Filosofie op School - Rawls

  Ook hier weer het patroon:

  • - historische, culturele en filosofische context van de filosoof
  • - primaire ideeën van het denken van de auteur
  • - Vergelijking met andere filosofen
  • - actualiteit
  • - een tekst, voorbeeldexamen en
  • - conceptuele map

I Context. Rawls leefde van 1921 tot 2002 en maakte zo de grootste historische gebeurtenissen van onze tijd mee, zoals die van WOII waarin hij zelf deelnam. Rawls is Amerikaan en doceerde politieke filosofie op Harvard. In dezelfde tijd van de jaren zestig waar de hippies opkomen, is er ook die van de black power beweging als revolte in de tijd waar burgerrechten weer aandacht krijgen. Door de oorlog van Vietnam groeit er een intern conflict n de VS.

Cultureel gezien zijn er stromingen die met deze weerbarstigheid opgaan, zoals het abstractisme van Pollock en het abstract expressionisme waar Rothko de maximale representant is. Ook is er Popart die het hyperrealisme verbeeldt. Eveneens groeit de Noord-Amerikaanse cineastische industrie uit tot een invloedrijk gebeuren die de American Way of Life uitdraagt. Rawls werd gemotiveerd door de multiculturele samenleving van die tijd. En hij wijdt zich aan politieke filosofie.

De filosofische context.  Het is de theorie van het rechtvaardigheid waar hij door bekend werd. Hij werd beïnvloed door Isaiah Berlin die hij leert kennen in zijn tijd in Oxford. Deze maakte onderscheid tussen positieve en negatieve vrijheid. Daarnaast is er de figuur van L.A.H. Hart als een van de leidende rechtsfilosofen van die tijd.

Rawls concentreert zich op de contracten traditie, die begint met Locke in de zeventiende eeuw. Rawls zoekt een synthese tussen de publieke waarden waar Rousseau naar streeft met de individuele waarden die Locke verdedigt. Ook is er een leegte ontstaan na de Franse revolutie op dit gebied en morele kwesties die gerelateerd waren aan het geloof en nu een rationele basis nodig hadden. Er waren veel discussies over het natuurlijk recht. Zo was er het de stroming van het vinden van waarden via het intuïtionisme (Ross en Prichard) als ook het utilitarisme waar John Stuart Mill de primaire vertegenwoordiger van was. Rawls poneerde zijn eigen constructivistische theorie.

II Primaire ideeën.  

1. Liberale doctrine. Rawls behoort tot de filosofische stroming van het politieke liberalisme van Locke en Hume, Adam Smith tot Kant en Tocqueville. De belangrijke pijlers daarvan zijn;

  • - definieert en verdedigt het individu. Dit individualisme ontstaat als reactie op het despotisme. Naarmate deze stroming zich vormt splits het zich in liberalisme libertario (Nozick) en egalitair waar Rawls te vinden is. 
  • - minimaliseert de invloed van de staat. Het laissez faire is een van de meest zichtbare en bekende postulaten en is dus tegen het interventionisme van de staat

De twee pilaren, Individualisme en vrijheid brengen belangrijke consequenties. De staat is een noodzakelijk kwaad (1) en het recht van het individu is een natuurlijk recht en is dus inherent aan het concept van de mens.

De theorie van het recht. Gaat uit van het Kantiaanse idee van neutraliteit (onpartijdig). De twee basis eigenschappen van Rawls theorie zijn (dus) rationaliteit en vrijheid. In zijn theorie zoekt hij naar principes waarop het recht kan werken, of gegidst kan worden. Daarin gaat her erom te weten wat goed is. Rawls wil hier geen definitie van geven maar het terrein echter begrenzen waarop de mens vrij kan zijn en kan handelen. Handelen in overeenkomst met de rechtspraak zorgt definieert wat de mens deugdelijk maakt. OM dat te bereiken zoekt hij een universeel rechtsprincipe. Daarin is het organiseren van een maatschappij de essentie. 

Burgers zijn vrij en gelijk en  het systeem van gelijkheid moet zorgen voor samenwerking tussen gelijken. Om dit te bereiken stelt hij het idee van oorspronkelijke positie voor., een soort van vertrekpunt voor burgers om (onderhandelend) hun akkoorden te bereiken onder elkaar, en dat niemand een voordeel boven de ander zou hebben.

Als tweede conditie ziet hij een sluier van onwetendheid waarin niemand (in persoonlijke of politieke omstandigheid) voordeel kan hebben over iemand anders bij het onderhandelen. Deze sluier zorgt ervoor dat niemand van de ander weet welke sekse, leeftijd of afkomst heeft.

