De Denkers - Merleau-Ponty
Sleutelbegrippen: Gedrag als Stijl van filosoferen, Verwantschappen, De perceptie, Taal als lijf van ons denken , Mens-zijn als zichzelf overstijgende beweging , Impasse, zelfkritiek en vernieuwing...
- Sommige postmoderne schrijvers (Merleau-Ponty, Levinas) zijn huiverig om te kijken, te zien, omdat dat dingen in hokjes van vooraf vastgestelde categorieën plaatst, ze van hun vlucht berooft en het onzichtbare in het ding, zijn achtergronden en wat achter de horizon ligt, negeert. Dit is de blik van Medusa, die de ander in steen verandert. Toch kunnen die schrijvers het zien niet afwijzen, omdat Levinas bijvoorbeeld het kijken naar het ‘gezicht’ van de ander heiligt, die schreeuwt om erkenning van zijn/haar alteriteit en onvoorwaardelijke zorg en toewijding verdient. Er moet dus een ander soort zien zijn. In het Frans betekent het woord ‘regarder’ niet alleen kijken, maar ook iemand respecteren, en dat kan ook in het Engels. Deze andere manier van kijken gaat vooraf aan rede, logica, kennis en identiteit, is visceraal. Levinas spreekt van een ‘spoor’. Van wat? (FiB, Kijken en aanzien)
Kritische beschouwing
Er is een nauwe samenhang tussen Merleau-Ponty's stijl van schrijven en zijn denkwijze. Over deze laatste zegt hij het volgende: 'Het valt niet te betwisten dat de filosofie mank gaat. Zij huist in de geschiedenis en in het leven, maar zou zich willen nestelen in hun centrum, daar waar zij aan het ontstaan zijn, waar zin aan het worden is. Zij verveelt zich in het geconstitueerde. Zij moge uitdrukking zijn, toch wordt zij alleen maar zichzelf als zij weigert om met het uitgedrukte te vallen als zij daarvan afstand neemt om de zin ervan te ontwaren. Welnu, deze denkspanning komt duidelijk naar voren in Merleau-Ponty's schrijven, waarin re gelmatig 'c'est-à-dire-zinnen' voorkomen, dat wil zeggen-zinnen, waarin het aanvankelijk gezegde meteen weer op iets andere wijze wordt hernomen, zinnen waarin de uitdrukking ter plaatse wordt bijgesteld. De lezer bemerkt dat hij bij deze schrijver niet mag hopen op een definitieve uitdrukking. Hier wordt wel indringend geschreven, met grote expressieve kracht, maar er is geen schrijver aan het woord die ooit een basisbegrip vastlegt in een definitieve formule. Tevergeeefs zoekt men in Phénoménologie de la perception naar de definitie van het beschreven verschijnsel.
Het ligt, gezien het voorafgaande, voor de hand dat wij deze wijsgeer niet kundat er duidelijnen onderbrengen in een wijsgerige school. Dit neemt niet ke invloeden en verwantschappen zijn. Telo Vooreerst is hij in de ban van Descartes. Niet in die zin dat hij cartesiaan is, integendeel. Descartes heeft een zienswijze gepresenteerd waarmee Merleau-Ponty tot zijn dood is blijven worstelen. Descartes gaat uit van het zogenaamde 'cogito ergo sum' oftewel 'ik denk dus ik ben'. Merleau-Ponty twijfelt over dit uitgangspunt, maar maakt zich toch moeilijk los van Descartes. Hij blijft zich bezighouden met hem en met de cartesiaans-kantiaanse traditie, bij voorbeeld met de Franse neokantianen Alain en Lagneau.
Met Sartre staat Merleau-Ponty in de fenomenologische en existentialistische traditie. Beiden hebben kennisgenomen van Husserls fenomenologie en van Heideggers Sein und Zeit. Merleau-Ponty heeft in het Leuvense Husserl-archief onuitgegeven teksten bestudeerd. Hij maakt er kennis met de toenmalige directeur H. van Breda en met A. de Waelhens. Hij leert ook Buytendijk kennen, die met enige regelmaat gastcolleges geeft te Leuven. Zodoende gaat Merleau-Ponty's wijsbegeerte ook invloed uitoefenen op de fenomenologische school van Utrecht.
