Jan-Peter Bedankt!
Beste Jan-Peter,
Allereerst excuses voor deze late reactie, je zal het misschien niet geloven, maar ik heb het in mijn nieuwe leven drukker dan ooit. Nu dan, ik wil je van harte feliciteren met je ontslag. Ik meen dit met de beste bedoelingen al realiseer ik me dat mijn woorden mogelijk niet de juiste snaren raken.
Ik heb voor deze ene keer Trouw gelezen omdat ik dacht dat die wel een goed portret van je zouden opmaken, maar ik kon me niet vinden in wat ik ter ogen kreeg.
Ik ben het er ook niet mee eens, met de reacties. Ik heb ze als bijlage toegevoegd, maar ik zou ze niet lezen als ik jou was, mocht je dat al van plan zijn. Overigens ik las onlangs een boek over de president van het kabinet in Spanje Zapatero, dat had de ondertitel, de Machiavelli uit de provincie León van José García Abad, wel dat beeld was niet anders dan wat ik in Trouw las: op macht belust, etc, etc... Mensen schrijven maar wat, maar of het nu echt waar is weten we nooit.
De werkelijkheid is natuurlijk genuanceerder dat weet jij ook. In grote lijnen komt het erop neer dat jij destijds gekozen bent als leider van een christelijke partij die het goed deed in de publieke opinie waarin de islam nogal onder vuur lag. De christelijke waarden vormen een serieus kader in zulke moeilijke tijden. En laten we wel zijn, er was ook geen ander alternatief, er waren geen andere leiders.
Ik moet bekennen dat ik zelf ook te laat beseft heb dat het klimaat nu weer aan het veranderen is en dat de PVV/VVD daarbij de beste ogen scoort; het gaat nu om de economie en dan heeft men even geen oog voor christelijk gedoe en arbeidswaarden zoals jij en ik die voorstaan.
Als ik dit eerder beseft had, zou ik Cohen niet naar voren geschoven hebben. Je moest eens de illusie in zijn ogen zien met het vooruitzicht dat hij premier zou worden en redder van het land. Het was aandoenlijk. Die kans lijkt nu opeens een stuk kleiner.
Om een verhaal kort te maken, wil ik maar zeggen dat je de tijdelijke ondergang van het CDA niet te persoonlijk moet aantrekken. Jij was er altijd (dat kunnen ze van mij niet zeggen, ik was blij dat ik uit die politieke ellende kon ontsnappen met een leugentje om bestwil ;-)
Over dat laatste, ik hoop dat je die laatste val van "jouw kabinet" me niet zal aanrekenen, het was mijn schuld, maar later we het daar nu niet meer over hebben.
Hopelijk even goede vrienden voor altijd,
Wouter,
--
Begonnen met een missie, gevallen voor de macht.
Jan Peter Balkenende trad in 2002 aan met de missie om ’een gids in het barre land te zijn’. Hij vereenzelvigde zich zo met die zelf gegeven opdracht, dat hij gaandeweg het zicht op de werkelijkheid verloor. Hij hield zich vast aan de macht. Tegenspraak werd niet op prijs gesteld.
Pieter Cort van der Linden, de laatste liberale premier, zag het als opdracht voor de overheid ’de overmoedigen terug te dringen, de zwakken te beschermen, het risico te verdelen en zich in het haastige gedrang aan allen tot gids te stellen’. Jan Peter Balkenende, mogelijk de laatste christen-democratische premier voor lange tijd, trad in 2002 aan met de missie ’een gids in ’t barre land te zijn’. Er schuilt een wat bittere ironie in de overeenkomst, nu zich opnieuw een historische machtswisseling tussen christen-democraten en liberalen aandient, maar het verschil is ook duidelijk.
Van der Linden liet zich tussen 1914 en 1918 kennen als een politieke ambachtsman die de kunst van de Nederlandse coalitiepolitiek bijna op magische wijze vormgaf. Hij stond bekend als ’een stille tovenaar’. Het lukte hem de schoolstrijd en de strijd voor het algemeen kiesrecht te beslechten, twee politieke kwesties die de natie decennialang hadden verscheurd. Tegelijk wist hij te midden van het oorlogsgeweld door behendige diplomatie in Londen en Berlijn de neutraliteit van het land te bewaren.
Balkenende vereenzelvigde zich van begin af aan sterk met de opgave die hij zichzelf stelde, misschien wel te veel waardoor hij gaandeweg het zicht op de werkelijkheid verloor. Zijn kandidatuur voor een vierde ambtsperiode in het Torentje was een daad van overmoed. Er waren voldoende signalen, ook uit zijn eigen partij, dat het tijd was voor een wisseling van de wacht, maar die drongen nauwelijks tot de CDA-leider en diens kleine kring van getrouwen door. Net als Brinkman in 1994 beschouwde Balkenende de macht als vanzelfsprekend. De prijs voor deze vergissing is andermaal een verlies van twintig zetels.
