Canon van de economie (1)

De Canon van de economie is een prachtig mooi boek dat de stand van de economiewetenschap belichtte.*

 Dit is een uittreksel van deze Canon , die gepubliceerd werd door de ESB rond het jaar 2010 ter jubileum en om een idee te geven van de status van het vakgebied. De focus van de verschillende canons ligt steeds op een specifiek beleidsgebied. Daar zijn er in totaal 25 van.

De individuele vakgebieden. De vakgebieden en ESB beleidsterreinen zijn als volgt - zie nummering - gesorteerd. 

1. Openbare financiën (Begin 1900, of eerder (mijn visie en schatting)). Auteurs / economen, “Het veld is opgebouwd door”:  Pigou (1877-1959), Ramsey (1903-1930), Musgrave (1910-2007), Samuelson (1915-2009 Nobel), Mirrlees (1936-2018, Nobel). (Asymmetrische informatie, en incentives, moral hazard en optimale inkomensbelasting. Mirrless-Diamond efficiency theorema). Peter Diamond (1940, Nobel). Atkinson (1944-2017), Stiglitz (1943: Nobel). Globalisering. Saez (1972): tracking income, poor, middleclass and rich. Top earners increased share of income over last 3 decades (werkt samen Piketty en Zucman).

Economische Thema’s: efficiënte belasting heffing (Ramsey: belast activiteiten die het minst prijsgevoelig zijn),  progressieve inkomstenbelasting (let bij herverdeling b.v. op doelmatigheid versus efficiëntie), subsidie van werk (verdeling en prikkels), belasting kapitaalinkomen (is terecht, maar onduidelijk met welk tarief), prijs van publieke goederen (kosten verstoring economie maar ook baten herverdeling), Impact van schuld (generationele kwesties, keynesiaans conjunctuurinstrument), oplossen van Ontbrekende markten (externe effecten leiden tot welvaartverliezen), alleen of samen (belasting in EU stroomlijnen (gezamenlijke Europese belastingmethode beter dan belastingconcurrentie)).

Thema’s / essentie: distributie, rol overheid, (ontbrekende) marktdenken.

Datum literatuur (laatste bevindingen, 2010). Start vakgebied. In NL begin 1900. Veranderingen: start Openbare Financiën meer als macro, nu veel meer micro-focus. [zo steltook marcel bouman dat beleid veel meer micro is geworden / relatie econometrie?]

2. Monetaire Economie (Begin 1900). Auteurs / economen: Bennett McCallum (1935), Monetair econoom, VS: McCallum Rule die groei geldhoeveelheid definieert. Carl. E. Walsh (1949): Central banking, positie in FED gehad. Cross-Vakgebied: Robert Shiller, gedragseconomie.

Economische thema’s: De functies van geld (ruilmiddel, als rekeneenheid vermindert de informatiebehoefte en oppotmiddel: de brug tussen heden en toekomst). Het monetaire transmissiemechanisme (invloed nominale variabelen zoals rente heeft invloed op reële economie). De neutraliteit van geld (geldsluier. Geen invloed op productie), Verwachtingen (ideevorming van de toekomst (lange horizon) a.d.h.v. risico en onzekerheid). De Philipscurve (De samenhang tussen inflatie, werkeloosheid en de loonvoet en dynamische verwachtingen). De Philipscurve (invloed rationele verwachtingen), Prijsstabiliteit als primaire doelstelling van de CB (Rol van politiek en onafhankelijkheid). Taylor-regels (rente is functie van reële macro-economie: bij inflatie b.v. rente verhogen). Monetair beleid en instabiliteit van het financiële systeem (beleid CB creëert verwachtingen en beïnvloedt risicohouding financiële partijen). Het belang en de rol van de lender of last resort (Rol CB gaat verder dan de huidige theorie voor verstandig acht).

Controverses: Real Business Cycles Theory (olieprijsverandering zorgt voor schok in economie) versus Aggregate demand (impliciet vraagtekort, Philipscurve en Keynes zoals vanaf 2000 lijkt te gebeuren), ...?

Thema’s / essentie: (invloed) geld, systemen, centraal –decentraal, financieel-reële economie, verwachtingen toekomst en onzekerheid en risico (houding). Lender of last-resort.

3. Internationale economie en ontwikkelingseconomie. Vakgebied internationaal: Vooral Paul Krugman. Dan: Forslid, R., en G. Ottaviano (2003). Bernard, A.B. en J.B Jensen (1999). Melitz, M.J. (2003). Grossman G. en E. Rossi-Hansberg (2008). Prasad, E.S., R.G. Rajan, en A. Subramanian (2007). Bloom, D.E., en J.G. Williamson (1998). Glaeser, E.L., R. La Porte en A. Schleifer (2004). Rodrik, D., A. Subramanian, en F. Trebbi (2004). Sala-i-Martin, X. (2006). Frankel J.A., Romer D. (1999) Rodriguez, F., and D. Rodrik (2000) 

Thema’s: Schaalvoordelen en product differentiatie leiden tot internationale handel (handel neemt met specialisatie toe). Geografische economie (factormobiliteit en interactiekosten leidt tot cluster en agglomeratie zoals steden). Multinationals domineren de handelsstromen (met export neemt productiviteit toe, handel leidt tot kennistoename). Voordelen van handel (inefficiënte bedrijven prijzen zichzelf uit de markt). De fragmentatie van productie (toegevoegde waarde export krimpt door meer intermediaire – handel in taken - productie). Kapitaalliberalisatie en economische ontwikkeling (Kapitaalliberalisatie en buitenlandse investering blijven politiek gevoelige punten). Demografie en ontwikkeling (afhankelijkheidsratio en “demografisch dividend” sturen ontwikkeling). Instituties en economische ontwikkeling (kwaliteit instituties is endogene ontwikkelingsvariabele). Armoede en inkomensongelijkheid (deze verbetert maar blijft hoog). Openheid en economische groei (Openheid is factor voor groei, maar bij ontwikkelingslanden beperkt door kwaliteit instituties).