Merleau-Ponty had moeilijk mederedacteur van Les temps modernes kunnen zijn indien Marx voor hem een vreemde was gebleven. Hij bewondert hem en voelde zich in menig opzicht met hem verwant. Hij heeft zich echter nooit aangesloten bij de communistische partij, omdat hij daarin te veel verstarring gewaar werd. Vaak verdedigt hij Marx tegen de marxisten. Nog in de allerlaatste tekst die wij van hem hebben, een aantekening kort voor zijn dood, schrijft hij dat hij een geschiedenisvisie hoopt te ontwikkelen die nauw zal aansluiten bij Marx (Le visible et l'invisible, blz. 328).
Hij heeft ook intensief kennisgenomen van empirische menswetenschappen; van 1949 tot 1952 zijn psychologie en paedagogiek opgenomen in zijn leeropdracht aan de Sorbonne. In de voetnoten van Phénoménologie de la perception komt naar voren hoezeer hij geïnteresseerd is in de gestaltpsychologie.
In het bijzonder moet Sartre genoemd worden, met wie hij gedurende enige tijd heeft samengewerkt, maar van wie hij zich algauw ook heeft gedistantieerd. Hij kan diens volstrekte vrijheidsbegrip niet aanvaarden en is in het algemeen afkerig van zijn 'maudite lucidité' ('vervloekte helderheid'). Hij voelt zich veraf staan van Sartre wanneer deze zich vastbijt in zogenaamd heldere begrippen en het 'licht' daarvan met bijna onweerstaanbare denkkracht doorvoert. Maar ondanks deze grote afstand blijft hij zich intensief bezighouden met Sartre; diens naam komt steeds voor, tot in de laatste aantekeningen. Een deel van het boek dat hij aan het schrijven is als de dood hem overvalt, had de tegenvoeter moeten worden van Sartres geschrift Qu'est-ce que la littérature?
Merleau-Ponty's eerste boek heeft als titel La structure du comportement (1942). Hierin richt hij zijn aandacht op het gedrag van dieren en mensen. Hij keert zich in zijn betoog tegen de in strikt causalistische zin begrepen reflexleer die gewoonlijk als behaviorisme wordt aangeduid. Volgens deze leer is de gedraging een antwoord, teweeggebracht door een prikkel. Daarbij is deze prikkel oorzaak, het antwoord gevolg. Het gevolg wordt volkomen bepaald door de oorzaak. Het antwoord draagt ook wel de naam 'reflex'. Omdat dit eenvoudige model geen recht doet aan alle waargenomen feiten, is men ook gaan spreken van de geconditioneerde reflex: de hond van Pavlov reageert met gedragingen die wijzen op eetbehoefte, niet alleen wanneer hij voedsel ruikt en ziet, maar ook wanneer hij een belletje hoort dat de komst van het voedsel aankondigt. Merleau-Ponty betoogt dat dit verklaringsmodel, hoezeer ook verrijkt met aanvullende constructies, onvoldoende is, en wel omdat de gedraging meer blijkt te zijn dan effect. Het organisme dat de werking van een prikkel ondergaat, blijkt die invloed te verwerken op een wijze die is aangepast aan zijn behoeften en situatie; deze verwerking blijkt doelmatig. Daarom zijn wijsgeren (en wetenschappers) gaan denken aan een andersoortige, interne oorzaak die de verwerking zou organiseren en richten op het doel, een zogenaamd vitaal beginsel, de ziel.
Hier komt nog iets anders bij. Het organisme ondergaat niet alleen prikkels die toevalligerwijze erop afkomen, maar zoekt er ook naar; dit zoeken wordt niet van buitenaf uitgelokt, maar ontstaat van binnenuit. De causalistische verklaring vanuit de prikkel laat dus verstek gaan.
De feiten dwingen ons ertoe, aldus Merleau-Ponty, het levende organisme te zien als een actieve structuur. Treedt een al dan niet gezochte prikkel in werking, dan treden de op die prikkel afgestemde delen van het organisme in onderling samenspel in werking, teneinde de prikkel te verwerken op een wijze die in het belang is van het organisme. Het woord structuur blijkt dan op drie manieren van toepassing; vooreerst is het gedrag, de actieve prikkelverwerking, een structuur; in de tweede plaats is het verwerkende organisme een structuur; in de derde plaats vormen organisme en omgeving tezamen een structuur die gewoonlijk als milieu wordt aangeduid. De lezer begrijpt waarom Merleau-Ponty zich verwant voelt met de gestaltpsychologie.