Het premierschap van de christen-democraat kenmerkte zich, anders dan dat van Cort van der Linden, niet door fijnzinnig manoeuvreren. Hij bedreef geen ’stille politiek’, veeleer opereerde hij met een politieke ruwheid, zo niet botheid, ook in enkele delicate kwesties rondom het Koninklijk Huis. De labiliteit van de Nederlandse politiek in het afgelopen decennium was een feit dat hem onmiskenbaar parten speelde. De immigratiekwestie bracht niet alleen Pim Fortuyn voort, maar zaaide ook verdeeldheid en onrust in de gevestigde partijen. Het CDA bleef redelijk stabiel, maar Balkenende was toch nimmer een punt van staatkundige rust en kalmte. Hij had wel de macht, maar miste het gezag en zag geen kans zijn premierschap een bovenpartijdig karakter te geven. Na de moord op Theo van Gogh in 2004 duurde het bijna een week voor hij zijn gezicht liet zien en een poging deed zich tot kristallisatiepunt van gematigde krachten te maken.
Dat was mogelijk anders geweest als hij zichzelf de kans had gegeven politiek te rijpen. Toen hij in 2002 het Torentje betrad, als leider van een nogal avontuurlijke coalitie, had hij amper vier jaar Haagse ervaring. Oude olifanten in zijn partij als Aantjes, Van Agt en Van den Broek raadden hem vooral daarom dringend af premier te worden. Hij deed er wijzer aan zijn onmiskenbare talent verder te ontwikkelen als fractieleider in de Tweede Kamer, ook de aangewezen plaats om het CDA ideologisch te profileren. De sprong naar het Torentje kon hij later maken. „Het premierschap is geen stageplaats”, zei Aantjes naderhand. Maar hij en anderen vergisten zich in de gedrevenheid en het ongeduld van Balkenende tot krachtdadig handelen.
Zijn houding deed Joop van Rijswijk, dienaar van vele christen-democratische voormannen sinds 1969, aan de bijbelse koning Rehabeam denken, die geconfronteerd met het opstandige volk van Israël het advies van de ouden terzijde schoof en liever het oor leende aan zijn leeftijdgenoten. Mijn pink is dikker dan mijn vaders lendenen, riep de jonge koning het volk toe. Balkenende wierp letterlijk het hoofd in de nek en zijn politieke fluisteraar Jack de Vries deed de oekaze uitgaan dat adviezen van 55-plussers voortaan ongezien de prullenbak in zouden gaan.
De jeune premier had wel enkele goede argumenten om zelf aan het kabinet leiding te geven. Zo vroeg de latent explosieve toestand na de moord op Fortuyn om zichtbaar commitment. De LPF was politiek onervaren en de animo van de aangeslagen VVD om opnieuw te regeren was vrijwel nihil. Deze partijen zouden het als een gebrek aan politieke wil bij het CDA hebben uitgelegd, als Balkenende tegen de gegroeide gewoonte in voor een positie in de Kamer had gekozen. Daar komt bij dat de bijna exclusieve aandacht voor de persoon van de lijstaanvoerders een eigen dynamiek meebrengt, die het voor hun uiterst lastig maakt na verkiezingen van een post in het kabinet af te zien. Kijk naar de druk die in de campagne is uitgeoefend op VVD- lijsttrekker Mark Rutte antwoord te geven of de vraag of hij, zou zijn partij de grootste worden, voor het premierschap zou gaan.
De aarzeling die Rutte op dit punt toonde, is bij Balkenende nimmer aangetroffen. Gereformeerden hebben dan ook altijd een voorliefde aan de dag gelegd voor sterk persoonlijk leiderschap. Kuyper was Abraham de Geweldige, over wie een oud vrouwtje ooit zei dat zij, als ze hem alleen maar de naam van het oudtestamentische dorpje Kirjath Jearim hoorde uitspreken, de zegen al op zich voelde neerdalen. Hendrik Colijn was ’s lands stuurman in de crisisjaren voor de oorlog, Jelle Zijlstra een knappe bol op wie je in de wederopbouwperiode blind kon vertrouwen getuige Wim Kans oudejaarslied ’Waar we heengaan? Jelle zal wel zien’. En Barend Biesheuvel was Mooie Barend, een rijzige boerenzoon ’van zijne schouderen en opwaarts hoger dan al het volk’.
Jan Peter Balkenende past in veel opzichten in de traditie van deze gereformeerde mannetjesputters, van wie hij allemaal wel iets heeft of graag wil hebben. De natie leerde hem kennen als ambitieus, gedreven, onstuimig en begiftigd met een grenzeloze energie. Met deze eigenschappen compenseerde hij zijn gebrek aan natuurlijk gezag, dat zijn voorgangers wel meebrachten. Zijn leiderschap maakte daardoor vaak een geforceerde indruk. Het had een hoekige en verbeten trek en miste relativering. Dat drie van zijn vier kabinetten voortijdig sneuvelden, geheel passend in de traditie van gereformeerde premiers, lag vooral aan de labiliteit van de coalitiepartijen, maar zeker ook aan zijn onvermogen in vertrouwen te investeren en ieder zijn deel te geven.