Principes van rechtspraak (tekst) gaat in op de twee principes van rechtspraak en die zijn:

"Eerste principe - Aan iedere persoon komt een gelijk recht toe op een zo uitgebreid mogelijk totaalsysteem van gelijke basisvrijheden, dat in overeenstemming is met een gelijkwaardig systeem van vrijheid voor allen.

Tweede principe - Sociale en economische ongelijkheden moeten zodanig worden ingericht dat ze zowel:

a) in het grootste voordeel zijn van de minst gegoeden, als

b) verbonden zijn met functies en betrekkingen die openstaan voor allen onder de voorwaarden van eerlijke gelijkheid van kansen." (overgenomen van Wikipedia)

III De vergelijking van Rawls is anders door zijn comtemporatieve karakter en richt zich op een van zijn grootste critici: Ronald Dworkin. Beiden zijn auteurs van het gelijkwaardig liberalisme en beiden zijn tegenstanders van het utilitarisme. Dworkin ziet ook dat het individuele recht boven elke ideologie moeten staan. maar Dworkin tendeert meer naar het gelijkheidsbeginsel. Dworkin denkt dat de mens niet volledig verantwoordelijk is voor zijn beslissingen en dat bij sommige beslissingen de verantwoordelijkheid mede ingegeven worden door (of te wijten zijn aan) de omgeving.

Voor Dworkin zijn de natuurlijke goederen even belangrijk als de sociale goederen voor een goed leven...

IV Actualiteit. In het feminisme wordt aan het werk van Rawls gerefereerd door o.a. Mackinnon en Susan Moller. Daarin is de kritiek vaak dat Rawls zich op de autonomie van het individu heeft gebogen maar weinig oog heeft gehad voor het collectief. [Lijkt me precies passen bij zijn Amerikaanse achtergrond]

Conceptuele kaart:

- niet verder uitgewerkt.

Tekst: Justice as fairness, a restatement. Een extract daaruit gaat in op de bovengenoemde twee principes:

"Twee beginselen van rechtvaardigheid

Ik zal nu in voorlopige vorm de twee rechtvaardigheidsbeginselen uiteenzetten die ik heb geformuleerd geloof dat in de oorspronkelijke positie zou worden gekozen. In deze sectie wil ik dat doen maak alleen de meest algemene opmerkingen, en daarom de eerste formulering van deze principes is voorlopig. Naarmate we verder gaan, zal ik er verschillende doornemen formuleringen en stap voor stap de te geven eindverklaring benaderenveel later. Ik ben van mening dat als je dit doet, de uiteenzetting in een vorm kan doorgaannatuurlijke manier.

De eerste verklaring van de twee principes luidt als volgt:

  • Ten eerste: iedere persoon heeft een gelijk recht op het meest uitgebreide fundamentele vrijheid die verenigbaar is met soortgelijke vrijheid voor anderen.
  • Ten tweede: sociale en economische ongelijkheden moeten zo worden geregeld dat van beide (a) redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze voor iedereen gelden voordeel, en (b) gehecht aan posities en ambten die voor iedereen toegankelijk zijn...

Bij wijze van algemeen commentaar: deze principes zijn in de eerste plaats van toepassing, net als ik gezegd, aan de basisstructuur van de samenleving. Zij moeten de opdracht beheren van rechten en plichten en om de verdeling van sociale en economische rechten te reguleren voordelen. Zoals hun formulering suggereert, veronderstellen deze principes dat de sociale structuur kan worden verdeeld in twee min of meer verschillende delen, het eerste principe is van toepassing op het ene, het tweede op het andere. Zij onderscheid te maken tussen die aspecten van het sociale systeem die het sociale systeem definiëren het veiligstellen van de gelijke vrijheden van het burgerschap en de vrijheden die dat specificeren sociale en economische ongelijkheid tot stand brengen. De fundamentele vrijheden van burgers zijn grofweg politieke vrijheid (het recht om te stemmen en verkiesbaar te zijn voor een openbaar ambt) samen met de vrijheid van meningsuiting en vergadering; vrijheid van geweten en vrijheid van denken; vrijheid van de persoon samen met de recht om (persoonlijke) eigendommen te bezitten; en vrijheid van willekeurige arrestatie en inbeslagname zoals gedefinieerd door het concept van de rechtsstaat. Deze vrijheden zijn alles volgens het eerste beginsel gelijk moeten zijn, aangezien zij burgers zijn van een rechtvaardige samenleving dezelfde basisrechten moeten hebben. 