Merleau-Ponty's conclusies over menselijk gedrag lijken nog steeds geldig. Wel beschikken wij nu over veel meer materiaal dan Merleau-Ponty rond 1940 tot zijn beschikking had.
Ons nieuwe materiaal wijst echter niet in een andere richting. Merleau-Ponty is vooral bekend, en als baanbrekend wijsgeer erkend, door zijn Phénoménologie de la perception (1945); het ligt voor de hand dat wij daaraan enige aandacht wijden. Wij spreken daarbij bewust over 'perceptie' omdat 'waarneming' een meer activistische bijklank heeft. 'Waarneming' doet denken aan bewust gerichte aandacht. Mensen worden wel aangesteld als waarnemers en het woord waarneming laat zich heel gemakkelijk associeren met wetenschappelijk. Dit soort associaties passen niet bij 'perceptie'. Van een gestoord mens kunnen wij zeggen dat vele van zijn 'waarnemingen' gekleurd worden door een latente 'perceptie' die met een trauma samenhangt.
Het zou verkeerd zijn te denken dat de perceptie voor Merleau-Ponty vertrek- en steunpunt is van wijsgerige denken, zoals het 'cogito' voor Descartes. In die betekenis bestaat er voor Merleau-Ponty geen vertreken steunpunt. De perceptie moge ons gehele intentionele leven beïnvloeden, zij moge zelfs worden aangeduid als basis, zij wordt ook zelf weer van vele kanten beïnvloed, namelijk door aangeleerde associaties, door het geheugen, door de taal met al zijn vanzelfsprekendheden, door affecten en emoties, door het praktische leven, door de sociale omgeving. De perceptie is allerminst een simpel basisgegeven dat altijd aan zichzelf gelijk zou blijven; zij heeft een gecompliceerde en dynamische structuur.
De perceptie gaat volgens Merleau-Ponty vooraf aan alle vormen van reflectie, aan begripsvorming en zij blijft, onder de reflectie, aanwezig als haar dragende grond. De perceptie heeft haar eigen zin en waarheid; deze kunnen door de rationele reflectie wel worden geëxpliciteerd, maar komen door haar niet tot stand.
De perceptie wordt, aldus Merleau-Ponty, gekenmerkt door de figuur-veldstructuur waarover de gestaltpsychologie spreekt. Er is slechts perceptie wanneer vanuit een veld iets als figuur naar voren komt. De figuur wordt gepercipieerd, het veld wordt medegepercipieerd. Het spreekt vanzelf dat vanuit eenzelfde veld verschillende figuren kunnen oprijzen. Vaak is ons veld beperkt en lokaal; ik kijk naar een bloemstuk dat in de kamer staat. Maar het lokale veld maakt deel uit van een groter veld, en alle velden behoren tot één uiteindelijk veld dat wij 'wereld' noemen. Die wereld blijkt weer op verschillende manieren tot veld te worden; zij wordt ons openbaar als visueel, sonoor, tactiel veld, als veld ook van geuren en smaken. De éne wereld, veld van alle velden, is gegeven als medegegeven in alle gegevens. Die wereld is geen denkconstructie, geen rationele synthese. Zij is ons even nabij als wij nabij zijn aan onszelf, want wanneer wij onze eigen aanwezigheid gewaarworden, ervaren wij ons als aanwezig in de wereld. Zelfs in onze dromen ontkomen wij niet aan de wereld, ook al vinden wij onszelf dan op een bijzondere manier aanwezig, bij voorbeeld als lijf zonder gewicht (Le visible et l'invisible, blz. 316).
Perceptie houdt in dat vanuit het veld dat wereld heet, iets als figuur naar voren treedt. Datgene wat naar voren treedt, mogen wij aanduiden als 'zin', visuele, sonore, tactiele zin, zin voor neus of tong, rationele, affectieve, emotionele, esthetische zin; het woord 'zin' heeft talloze betekenissen. Merleau-Ponty stelt dat zin' altijd twee kanten heeft: zin voor ons én zin door ons. Er bestaat immers geen zin voor het stuk hout dat een speelbal is van de golven. Door de wijzen waarop wij intentioneel openstaan, bepalen wij op welke manieren de wereld voor ons tot zin kan worden. Wij zijn dus altijd zingevend en zinnemend, en deze beide zijn met elkaar verstrengeld.