Zijn politiek handelen als leider van coalities werd sterk bepaald door het uitgangspunt van zijn fluisteraar Jack de Vries: ’De pluspunten van het beleid zijn voor het CDA, de minpunten voor de anderen’. Zoiets levert weinig krediet op bij de coalitiepartners. Niet voor niets bleek na de val van zijn vierde kabinet, dat Balkenende nauwelijks nog vrienden had op het Binnenhof. Niemand gunde hem nog de ruimte in een tussenkabinet alvast voor te sorteren naar een nieuwe coalitie, zodat de koningin hem in demissionaire status strak aan de ketting legde. De staatsrechtgeleerde A. M. Donner omschreef de rol van de minister-president in het Nederlandse coalitiebestel ooit als die van ’herder van een kudde stekelvarkens’. Ze hebben allemaal hun eigen gelijk en hun eigen visie en zijn daarom moeilijk bijeen te houden en in dezelfde richting voort te bewegen.
Op dit punt leek Balkenende zelfs nauwelijks moeite te doen, als zich al van verre problemen aankondigden – zoals in het laatste kabinet over Uruzgan. Alleen de slag in de media telde, zo had Jack de Vries geleerd van collega Alastair Campbell, de spindoctor van de Britse premier Tony Blair. Zo kwam het zwaarbevochten Sociaal Akkoord van 2004 tot stand dankzij slim opereren van de liberale minister van financiën Zalm, maar probeerde Balkenende de eer van dit wapenfeit naar zich toe te trekken. Misschien was hij wel de eerste echte mediapremier, al was hij bepaald niet mediageniek. Toen in de begintijd duidelijk werd dat hij in de Hollandse polder heg noch steg kende, bood de toenmalige Ser-voorzitter Herman Wijffels aan hem in een vertrouwelijk gesprek eens grondig in te wijden. Balkenende stemde toe, maar tot verbazing van Wijffels trof hij in het Torentje naast de premier een ambtenaar aan die met pen en blocnote gereed zat om het gesprek te notuleren. En dan was het al heel wat dat Wijffels werd ontvangen. Jaap de Hoop Scheffer verzuchtte als secretaris-generaal van de NAVO eens: „Ik kom gemakkelijker binnen bij Bush en Blair dan bij Jan Peter.”
Bij het overheersende belang van de beeldvorming paste het alles en iedereen in de partij in het gelid van de eerste man te zetten. Onafhankelijke geesten als Cees Veerman en Ben Bot, ministers in het tweede kabinet-Balkenende, werden niet geapprecieerd, een loyale criticus als Bert de Vries werd min of meer in de ban gedaan en tegenspraak van wie dan ook werd als deloyaliteit aan Jan Peter bestempeld. Balkenende kon met behulp van Jack de Vries zijn ongehoorde macht uitoefenen dankzij drie opeenvolgende electorale successen. De recente val van de spindoctor, die dacht dat hij zich alles kon permitteren, was een teken aan de wand. De twee politici zijn uiteindelijk op de keerzijden van de macht stukgelopen en hebben in hun val de partij meegesleept naar een nieuw en historisch dieptepunt. Het is nog niet gezegd, dat het nu met de christelijke partijvorming zo goed als gedaan is. De christen-democratie werd in de jaren negentig al op sterven na dood verklaard, maar beleefde in 2002 een wonderbaarlijke comeback. Dat was mede dankzij de inspanningen van de generatie-Balkenende om het gedachtengoed van de partij te revitaliseren.
De kern daarvan was een verschuiving van de collectieve naar de persoonlijke verantwoordelijkheid. Balkenende heeft op dit vlak het een en ander bereikt, al was het maar een afrekening met het Zwitserleven-gevoel, de luxe om al omstreeks 55 jaar met werken te stoppen. Uit de uitslag spreekt ook de wetmatigheid ’der Mohr hat seine Arbeit getan, der Mohr kann gehen’. Voor een democratie is een afwisseling tussen regeringscoalitie en oppositie een natuurlijk proces, dat zich in Nederland ruwweg om de acht jaar voltrekt. Het is dus te vroeg het CDA af te schrijven, ook al gelet op de niet zo heel grote afstand tot de nieuwe nummer één, de VVD. Voor zover zich wel een structureel verschijnsel voordoet is het de uittocht van katholieken. Limburg en Brabant, de traditionele bolwerken, zijn massaal naar PVV en VVD overgelopen. Ook daarom was het wijzer van de gereformeerde Balkenende geweest na de kabinetscrisis in februari het stokje aan een katholieke zuiderling over te dragen, Eurlings of Leers. Maar ook het ontbreken van een verstandig personeelsbeleid behoort tot de keerzijden van de macht. Daarom is in een democratie de meer afstandelijke houding tot de macht die Cort van der Linden demonstreerde, te verkiezen boven de missionaire aandrift van Balkenende. Zonder tegenspraak ontaardt die aandrift snel in machtshonger.
2. Een vechter die het nooit makkelijk had.
Jan Peter Balkenende past in veel opzichten in de traditie van deze gereformeerde mannetjesputters, van wie hij allemaal wel iets heeft of graag wil hebben. De natie leerde hem kennen als ambitieus, gedreven, onstuimig en begiftigd met een grenzeloze energie. Met deze eigenschappen compenseerde hij zijn gebrek aan natuurlijk gezag, dat zijn voorgangers wel meebrachten. Zijn leiderschap maakte daardoor vaak een geforceerde indruk. Het had een hoekige en verbeten trek en miste relativering. Dat drie van zijn vier kabinetten voortijdig sneuvelden, geheel passend in de traditie van gereformeerde premiers, lag vooral aan de labiliteit van de coalitiepartijen, maar zeker ook aan zijn onvermogen in vertrouwen te investeren en ieder zijn deel te geven.