Controverses: “Binnen de economie is het een heel discussiepunt. Dani Rodrik vindt bij voorbeeld dat een econoom over een markt alleen iets kan vertellen in termen van efficiëntie. Niks meer, zeker niet iets over waarden. Anderen (Foley o.a.) zijn van mening dat waarden heel belangrijk zijn het vormgeven van een economie”.

Vakgebied ontstaan sinds studie economie (mercantilisme)

Veranderingen. Veel meer econometrie. Fait Divers: Dani Rodrik en Branko Milanovič bekend van hoe globalization & income-inequality hebben geleid tot onze tijd van onbehagen.

4. Ondernemerschap (Jaren 40, Schumpeter). Auteurs. Nooteboom, B. (1986). Van der Zwan, A (1981). Abernathy, W.J. en J. Utterback (1978). Gort, M. en S. Klepper (1982). Schumpeter, J.A. (1911). Acs, Z.J. en D.B. Audretsch (1987). Brock, W.A. en D.B. Evans (1989). Carlsson, B. (1989). Hébert, R.F. en A.N. Link (1989). Baumol, W.J. (1990). Lucas, R.E. (1978). Parker, S.C. (2009). Jovanovic, B. (1982).  Lazear, E.P. (2005). Kihlstrom, R.E. en J.J. Laffont (1979). Hamilton, B.H. (2000). Benz, M. en B.S. Frey (2008). Blanchflower, D.G. en A. Oswald (1998). Landier, A. en D. Thesmar (2009). Banerjee, A.V. en A.F. Newman (1993). Evans, D.S. (1989). Holtz-Eakin, D., D. Joulfaian en H.S. Rosen (1994). Hurst, E. en A. Lusardi (2004). Stiglitz, J.E. en A. Weiss (1981). 

Thema’s: 1. De twee (oude en nieuwe) Schumpeters (decentralisatie in innovatiestage of concentratie bij procesinnovatie bij consolidatie van activiteiten). 2. Ook het mkb innoveert. 3. De start van het vakgebied ‘small business economics’. 4. Ondernemerschap en productiviteit. 5. Ondernemerschap als beroep. 6. Ondernemerschap en menselijk kapitaal. 7. Ondernemers zijn minder risicoavers. 8. Ondernemers verdienen meestal niet meer dan werknemers. 9. Ondernemer worden en blijven. 10. financiële beperkingen als hindernis.

Thema’s en essentie:  ondernemerschap, Human capital, risicohouding, financiële beperking, investeren, ondernemer vs. professional

* - Het boek begon als idee bij de ESB-redactie. Destijds schreef Sandra Phlippen daarover een introductie, waar de recente kredietcrisis een aanstichter van was:

"Sinds de kredietcrisis ligt het financieel kapitalisme onder vuur. De econoom en de economische theorie worden hierbij regelmatig ter verantwoording geroepen. Er zouden te weinig checks and balances zijn om de uitwassen van de financiële wereld, zoals oncontroleerbare complexiteit van producten en een verziekte beloningscultuur, in te dammen. Voor zover de oorzaak hiervan bij de economische wetenschap kan worden gezocht, wordt er – extreem gesteld – vanuit twee kampen gewezen naar een verklaring: de economen van het grote overzicht enerzijds en de doorgespecialiseerde economen anderzijds.  De economen van het grote overzicht zien vooral het gebrek aan overzicht door overspecialisatie en de publish or perish-cultuur als oorzaak, omdat die onderzoekers aanzetten om zich te storten op publiceerbare modellen en exotische data die weinig bijdragen aan “het grote debat”.

Hiertegenover staan de doorgespecialiseerde economen die van mening zijn dat het juist de economen van het grote overzicht zijn die zich, zonder onderzoeksbasis, deskundig achten op vele terreinen. Hiermee stellen zij niet alleen de deskundigen per specifiek onderzoeksdomein onterecht op de achtergrond, maar wekken zij ook de indruk alles onder controle te hebben. Bij afwezigheid van het debat waarin confrontatie plaatsvindt tussen de kleine (gespecialiseerde) en de grote (overzichts)vragen, maar ook tussen empirie en theorie, of zelfs tussen macro- en microvraagstukken, dreigt verkokering. Verkokering die ons economen wordt verweten en waarvoor wij ter verantwoording worden geroepen. Om dit debat te kunnen aangaan is een gemeenschappelijke deler nodig. Een kennisbasis waarover consensus heerst ..."(bron, ESB.nu, Sandra Phlippen, okt 2011, https://esb.nu/redactioneel-canon-van-de-economie/)


Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Voorbij goed en kwaad (Nietzsche)

Begraven of cremeren?