Wij treffen in onszelf vele vormen van zingeving/zinneming aan, waarvan enerzijds duidelijk is dat zij actief ontstaan vanuit onszelf, waarvan anderzijds ook duidelijk is dat zij niet ontstaan op bewuste en gewilde wijze. Merleau-Ponty geeft vele voorbeelden waarvan ik slechts enkele noem. Dingen zijn voor ons dichtbij of ver weg, hoog of laag; staan wij op het dak van een hoog gebouw en kijken wij recht naar beneden, dan kijken wij in de diepte en voor velen is die diepte beangstigend. De zin daarvan bestaat voor, maar ook door ons: deze blijkt immers onverbrekelijk samen te hangen met de beleving van ons lijf. Een ander voorbeeld: de vele vormen van seksuele betekenis verschillen voor kind en volwassene, voor man en vrouw, voor homofiel en heterofiel. Verdere voorbeelden liggen voor het grijpen: geuren, smaken en andere zintuiglijke eigenschappen die wij in de dingen waarnemen, ontstaan door ons, maar niet op bewuste en gewilde wijze.
De conclusie is duidelijk: reeds op voorbewust niveau zijn wij zingevende existentie. Er zijn immers vormen van zin die wel door ons bestaan, maar niet door ons als bewuste en vrije personen. Vandaar dat Merleau-Ponty spreekt van 'lijf-subject' en van 'ik-lijf. Mijn lijf, aldus Merleau-Ponty, weet veel over de wereld waarvan ik, als reflecterend denker, geen weet heb.
In dit verband wijst Merleau-Ponty ook op gewoontevorming. Mensen leren fietsen, zwemmen, een muziekinstrument bespelen. In zulke gevallen leren wij iets doen. Maar in werkelijkheid kunnen wij het slechts doen omdat ons lijf zich de bewegingen heeft eigen gemaakt. Het ritme van de schoolslag is voor ons dan zozeer een lijfelijke vanzelfsprekendheid geworden, dat wij zonder nadenken de slag uitvoeren; zolang we nog bewust moeten denken, kunnen we het eigenlijk nog niet. Wanneer wij zeggen: 'ik kan...' betekent deze uitdrukking heel vaak dat mijn lijf, eenmaal door mij in werking gesteld, kan handelen.
En daarbij past mijn lijf zich, soms in zeer snel tempo, aan zich wijzigende omstandigheden aan, zonder dat ik kan zeggen hoe dit gebeurt.
Merleau-Ponty spreekt over het lijf-subject als zingevende existentie. Wij moeten drie dimensies van zingeving onderscheiden:
- Er zijn dimensies van zingeving die zich overwegend op bewust vlak voltrekken.
- Er zijn ook dimensies van zingeving waarbij de persoon wel een initiatief neemt, waarbij echter het eenmaal in werking gestelde lijf zijn gang gaat volgens een actiepatroon dat niet vanuit het bewustzijn ontstaat.
- Er zijn ook dimensies van zingeving waarbij zowel initiatief als actiepatroon van het lijf komen. Is er een infectie, dan 'antwoordt' mijn lijf; pas wanneer het antwoord in volle ontwikkeling is, word ik symptomen gewaar waardoor ik merk dat er iets aan de gang is.
Wat betekenen termen als existentie, subject, ontwerp, handeling wanneer ze op lijf-niveau worden gebruikt? Gewend als we zijn aan bewust handelen, weten we het niet. Hier wordt een weg gebaand zonder bewustzijn als wegbouwer en wegwijzer. Enerzijds is dit een heel gewoon deel van ons leven, anderzijds is het erg vreemd voor onze reflectie. Ook Merleau-Ponty heeft moeilijkheden ondervonden met zijn eigen ontdekking, zoals wij verderop zullen zien.
Vanuit zijn lijf-filosofie heeft Merleau-Ponty zich regelmatig beziggehouden met taal. In Phénoménologie de la perception wijdt hij hieraan een apart hoofdstuk en tot aan het einde van zijn leven komt hij regelmatig erop terug. Dat het voor hem geenszins bijkomstig is, blijkt uit de volgende passage in Éloge de la philosophie: 'De tekentheorie zoals die wordt uitgewerkt in de linguïstiek, houdt wellicht een theorie van de historische zin in welke een einde maakt aan het alternatief van ding en bewustzijn' (p. 74). Hier komt taalfilosofie in de kern van Merleau-Ponty's wijsbegeerte te staan. Het dualisme van ding en bewustzijn, lijf en geest, is datgene waartegen hij zich, in alle fasen van zijn wijsgerig leven, afzet. De 'sens historique', dat wil zeggen de in de geschiedenis wordende zin, is hét object van zijn filosoferen. Welnu, hij ontwaart in de wordende tekenleer een zintheorie die het dualisme te boven komt.