Zijn politiek handelen als leider van coalities werd sterk bepaald door het uitgangspunt van zijn fluisteraar Jack de Vries: ’De pluspunten van het beleid zijn voor het CDA, de minpunten voor de anderen’. Zoiets levert weinig krediet op bij de coalitiepartners. Niet voor niets bleek na de val van zijn vierde kabinet, dat Balkenende nauwelijks nog vrienden had op het Binnenhof. Niemand gunde hem nog de ruimte in een tussenkabinet alvast voor te sorteren naar een nieuwe coalitie, zodat de koningin hem in demissionaire status strak aan de ketting legde. De staatsrechtgeleerde A. M. Donner omschreef de rol van de minister-president in het Nederlandse coalitiebestel ooit als die van ’herder van een kudde stekelvarkens’. Ze hebben allemaal hun eigen gelijk en hun eigen visie en zijn daarom moeilijk bijeen te houden en in dezelfde richting voort te bewegen.
Op dit punt leek Balkenende zelfs nauwelijks moeite te doen, als zich al van verre problemen aankondigden – zoals in het laatste kabinet over Uruzgan. Alleen de slag in de media telde, zo had Jack de Vries geleerd van collega Alastair Campbell, de spindoctor van de Britse premier Tony Blair. Zo kwam het zwaarbevochten Sociaal Akkoord van 2004 tot stand dankzij slim opereren van de liberale minister van financiën Zalm, maar probeerde Balkenende de eer van dit wapenfeit naar zich toe te trekken. Misschien was hij wel de eerste echte mediapremier, al was hij bepaald niet mediageniek. Toen in de begintijd duidelijk werd dat hij in de Hollandse polder heg noch steg kende, bood de toenmalige Ser-voorzitter Herman Wijffels aan hem in een vertrouwelijk gesprek eens grondig in te wijden. Balkenende stemde toe, maar tot verbazing van Wijffels trof hij in het Torentje naast de premier een ambtenaar aan die met pen en blocnote gereed zat om het gesprek te notuleren. En dan was het al heel wat dat Wijffels werd ontvangen. Jaap de Hoop Scheffer verzuchtte als secretaris-generaal van de NAVO eens: „Ik kom gemakkelijker binnen bij Bush en Blair dan bij Jan Peter.”
Bij het overheersende belang van de beeldvorming paste het alles en iedereen in de partij in het gelid van de eerste man te zetten. Onafhankelijke geesten als Cees Veerman en Ben Bot, ministers in het tweede kabinet-Balkenende, werden niet geapprecieerd, een loyale criticus als Bert de Vries werd min of meer in de ban gedaan en tegenspraak van wie dan ook werd als deloyaliteit aan Jan Peter bestempeld. Balkenende kon met behulp van Jack de Vries zijn ongehoorde macht uitoefenen dankzij drie opeenvolgende electorale successen. De recente val van de spindoctor, die dacht dat hij zich alles kon permitteren, was een teken aan de wand. De twee politici zijn uiteindelijk op de keerzijden van de macht stukgelopen en hebben in hun val de partij meegesleept naar een nieuw en historisch dieptepunt. Het is nog niet gezegd, dat het nu met de christelijke partijvorming zo goed als gedaan is. De christen-democratie werd in de jaren negentig al op sterven na dood verklaard, maar beleefde in 2002 een wonderbaarlijke comeback. Dat was mede dankzij de inspanningen van de generatie-Balkenende om het gedachtengoed van de partij te revitaliseren.
De kern daarvan was een verschuiving van de collectieve naar de persoonlijke verantwoordelijkheid. Balkenende heeft op dit vlak het een en ander bereikt, al was het maar een afrekening met het Zwitserleven-gevoel, de luxe om al omstreeks 55 jaar met werken te stoppen. Uit de uitslag spreekt ook de wetmatigheid ’der Mohr hat seine Arbeit getan, der Mohr kann gehen’. Voor een democratie is een afwisseling tussen regeringscoalitie en oppositie een natuurlijk proces, dat zich in Nederland ruwweg om de acht jaar voltrekt. Het is dus te vroeg het CDA af te schrijven, ook al gelet op de niet zo heel grote afstand tot de nieuwe nummer één, de VVD. Voor zover zich wel een structureel verschijnsel voordoet is het de uittocht van katholieken. Limburg en Brabant, de traditionele bolwerken, zijn massaal naar PVV en VVD overgelopen. Ook daarom was het wijzer van de gereformeerde Balkenende geweest na de kabinetscrisis in februari het stokje aan een katholieke zuiderling over te dragen, Eurlings of Leers. Maar ook het ontbreken van een verstandig personeelsbeleid behoort tot de keerzijden van de macht. Daarom is in een democratie de meer afstandelijke houding tot de macht die Cort van der Linden demonstreerde, te verkiezen boven de missionaire aandrift van Balkenende. Zonder tegenspraak ontaardt die aandrift snel in machtshonger.
