukking van vrouwen, maar om het gegeven dat ‘het gehele westerse raamwerk waarin de mens zich als geslaagd mens begrijpt, masculien is’. En omdat dit hele culturele raamwerk volgens Welten in zeventig jaar geen spat is veranderd, zijn de analyses van De Beauvoir vandaag de dag relevanter dan ooit.
Naast deze hernieuwde heiligverklaring bevat het boek impliciet felle kritiek op De Beauvoirs werk en leven. Veel van haar concrete analyses zijn volgens Welten oppervlakkig en onjuist; haar bronnen getuigen van vooringenomenheid, in de liefde stelde ze zich totaal afhankelijk op van mannen en de selectie van haar materiaal is eenzijdig. De vrouwelijke stemmen die De Beauvoir uit haar literatuurverzamelng citeert, komen vooral van afhankelijke slachtoffers. Waarom geen sterke vrouwen die kunnen inspireren, zoals Mary Wollstonecraft en Olympe de Gouges? De eerste schreef een klassiek boek over vrouwenrechten, de laatste plaatste in de Franse Revolutie ‘de rechten van de vrouw’ naast de mensenrechten (wat haar overigens wel op het schavot bracht).
Het leven beschouwen van een denker als Simone de Beauvoir (1908-1986) betekent onvermijdelijk een stevige confrontatie met wie je zelf bent, met wie je zelf bent geworden. De Beauvoir zag de filosofie niet als iets verhevens, eerder als een vanzelfsprekend aspect van het leven: ‘Elke levensstap’, schreef ze, ‘is een filosofische keuze.’ Haar leven lezen, zoals wij nu kunnen met de nieuwe biografie van Kate Kirkpatrick, heeft daarom de werking van een nietsontziende spiegel die de lezer de grote en kleine levensvragen voorhoudt. Hoe had ik in die situatie gehandeld? Welke partij, welk standpunt had ik gekozen? Had ik de discrepantie tussen klare ideeën en de (onvermijdelijk minder florissante) uitwerking ervan in het echte leven anders, beter opgelost? Totale eerlijkheid, vrijheid en authenticiteit zijn lichtende idealen waarvoor enorme moed nodig is om er steeds weer naar te reiken, maar wat verlangen wij in dit opzicht van de ander, en waartoe zijn wij zelf eigenlijk in staat?
Gedurende haar leven en ook daarna, tot nu toe, zijn persoonlijkheid en werk van De Beauvoir omgeven door jubel en hoon, ze zijn bewierookt en besmeurd. De nuance in de waardering is meestal ver te zoeken, mythevorming speelt daarbij een belangrijke rol. De contemporaine commentaren, zo laat deze biografie telkens opnieuw zien, zijn vaak ronduit kwaadaardig, of maken haar omgekeerd tot een soort heilige. Wat in de analyses achteraf vaak ontbreekt, is historisch besef, de historische beleving van het moment en de omstandigheden waarin De Beauvoir tot haar afwegingen en keuzes kwam.
‘Niemand wordt zichzelf alleen’, schreef De Beauvoir. Dit impliceert dat wij anderen nodig hebben om te groeien, te veranderen, aspecten in ons te ontwikkelen die ons inzicht geven en leren beter te leven. Het is niet verwonderlijk dat zoveel mensen zich nog altijd aangesproken weten door De Beauvoir. De vrouwen in Algerije die momenteel strijden voor hun rechten, tegen het geweld van mannen, verwijzen naar haar. Zo ook degenen die in de Verenigde Staten opnieuw het gevecht voor het recht op vrije abortus voeren, zoals destijds in 1971 onder leiding van De Beauvoir in Frankrijk. In de tekening van anderen naast en rond De Beauvoir valt er wel iets aan te merken op deze biografie; veel persoonlijkheid bezitten de meeste figuren niet. Helder overeind staat echter de gestalte van De Beauvoir. En wat absoluut bijblijft, is haar persoonlijke moed die inspireert de dingen onder ogen te zien.
- Ruud Welten: Wie is er bang voor Simone de Beauvoir?
- Kate Kirkpatrick: Simone de Beauvoir – Een leven. Uit het Engels vertaald door Karl van Klaveren, Indra Nathoe en Michel Meynen.
(Bron: Simone de Beauvoir is nog altijd relevant, laten deze twee recente boeken zien. maart 2022, Silvia Celiberti, https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/simone-de-beauvoir-is-nog-altijd-relevant-laten-deze-twee-recente-boeken-zien~b7421d0f/)
-- Foto:
https://worldday.de/simone-de-beauvoir/
Reacties