Merleau-Ponty verwijt Descartes dat deze vertrekt vanuit een woordloos 'cogito' en dus geen oog heeft voor de aanwezigheid van taal in die basis van zijn filosoferen. Wij nemen echter waar dat ons denken nooit ontdaan is van een materieel steunpunt. De timmerman denkt aan de hand van instrumenten en materiaal, de schaker aan de hand van bord en stukken. Ons denken moge verschillende steunpunten hebben, het meest gewone is het woord. Merleau-Ponty stelt dat ons denken niet van zijn materiële steunpunten kan worden gescheiden.
Zijn argumenten zijn de volgende. Wij blijken woorden nodig te hebben. Het overkomt ons wel dat een belangrijke gedachte ons is ingevallen, dat wij echter de sleutelwoorden ervan vergeten; dan is de gedachte verdwenen. Schieten die woorden ons weer te binnen, dan staat ons ineens de gedachte weer voor ogen. In de tweede plaats blijkt het bijbelse gegeven dat Gods woord effectief is, dat wil zeggen de zaak oproept, aanwezig te zijn in de gehele mythologie. Dit is ook aanwezig in de angst om gevreesde zaken bij hun naam te noemen. In de derde plaats blijkt dat wij een ons vreemde gedachte leren kennen dankzij gesprek en dankzij lezing van een boek, dus door middel van taal; dit, is echter slechts mogelijk doordat die vreemde gedachte in die taal aanwezig is; wij kunnen er niet uit halen wat er niet in zit. Ten slotte, niemand denkt eraan de zin van muziek te scheiden van de klanken, de zin van een schilderij van lijn en kleur, de zin van de dans van de bewegingen van het lichaam; waarom zouden wij dan woord en gedachte wel van elkaar scheiden? Taal is geenszins een externe, naderhand bijkomende uitdrukking van de gedachte; taal is haar lijf; denken en spreken zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Bijgevolg is de gedachte geworteld in de wereld, in de geschiedenis, in het sociale veld. Het zou verkeerd zijn dit uitsluitend op te vatten als beperking van de gedachte. Natuurlijk is er van beperking wel sprake: de gedachte kan de mogelijkheden van haar lijf niet te buiten gaan. Maar taal is daarnaast ook realisatie van de gedachte. De marxistische en freudiaanse inzichten konden slechts ontstaan dankzij de vorming van freudiaanse en marxistische terminologieen omgekeerd, want gedachte en inkleding in woorden ontstaan tezamen en in wisselwerking met elkaar.
Bij taal denkt Merleau-Ponty dus in twee richtingen, vooreerst aan taal als beschikbaar uitdrukkingssysteem en als gangbaar geworden spreken, ten tweede aan de zich uitdrukkende mens als oorsprong van het eerstgenoemde.
We beginnen bij het eerste. De Franse taal bestaat uit klankenselectie, als geheel van regels volgens welke klanken gecombineerd worden, als schat van woorden die in vele verbanden betekenis kunnen krijgen, als wijze van zinsopbouw enzovoort. In de linguistische traditie die onder meer steunt op De Saussure, heet taal in die zin 'langue'. Deze is een beschikbaar onderdeel van de cultuur. Maar er is meer in deze lijn. In elke gemeenschap is er ook gangbaar spreken over thema's die ter sprake plegen te komen. Wij kunnen nagaan hoe in Frankrijk gesproken wordt over democratie, over defensie, over voedsel, over buitenlandse arbeiders. Er is veel dat vaststaat zowel in 'langue' als in de wijze waarop 'langue' gewoonlijk gebruikt wordt.
Maar van al dit vaststaande is de mens oorsprong. En die mens als oorsprong kan ook het vaststaande wijzigen. Hoe vast 'langue' ook staat, deze is toch in ontwikkeling. En het zogenaamd gangbare spreken ontwikkelt zich nog sneller dan de langue'. Ziedaar de mens als 'parole', als oorsprong. Hij is oorsprong én van 'langue' én van het gangbare spreken dat soms door Merleau-Ponty wordt aangeduid als 'parole parlée' (gesproken woord). Om verwarring te voorkomen noemt hij dan het 'parole' als oorsprong 'parole parlante' (het sprekende woord). Gebruikt hij 'parole' zonder toevoeging, dan gaat het altijd over het spreken als brow tarwed oorsprong, dus over 'parole parlante'.