Allereerst excuses voor deze late reactie, je zal het misschien niet geloven, maar ik heb het in mijn nieuwe leven drukker dan ooit. Nu dan, ik wil je van harte feliciteren met je ontslag. Ik meen dit met de beste bedoelingen al realiseer ik me dat mijn woorden mogelijk niet de juiste snaren raken.
Ik heb voor deze ene keer Trouw gelezen omdat ik dacht dat die wel een goed portret van je zouden opmaken, maar ik kon me niet vinden in wat ik ter ogen kreeg.
Ik ben het er ook niet mee eens, met de reacties. Ik heb ze als bijlage toegevoegd, maar ik zou ze niet lezen als ik jou was, mocht je dat al van plan zijn. Overigens ik las onlangs een boek over de president van het kabinet in Spanje Zapatero, dat had de ondertitel, de Machiavelli uit de provincie León van José García Abad, wel dat beeld was niet anders dan wat ik in Trouw las: op macht belust, etc, etc... Mensen schrijven maar wat, maar of het nu echt waar is weten we nooit.
De werkelijkheid is natuurlijk genuanceerder dat weet jij ook. In grote lijnen komt het erop neer dat jij destijds gekozen bent als leider van een christelijke partij die het goed deed in de publieke opinie waarin de islam nogal onder vuur lag. De christelijke waarden vormen een serieus kader in zulke moeilijke tijden. En laten we wel zijn, er was ook geen ander alternatief, er waren geen andere leiders.
Ik moet bekennen dat ik zelf ook te laat beseft heb dat het klimaat nu weer aan het veranderen is en dat de PVV/VVD daarbij de beste ogen scoort; het gaat nu om de economie en dan heeft men even geen oog voor christelijk gedoe en arbeidswaarden zoals jij en ik die voorstaan.
Als ik dit eerder beseft had, zou ik Cohen niet naar voren geschoven hebben. Je moest eens de illusie in zijn ogen zien met het vooruitzicht dat hij premier zou worden en redder van het land. Het was aandoenlijk. Die kans lijkt nu opeens een stuk kleiner.
Om een verhaal kort te maken, wil ik maar zeggen dat je de tijdelijke ondergang van het CDA niet te persoonlijk moet aantrekken. Jij was er altijd (dat kunnen ze van mij niet zeggen, ik was blij dat ik uit die politieke ellende kon ontsnappen met een leugentje om bestwil ;-)
Over dat laatste, ik hoop dat je die laatste val van "jouw kabinet" me niet zal aanrekenen, het was mijn schuld, maar later we het daar nu niet meer over hebben.
Hopelijk even goede vrienden voor altijd,
Wouter,
--
Begonnen met een missie, gevallen voor de macht.
Jan Peter Balkenende trad in 2002 aan met de missie om ’een gids in het barre land te zijn’. Hij vereenzelvigde zich zo met die zelf gegeven opdracht, dat hij gaandeweg het zicht op de werkelijkheid verloor. Hij hield zich vast aan de macht. Tegenspraak werd niet op prijs gesteld.
Pieter Cort van der Linden, de laatste liberale premier, zag het als opdracht voor de overheid ’de overmoedigen terug te dringen, de zwakken te beschermen, het risico te verdelen en zich in het haastige gedrang aan allen tot gids te stellen’. Jan Peter Balkenende, mogelijk de laatste christen-democratische premier voor lange tijd, trad in 2002 aan met de missie ’een gids in ’t barre land te zijn’. Er schuilt een wat bittere ironie in de overeenkomst, nu zich opnieuw een historische machtswisseling tussen christen-democraten en liberalen aandient, maar het verschil is ook duidelijk.
Van der Linden liet zich tussen 1914 en 1918 kennen als een politieke ambachtsman die de kunst van de Nederlandse coalitiepolitiek bijna op magische wijze vormgaf. Hij stond bekend als ’een stille tovenaar’. Het lukte hem de schoolstrijd en de strijd voor het algemeen kiesrecht te beslechten, twee politieke kwesties die de natie decennialang hadden verscheurd. Tegelijk wist hij te midden van het oorlogsgeweld door behendige diplomatie in Londen en Berlijn de neutraliteit van het land te bewaren.
Balkenende vereenzelvigde zich van begin af aan sterk met de opgave die hij zichzelf stelde, misschien wel te veel waardoor hij gaandeweg het zicht op de werkelijkheid verloor. Zijn kandidatuur voor een vierde ambtsperiode in het Torentje was een daad van overmoed. Er waren voldoende signalen, ook uit zijn eigen partij, dat het tijd was voor een wisseling van de wacht, maar die drongen nauwelijks tot de CDA-leider en diens kleine kring van getrouwen door. Net als Brinkman in 1994 beschouwde Balkenende de macht als vanzelfsprekend. De prijs voor deze vergissing is andermaal een verlies van twintig zetels.
