Filosofie op School - Marx

   Ook hier weer het patroon:

  • - historische, culturele en filosofische context van de filosoof
  • - primaire ideeën van het denken van de auteur
  • - Vergelijking met andere filosofen
  • - actualiteit
  • - een tekst, voorbeeldexamen en 
  • - conceptuele map

I Context. De essentie van de context in het leven van Marx is de industriële revolutie, die in Engeland begin aan het eind van de negentiende eeuw.

De filosofische context begin bij de grootmeester, Hegel (de vader van het idealisme) en zijn dialectiek, dat als een van de meest belangrijke filosofische concepten te zien is van de laatste eeuwen. Deze dialectiek is van invloed op Marx en op Feuerbach. Daarnaast is Schopenhauer belangrijk: hij verdedigde een vorm van irrationaliteit ondersteund door het idee van de wil. Dan is er de ontwikkeling van het liberale systeem van Compte en het positivisme, met daarin de wetenschap  als basis voor vooruitgang. Kierkegaard komt met ideeën die voorafgaan aan het existentialisme. De verscheidenheid aan ideeën en filosofieën in die tijd lijkt te suggereren dat er een waardecrisis aan de gang is. Deze crisis wordt toegeschreven aan de filosofen van de verdenking (sospecha): Nietzsche, Freud en Marx.

Marx neemt de linker vleugel in van de invloed van Hegel, wiens maximale exponent, Feuerbach is. Hij rebelleert tegen het idealisme van Hegel waarin de mens een manifestatie is van de geest maar juist bestaat door het materialisme. Voor Feuerbach was de mens wel onderdeel van de natuur maar was God niet meer dan een projectie van de mens. Marx stelt daarbij dat de mens niet zozeer natuur heeft als wel geschiedenis. Dan is er nog het utopische socialisme van Fourier en Owen, als ook Engels die Marx in Parijs ontmoette. Marx voegt een studie van het proletariaat toe en dan zijn er de economische analisten zoals David Ricard en Adam Smith. Als laatste zijn er de figuren Bakoenin en Proudhon, de vader van het anarchisme waarin Marx niet de oplossing zag waarin de staat onderdrukt zou moeten worden, maar Marx zag juist een communistische staat.   

II Primaire idee. Het historisch materialisme dat niets anders is dan een interpretatie van de geschiedenis door het materialisme.

Antropologie. De mens is volledig materieel en beïnvloedt door zijn activiteit, de natuur om zich heen. Deze mens is daardoor in proces en nooit "af." Zijn activiteit is zijn primaire kenmerk en de transformatie van de natuur een consequentie van zijn en deze ontwikkeling. Daarnaast is de mens een sociaal wezen die de collectiviteit nodig heeft om zich volledig te ontwikkelen. Zijn werk / arbeid is zijn essentie en dit doet hij in gemeenschap en Marx keurt het individualisme (dus) af.

Historisch materialisme.

De mens neemt van de natuur wat hi nodig heeft en de geschiedenis is te verklaren door de mens die transformerende activiteiten uitvoert. Door handel weet de mens zijn materiele noden te bevredigen. Dit is de sociale productie van het leven en de onderhandeling tussen relaties bepaalt de structuur van de staat. En de manier waarop de mens denkt en leeft heeft alles met deze materiele relatie te maken.

[dan volgt er een economische verdieping]

De geschiedenis [als vervolg op Hegel] is dialectisch, maar daarin zijn tegenspraak te vinden in die economische structuur.  Deze tegenspraak zit er in dat de diegene die de productiemiddelen bezitten (eigenaren, ondernemers, ) tegenover de productieve krachten van de werknemers staan.  Infrastructuur is die van de productiemiddelen, dus het proces van productie, distributie, handel en consumptie van goederen. Dit is de basis van het geheel. En superstructuur is het samenspel van geloof, ideeën, normen en instituties die de eigen sociale bewustzijn bepalen en die de mens en zijn ideologie bepalen. Dat is allereerst te vinden op het juridische -politieke vlak en de ideologie bepaalt / configureert het sociale bewustzijn. om de geschiedenis te begrijpen is die infrastructuur dus nodig. Afhankelijk waar het individu in het systeem zit zal deze ene of andere ideeën (ideologieën ) verdedigen: de eigenaar het kapitalisme, en de arbeider het socialisme. Die klassenstrijd  is onderdeel van de geschiedenis waar violentie de verloskundige is van de geschiedenis.

Vervreemding en ideologie. De mens vervreemd zich van het werk waar de gehele vrijheid uit is gehaald omdat dit werk zo systematisch wordt toegesneden en gespecialiseerd, dat de arbeider enkel nog dat deel ziet en zich niet meer kan vereenzelvigen [mijn vertaling]. Maar er zijn volgens Marx ook andere vormen van vervreemding, sociaal, politiek en juridisch, maar ook religieus en filosofisch. Filosofen - zo zegt hij hierover - hebben zich wel met de wereld bezig gehouden in contemplatie, maar wat de mens definieert is niet deze beschouwing, maar pure arbeid. De taak van de filosofie is om de wereld te transformeren, de werkelijkheid te veranderen en dus als praxis moet worden.

Ideologie is voor Marx, de vorm van vervormde bewustzijn. Deze behoren tot de superstructuur van de maatschappij en die worden bepaald door de infrastructuur.

III De vergelijking van Marx en Plato. Voor beide is de maatschappij onrechtvaardig. Plato ziet geen heil in de democratie, Marx heeft problemen met het kapitalisme.

Hier is op het epistemologische vlak een frontale botsing tussen beide filosofen. Plato ziet geen waarde in de zintuigelijke wereld, maar die van ideeën, voor Marx is de werkelijkheid de relatie met de productie.

Metafysisch. Ontologisch is er ook een gat tussen beide denkwijzen. Voor Plato is de werkelijke wereld onveranderbaar en vervat in het idee die onveranderbaar zijn. Voor Marx is de werkelijkheid onderdeel van de materialiteit die de superstructuur conditioneert.

Antropologisch. Voor Plato was een onsterfelijke geest nodig die in de zintuigelijke wereld leeft om zijn epistemologie te ontwikkelen. Bij Marx is het net andersom: de mens is antropologisch monistisch die zijn leven maakt of produceert in de maatschappij die zijn rol niet systeem bepaalt zijn klasse en zijn leven dat hij als mens zal doormaken. [Ethisch, en moreel zijn er vele overeenkomsten]

IV Actualiteit. Die is er volop. De unidimensionele mens van Herbert Marcuse bouwt op Marx voort. en de Frankfurter school is er een uitloper van. Denkers hiervan zijn, o.a. Walter Benjamin, Horkheimer en Adorno.

Conceptuele kaart:

- niet verder uitgewerkt.

Tekst: Manuscript van filosofie en economie

Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Voorbij goed en kwaad (Nietzsche)

Begraven of cremeren?