Als een rode draad loopt door Merleau-Ponty's geschriften de erkenning van het primaat van 'parole (parlante)'. Dit komt naar voren in de volgende, moeilijk te vertalen zin: 'La parole est l'excès de notre existence sur l'être naturel' (vrij vertaald: Onze existentie als natuuroverschrijding heet woord) (Phénoménologie de la perception, blz. 229). Vandaaruit is alles wat taal heet, ontstaan: 'Maar de expressieve akt brengt een linguistische wereld tot stand, een cultuurveld; het brengt het ontstaande onder bij datgene wat is. Vandaar het herhaalde praten dat speelt met beschikbare betekenissen als met een verworven fortuin' (idem). In 'parole' onderkent Merleau-Ponty de expressieve kracht die in de perceptie de figuur naar voren brengt vanuit het veld. Die expressieve kracht is ook werkzaam in schilderijen, de 'stemmen van de stilte'. Dankzij deze expressieve kracht heten wij mens. Aan het einde van zijn hoofdstuk over taal trekt Merleau-Ponty, geïnspireerd door zijn ontdekking van 'parole', een algemene conclusie. 'Parole' brengt, zoals wij gezien hebben, een cultuurveld van linguistische betekenissen tot stand. 'Vanuit deze verworvenheden worden andere authentieke expressies mogelijk, die van schrijver, kunstenaar, wijsgeer. Dit steeds herhaalde openbreken van de zijnsdichtheid is de bestaansvoorwaarde van het eerste woord van een kind en van het nieuwe geluid van schrijvers, van woorden begrippenbouw. Van dien aard is de functie welke doorschemert in de taal, die zich steeds weer voordoet, die steunt op zichzelf, of die zich, als een golf, samenbalt om zich verder te werpen' (Phénoménologie de la perception, blz. 229-230). De mens is een zichzelf overstijgende beweging. Hij neemt geen genoegen met wat hij is. Hij verveelt zich in het constitueerde. Hij ontwerpt steeds weer nieuwe middelen en geeft daardoor een nieuwe functie aan zijn lijf, aan zijn leven. Vandaar de ontwikkelingen in materiële productie, in maatschappijvormen, in religie, kunst, filosofie en wetenschap. Soms werkt Merleau-Ponty deze zienswijze wat verder uit, waarbij zijn belangstelling vooral uitgaat naar schilderkunst. Daar ligt zijn uitgangspunt voor een geschiedenisvisie. Immers, hier onderkennen wij 'Een zelfconstituering die wij precies nodig hebben om in de geschiedenis de eenheid te begrijpen van wisselvalligheid en zin' (Éloge de lá philosophie, blz. 75). Hij heeft dit niet uitgewerkt. Zijn oeuvre is vol van onvervulde beloften. Vaak stelt hij, opgenomen in de stroomversnelling van zijn creatief denken, taken aan zichzelf die hij niet uitvoert. Hierdoor blijven vragen open. Houdt de bevestiging van 'mouvement de transcendance', dat wil zeggen van het mens-zijn als zichzelf overstijgende beweging, vooruitgangsoptimisme in? Hangt deze uitdrukking samen met de westerse dynamiek? Was het menszijn van meer statische tijden dus mensonwaardig? Wij weten het niet, omdat Merleau-Ponty zelf geen antwoord geeft.
Merleau-Ponty is in een impasse geraakt bij de vraag of de lijfelijke perceptie al dan niet bewust is. Deze vraag komt aan de orde in het hoofdstuk over Cogito in Phénoménologie de la perception. Hij redt zich eruit door de formule 'cogito tacite' (stilzwijgend denken). In perceptie is denken van meet af aan aanwezig, maar in zwijgende vorm. Waarom? 'Indien de primordiale subjectiviteit geen weet heeft van zichzelf vanaf het eerste moment van haar bestaan, hoe zal zij dan ooit bewust worden?... Wij willen dus niet zeggen dat het subject onwetend is omtrent zichzelf. Kent het zichzelf niet, dan is het ding. En niets kan maken dat het later bewust wordt' (Phénoménologie de la perception, blz. 162). De conclusie is duidelijk: mensfilosofie is van meet af aan bewustzijnsfilosofie; mens-zijn is bewustzijn.