Het premierschap van de christen-democraat kenmerkte zich, anders dan dat van Cort van der Linden, niet door fijnzinnig manoeuvreren. Hij bedreef geen ’stille politiek’, veeleer opereerde hij met een politieke ruwheid, zo niet botheid, ook in enkele delicate kwesties rondom het Koninklijk Huis. De labiliteit van de Nederlandse politiek in het afgelopen decennium was een feit dat hem onmiskenbaar parten speelde. De immigratiekwestie bracht niet alleen Pim Fortuyn voort, maar zaaide ook verdeeldheid en onrust in de gevestigde partijen. Het CDA bleef redelijk stabiel, maar Balkenende was toch nimmer een punt van staatkundige rust en kalmte. Hij had wel de macht, maar miste het gezag en zag geen kans zijn premierschap een bovenpartijdig karakter te geven. Na de moord op Theo van Gogh in 2004 duurde het bijna een week voor hij zijn gezicht liet zien en een poging deed zich tot kristallisatiepunt van gematigde krachten te maken.
Dat was mogelijk anders geweest als hij zichzelf de kans had gegeven politiek te rijpen. Toen hij in 2002 het Torentje betrad, als leider van een nogal avontuurlijke coalitie, had hij amper vier jaar Haagse ervaring. Oude olifanten in zijn partij als Aantjes, Van Agt en Van den Broek raadden hem vooral daarom dringend af premier te worden. Hij deed er wijzer aan zijn onmiskenbare talent verder te ontwikkelen als fractieleider in de Tweede Kamer, ook de aangewezen plaats om het CDA ideologisch te profileren. De sprong naar het Torentje kon hij later maken. „Het premierschap is geen stageplaats”, zei Aantjes naderhand. Maar hij en anderen vergisten zich in de gedrevenheid en het ongeduld van Balkenende tot krachtdadig handelen.
Zijn houding deed Joop van Rijswijk, dienaar van vele christen-democratische voormannen sinds 1969, aan de bijbelse koning Rehabeam denken, die geconfronteerd met het opstandige volk van Israël het advies van de ouden terzijde schoof en liever het oor leende aan zijn leeftijdgenoten. Mijn pink is dikker dan mijn vaders lendenen, riep de jonge koning het volk toe. Balkenende wierp letterlijk het hoofd in de nek en zijn politieke fluisteraar Jack de Vries deed de oekaze uitgaan dat adviezen van 55-plussers voortaan ongezien de prullenbak in zouden gaan.
De jeune premier had wel enkele goede argumenten om zelf aan het kabinet leiding te geven. Zo vroeg de latent explosieve toestand na de moord op Fortuyn om zichtbaar commitment. De LPF was politiek onervaren en de animo van de aangeslagen VVD om opnieuw te regeren was vrijwel nihil. Deze partijen zouden het als een gebrek aan politieke wil bij het CDA hebben uitgelegd, als Balkenende tegen de gegroeide gewoonte in voor een positie in de Kamer had gekozen. Daar komt bij dat de bijna exclusieve aandacht voor de persoon van de lijstaanvoerders een eigen dynamiek meebrengt, die het voor hun uiterst lastig maakt na verkiezingen van een post in het kabinet af te zien. Kijk naar de druk die in de campagne is uitgeoefend op VVD- lijsttrekker Mark Rutte antwoord te geven of de vraag of hij, zou zijn partij de grootste worden, voor het premierschap zou gaan.
De aarzeling die Rutte op dit punt toonde, is bij Balkenende nimmer aangetroffen. Gereformeerden hebben dan ook altijd een voorliefde aan de dag gelegd voor sterk persoonlijk leiderschap. Kuyper was Abraham de Geweldige, over wie een oud vrouwtje ooit zei dat zij, als ze hem alleen maar de naam van het oudtestamentische dorpje Kirjath Jearim hoorde uitspreken, de zegen al op zich voelde neerdalen. Hendrik Colijn was ’s lands stuurman in de crisisjaren voor de oorlog, Jelle Zijlstra een knappe bol op wie je in de wederopbouwperiode blind kon vertrouwen getuige Wim Kans oudejaarslied ’Waar we heengaan? Jelle zal wel zien’. En Barend Biesheuvel was Mooie Barend, een rijzige boerenzoon ’van zijne schouderen en opwaarts hoger dan al het volk’.
Jan Peter Balkenende past in veel opzichten in de traditie van deze gereformeerde mannetjesputters, van wie hij allemaal wel iets heeft of graag wil hebben. De natie leerde hem kennen als ambitieus, gedreven, onstuimig en begiftigd met een grenzeloze energie. Met deze eigenschappen compenseerde hij zijn gebrek aan natuurlijk gezag, dat zijn voorgangers wel meebrachten. Zijn leiderschap maakte daardoor vaak een geforceerde indruk. Het had een hoekige en verbeten trek en miste relativering. Dat drie van zijn vier kabinetten voortijdig sneuvelden, geheel passend in de traditie van gereformeerde premiers, lag vooral aan de labiliteit van de coalitiepartijen, maar zeker ook aan zijn onvermogen in vertrouwen te investeren en ieder zijn deel te geven.