Het tweede principe is in de eerste benadering van toepassing op de verdeling van inkomen en vermogen en naar de inrichting van organisaties die daar gebruik van maken verschillen in autoriteit en verantwoordelijkheid, of commandostructuren. Terwijl de verdeling van rijkdom en inkomen hoeft niet gelijk te zijn, dat moet wel zo zijn ieders voordeel, en tegelijkertijd posities van autoriteit en commandokantoren moeten voor iedereen toegankelijk zijn. Het één past het tweede toe beginsel door posities open te houden, en vervolgens, met inachtneming van deze beperking, regelt sociale en economische ongelijkheid zodat iedereen ervan profiteert. Deze principes moeten in serie met het eerste principe worden gerangschikt vóór de tweede. Deze volgorde betekent dat er wordt afgeweken van de instellingen van gelijke vrijheid die door het eerste beginsel worden vereist, kunnen niet worden gerechtvaardigd door, of gecompenseerd door, grotere sociale en economische voordelen. De De verdeling van rijkdom en inkomen, en de hiërarchieën van autoriteit, moeten hetzelfde zijn in overeenstemming met zowel de vrijheden van gelijk burgerschap als de gelijkheid van mogelijkheid.

Het is duidelijk dat deze beginselen nogal specifiek zijn wat betreft hun inhoud acceptatie berust op bepaalde veronderstellingen die ik uiteindelijk moet proberen verklaren en rechtvaardigen. Een theorie van rechtvaardigheid hangt af van een theorie van de samenleving manieren die duidelijk zullen worden naarmate we verder gaan. Voorlopig zou dat wel moeten Opgemerkt moet worden dat de twee principes (en dit geldt voor alle formuleringen) dat ook zijn een speciaal geval van een meer algemene rechtvaardigheidsconceptie als volgt uitgedrukt:

  • Alle sociale waarden – vrijheid en kansen, inkomen en rijkdom, en de grondslagen van zelfrespect – moeten gelijkelijk worden verdeeld, tenzij De ongelijke verdeling van een of meer van deze waarden is voor iedereen voordeel.

Onrechtvaardigheid is dus eenvoudigweg ongelijkheid die niet in het voordeel van iedereen is. Van

Deze opvatting is uiteraard uiterst vaag en vereist interpretatie. Stel als eerste stap dat de basisstructuur van de samenleving zich verdeelt bepaalde primaire goederen, dat wil zeggen dingen waarvan elk rationeel mens wordt verondersteld willen. … Neem voor de eenvoud aan dat de belangrijkste primaire goederen op de gezindheid van de samenleving zijn rechten en vrijheden, bevoegdheden en kansen, inkomen en vermogen. (… het primaire goed van zelfrespect staat centraal plaats.) Dit zijn de sociale primaire goederen. Andere primaire goederen zoals gezondheid en kracht, intelligentie en verbeeldingskracht zijn natuurlijke goederen; hoewel hun bezit wordt beïnvloed door de basisstructuur, maar dat is niet zo direct onder zijn controle. Stel je dan een hypothetische initiële regeling voor waarin alle sociale primaire goederen gelijk verdeeld zijn: iedereen heeft dat vergelijkbare rechten en plichten, en inkomen en rijkdom worden gelijkmatig verdeeld. Dit De stand van zaken biedt een maatstaf voor het beoordelen van verbeteringen. Indien zeker ongelijkheid in rijkdom en organisatorische macht zou iedereen tot een machtswellusteling maken beter af zijn dan in deze hypothetische uitgangssituatie, dan komen ze overeen de algemene opvatting.

Nu is het mogelijk, althans theoretisch, dat door een deel van hun op te geven fundamentele vrijheden worden mannen voldoende gecompenseerd door de daaruit voortvloeiende vrijheden sociale en economische winsten. De algemene rechtvaardigheidsconceptie legt nee op beperkingen op wat voor soort ongelijkheid toelaatbaar is; het vereist alleen maar dat ieders positie verbeterd wordt. Zoiets hoeven we niet te veronderstellen drastisch als het instemmen met een toestand van slavernij. Stel je in plaats daarvan voor dat mannen afstand doen van bepaalde politieke rechten wanneer de economische opbrengsten aanzienlijk zijn en hun vermogen om door de uitoefening hiervan de koers van het beleid te beïnvloeden rechten zouden hoe dan ook marginaal zijn. Het is dit soort uitwisseling dat de twee principes sluiten zoals gezegd uit; omdat ze in seriële volgorde zijn gerangschikt, doen ze dat niet uitwisselingen mogelijk maken tussen fundamentele vrijheden en economische en sociale voordelen.

De seriële ordening van principes drukt een onderliggende voorkeur uit tot de primaire sociale goederen. Als deze voorkeur rationeel is, geldt dat ook is de keuze van deze principes in deze volgorde. …"

--

Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Voorbij goed en kwaad (Nietzsche)

Begraven of cremeren?