Merleau-Ponty zelf stelt later vast dat hij hier in een impasse raakt. Vele beschrijvingen van zijn boek komen volgens hem niet tot hun recht: 'De problemen die blijven na deze eerste beschrijving, hangen hiermee samen dat ik me ten dele heb vastgehouden aan de bewustzijnsfilosofie.' En: 'De problemen die in Phénoménologie de la perception aan de orde worden gesteld, zijn onoplosbaar, omdat ik daar blijf denken vanuit het onderscheid tussen bewustzijn en ding.
Hij is tot de conclusie gekomen dat hij zijn gehele oeuvre moet beschouwen als een eerste fase, die vraagt om een tweede die hij aanduidt als ontologische verdieping. Daarom besloot hij een nieuw, groot boek te gaan schrijven. Hij was daarmee bezig toen hij door de dood werd overvallen. Wij bezitten van het nieuwe boek geen persklare tekst. Wel een aantal onderdelen, in vergevorderde fase van voorbereiding en verder vele aantekeningen, veelal in telegramstijl, die allerlei perspectieven openen. Het staat vast dat Merleau-Ponty de tegenstelling subject-object niet langer als oorspronkelijk beschouwt. Wij denken natuurlijk binnen deze tweedeling, maar basisbegrippen als 'zijn' en 'wereld' mogen niet binnen deze tweedeling worden opgesloten. We kunnen niet in het kort een synthese beschrijven die nog niet bestaat. En het is hier niet de plaats om aan de hand van eerste aanzetten en van aantekeningen een vermoeden uit te spreken hoe deze zou zijn uitgevallen.
De wijsgeer, aldus Merleau-Ponty, spreekt niet de taal van de politiek. Dezelfde persoon kan wel én wijsgeer én politicus zijn, maar de twee wijzen van uitdrukken zijn onderscheiden. De wijsgeer is kritisch ten aanzien van standpunten en argumenten tégen zijn bij hem even welkom als argumenten vóór, want hij wil, tezamen met anderen, tot inzicht komen. Voor de politicus is een standpunt ook een belang en hij zoekt dus naar wegen om zijn standpunt door te drukken. MerleauPonty is niet, zoals bij voorbeeld Sartre, wijsgeer én politicus geweest. Hij blijft spreken in de wijsgerige taal, ook in politieke aangelegenheden.
Wel heeft hij blijk gegeven van politieke voorkeuren, met name voor politiek links, zoals blijkt uit zijn redacteurschap van Les temps modernes. Lezing van Marx heeft hem er immers van overtuigd dat het kapitalisme een agressief, onderdrukkend stelsel is. Maar desondanks heeft hij zich niet aangesloten bij de communistische partij, die voor hem bij uitstek de belichaming van links was. Hij deed dit niet vanwege de dictatuur en de terreur die zich met grote regelmaat voordeden binnen het communisme. Ziedaar de wijsgerige afstand, ook in politieke aangelegenheden. Deze afstandelijkheid is hem vaak kwalijk genomen. Maar tegelijkertijd maakte deze afstand, die hem ertoe in staat stelde weloverwogen artikelen te schrijven en open te staan voor argumenten van welke zijde dan ook, hem in Frankrijk tot een man van gezag (De Denkers, door R. C. Kwant).
(deel) Primaire bibliografie
- La structure du comportement, Parijs, Presses universitaires de France, 1942. La phénoménologie de la perception, Parijs, Gallimard, 1945. Humanisme et terreur, Parijs, Gallimard, 1947.
- Sens et non-sens, Parijs, Nagel, 1948.
- Éloge de la philosophie, Parijs, Gallimard, 1953. lobynolli
- Les aventures de la dialectique, Parijs, Gallimard, 1955.
- cSignes, Parijs, Gallimard, 1960. Aroob
- Le visible et l'invisible, Parijs, Gallimard, 1964.
- L'oeil et l'ésprit, Parijs, Gallimard, 1964.
-- #58D
Woorden / vocabulaire:
- perceptie, parole, perception, organisme, langue, cogito, expressieve, éloge, voedsel, politicus, overstijgende, visible, linguistische, l'invisible, steunpunt, cultuurveld, herhaalde, actiepatroon, geuren, gewaar, lijf-subject, geschiedenisvisie, diepte, kennisgenomen, lijfelijke, gangbaar, smaken, comportement, sens, parlante, scheiden, reflex, causalistische, steunpunten, formule
Reacties