Zijn politiek handelen als leider van coalities werd sterk bepaald door het uitgangspunt van zijn fluisteraar Jack de Vries: ’De pluspunten van het beleid zijn voor het CDA, de minpunten voor de anderen’. Zoiets levert weinig krediet op bij de coalitiepartners. Niet voor niets bleek na de val van zijn vierde kabinet, dat Balkenende nauwelijks nog vrienden had op het Binnenhof. Niemand gunde hem nog de ruimte in een tussenkabinet alvast voor te sorteren naar een nieuwe coalitie, zodat de koningin hem in demissionaire status strak aan de ketting legde. De staatsrechtgeleerde A. M. Donner omschreef de rol van de minister-president in het Nederlandse coalitiebestel ooit als die van ’herder van een kudde stekelvarkens’. Ze hebben allemaal hun eigen gelijk en hun eigen visie en zijn daarom moeilijk bijeen te houden en in dezelfde richting voort te bewegen.
Op dit punt leek Balkenende zelfs nauwelijks moeite te doen, als zich al van verre problemen aankondigden – zoals in het laatste kabinet over Uruzgan. Alleen de slag in de media telde, zo had Jack de Vries geleerd van collega Alastair Campbell, de spindoctor van de Britse premier Tony Blair. Zo kwam het zwaarbevochten Sociaal Akkoord van 2004 tot stand dankzij slim opereren van de liberale minister van financiën Zalm, maar probeerde Balkenende de eer van dit wapenfeit naar zich toe te trekken. Misschien was hij wel de eerste echte mediapremier, al was hij bepaald niet mediageniek. Toen in de begintijd duidelijk werd dat hij in de Hollandse polder heg noch steg kende, bood de toenmalige Ser-voorzitter Herman Wijffels aan hem in een vertrouwelijk gesprek eens grondig in te wijden. Balkenende stemde toe, maar tot verbazing van Wijffels trof hij in het Torentje naast de premier een ambtenaar aan die met pen en blocnote gereed zat om het gesprek te notuleren. En dan was het al heel wat dat Wijffels werd ontvangen. Jaap de Hoop Scheffer verzuchtte als secretaris-generaal van de NAVO eens: „Ik kom gemakkelijker binnen bij Bush en Blair dan bij Jan Peter.”
Bij het overheersende belang van de beeldvorming paste het alles en iedereen in de partij in het gelid van de eerste man te zetten. Onafhankelijke geesten als Cees Veerman en Ben Bot, ministers in het tweede kabinet-Balkenende, werden niet geapprecieerd, een loyale criticus als Bert de Vries werd min of meer in de ban gedaan en tegenspraak van wie dan ook werd als deloyaliteit aan Jan Peter bestempeld. Balkenende kon met behulp van Jack de Vries zijn ongehoorde macht uitoefenen dankzij drie opeenvolgende electorale successen. De recente val van de spindoctor, die dacht dat hij zich alles kon permitteren, was een teken aan de wand. De twee politici zijn uiteindelijk op de keerzijden van de macht stukgelopen en hebben in hun val de partij meegesleept naar een nieuw en historisch dieptepunt. Het is nog niet gezegd, dat het nu met de christelijke partijvorming zo goed als gedaan is. De christen-democratie werd in de jaren negentig al op sterven na dood verklaard, maar beleefde in 2002 een wonderbaarlijke comeback. Dat was mede dankzij de inspanningen van de generatie-Balkenende om het gedachtengoed van de partij te revitaliseren.
De kern daarvan was een verschuiving van de collectieve naar de persoonlijke verantwoordelijkheid. Balkenende heeft op dit vlak het een en ander bereikt, al was het maar een afrekening met het Zwitserleven-gevoel, de luxe om al omstreeks 55 jaar met werken te stoppen. Uit de uitslag spreekt ook de wetmatigheid ’der Mohr hat seine Arbeit getan, der Mohr kann gehen’. Voor een democratie is een afwisseling tussen regeringscoalitie en oppositie een natuurlijk proces, dat zich in Nederland ruwweg om de acht jaar voltrekt. Het is dus te vroeg het CDA af te schrijven, ook al gelet op de niet zo heel grote afstand tot de nieuwe nummer één, de VVD. Voor zover zich wel een structureel verschijnsel voordoet is het de uittocht van katholieken. Limburg en Brabant, de traditionele bolwerken, zijn massaal naar PVV en VVD overgelopen. Ook daarom was het wijzer van de gereformeerde Balkenende geweest na de kabinetscrisis in februari het stokje aan een katholieke zuiderling over te dragen, Eurlings of Leers. Maar ook het ontbreken van een verstandig personeelsbeleid behoort tot de keerzijden van de macht. Daarom is in een democratie de meer afstandelijke houding tot de macht die Cort van der Linden demonstreerde, te verkiezen boven de missionaire aandrift van Balkenende. Zonder tegenspraak ontaardt die aandrift snel in machtshonger.
2. Een vechter die het nooit makkelijk had.
Jan Peter Balkenende past in veel opzichten in de traditie van deze gereformeerde mannetjesputters, van wie hij allemaal wel iets heeft of graag wil hebben. De natie leerde hem kennen als ambitieus, gedreven, onstuimig en begiftigd met een grenzeloze energie. Met deze eigenschappen compenseerde hij zijn gebrek aan natuurlijk gezag, dat zijn voorgangers wel meebrachten. Zijn leiderschap maakte daardoor vaak een geforceerde indruk. Het had een hoekige en verbeten trek en miste relativering. Dat drie van zijn vier kabinetten voortijdig sneuvelden, geheel passend in de traditie van gereformeerde premiers, lag vooral aan de labiliteit van de coalitiepartijen, maar zeker ook aan zijn onvermogen in vertrouwen te investeren en ieder zijn deel te geven.
Zijn politiek handelen als leider van coalities werd sterk bepaald door het uitgangspunt van zijn fluisteraar Jack de Vries: ’De pluspunten van het beleid zijn voor het CDA, de minpunten voor de anderen’. Zoiets levert weinig krediet op bij de coalitiepartners. Niet voor niets bleek na de val van zijn vierde kabinet, dat Balkenende nauwelijks nog vrienden had op het Binnenhof. Niemand gunde hem nog de ruimte in een tussenkabinet alvast voor te sorteren naar een nieuwe coalitie, zodat de koningin hem in demissionaire status strak aan de ketting legde. De staatsrechtgeleerde A. M. Donner omschreef de rol van de minister-president in het Nederlandse coalitiebestel ooit als die van ’herder van een kudde stekelvarkens’. Ze hebben allemaal hun eigen gelijk en hun eigen visie en zijn daarom moeilijk bijeen te houden en in dezelfde richting voort te bewegen.
Op dit punt leek Balkenende zelfs nauwelijks moeite te doen, als zich al van verre problemen aankondigden – zoals in het laatste kabinet over Uruzgan. Alleen de slag in de media telde, zo had Jack de Vries geleerd van collega Alastair Campbell, de spindoctor van de Britse premier Tony Blair. Zo kwam het zwaarbevochten Sociaal Akkoord van 2004 tot stand dankzij slim opereren van de liberale minister van financiën Zalm, maar probeerde Balkenende de eer van dit wapenfeit naar zich toe te trekken. Misschien was hij wel de eerste echte mediapremier, al was hij bepaald niet mediageniek. Toen in de begintijd duidelijk werd dat hij in de Hollandse polder heg noch steg kende, bood de toenmalige Ser-voorzitter Herman Wijffels aan hem in een vertrouwelijk gesprek eens grondig in te wijden. Balkenende stemde toe, maar tot verbazing van Wijffels trof hij in het Torentje naast de premier een ambtenaar aan die met pen en blocnote gereed zat om het gesprek te notuleren. En dan was het al heel wat dat Wijffels werd ontvangen. Jaap de Hoop Scheffer verzuchtte als secretaris-generaal van de NAVO eens: „Ik kom gemakkelijker binnen bij Bush en Blair dan bij Jan Peter.”
Bij het overheersende belang van de beeldvorming paste het alles en iedereen in de partij in het gelid van de eerste man te zetten. Onafhankelijke geesten als Cees Veerman en Ben Bot, ministers in het tweede kabinet-Balkenende, werden niet geapprecieerd, een loyale criticus als Bert de Vries werd min of meer in de ban gedaan en tegenspraak van wie dan ook werd als deloyaliteit aan Jan Peter bestempeld. Balkenende kon met behulp van Jack de Vries zijn ongehoorde macht uitoefenen dankzij drie opeenvolgende electorale successen. De recente val van de spindoctor, die dacht dat hij zich alles kon permitteren, was een teken aan de wand. De twee politici zijn uiteindelijk op de keerzijden van de macht stukgelopen en hebben in hun val de partij meegesleept naar een nieuw en historisch dieptepunt. Het is nog niet gezegd, dat het nu met de christelijke partijvorming zo goed als gedaan is. De christen-democratie werd in de jaren negentig al op sterven na dood verklaard, maar beleefde in 2002 een wonderbaarlijke comeback. Dat was mede dankzij de inspanningen van de generatie-Balkenende om het gedachtengoed van de partij te revitaliseren.
De kern daarvan was een verschuiving van de collectieve naar de persoonlijke verantwoordelijkheid. Balkenende heeft op dit vlak het een en ander bereikt, al was het maar een afrekening met het Zwitserleven-gevoel, de luxe om al omstreeks 55 jaar met werken te stoppen. Uit de uitslag spreekt ook de wetmatigheid ’der Mohr hat seine Arbeit getan, der Mohr kann gehen’. Voor een democratie is een afwisseling tussen regeringscoalitie en oppositie een natuurlijk proces, dat zich in Nederland ruwweg om de acht jaar voltrekt. Het is dus te vroeg het CDA af te schrijven, ook al gelet op de niet zo heel grote afstand tot de nieuwe nummer één, de VVD. Voor zover zich wel een structureel verschijnsel voordoet is het de uittocht van katholieken. Limburg en Brabant, de traditionele bolwerken, zijn massaal naar PVV en VVD overgelopen. Ook daarom was het wijzer van de gereformeerde Balkenende geweest na de kabinetscrisis in februari het stokje aan een katholieke zuiderling over te dragen, Eurlings of Leers. Maar ook het ontbreken van een verstandig personeelsbeleid behoort tot de keerzijden van de macht. Daarom is in een democratie de meer afstandelijke houding tot de macht die Cort van der Linden demonstreerde, te verkiezen boven de missionaire aandrift van Balkenende. Zonder tegenspraak ontaardt die aandrift snel in machtshonger.
Reacties