Economics in Perspective: A Critical History (2)

... vervolg op EiP1.

The Grand Assault. Dit hoofdstuk onderzoekt Karl Marx' kritiek op de klassieke traditie in de economie. De klassieke traditie postuleerde een evenwicht dat bekend zou komen te staan als evenwichtseconomie. Er trad geen verandering op in de fundamentele relatie tussen werkgever en werknemer, tussen land, kapitaal en arbeid. De verandering in het aanbod van arbeid en kapitaal zorgde alleen maar voor een nieuw en soortgelijk evenwicht. Het begrijpen van dat laatste evenwicht was de essentie van de economische wetenschap. Het hoofdstuk gaat in op Marx' afwijzing van de meest fundamentele veronderstellingen van de klassieke economie. Het bespreekt eerst de invloed van Friedrich Engels op Marx voordat het Marx' opvattingen over kapitalisme en andere onderwerpen zoals machtsverdeling, lonen, werkloosheid, arbeid, productie en eigendomsrechten analyseert. Het besluit met een beoordeling van de gebreken van het marxistische systeem.

The Separate Personality of Money. Dit hoofdstuk onderzoekt de rol van geld en het beheer ervan, de oorsprong van wat tegenwoordig bekend staat als monetarisme. Het geeft eerst een korte geschiedenis van geld, met de nadruk op de stappen die geld zijn aparte en onderscheidende persoonlijkheid gaven, inclusief de oprichting van banken; lenen en de resulterende daad van geldschepping; en het besef door koningen, prinsen en parlementen dat geldschepping kan worden gebruikt als vervanging voor belastingen of als alternatief voor lenen van financiers. Vervolgens wordt ingegaan op de betekenis van de instellingen en ervaring rond geld, samen met de economische gedachte en controverse die geld heeft opgeroepen. Het kijkt in het bijzonder naar factoren die de Amerikaanse houding ten opzichte van geld in de negentiende eeuw hebben gevormd, waaronder de Greenbacks en zilver. Ten slotte beschrijft het de rol van geld bij het vergemakkelijken van uitwisseling door rekening te houden met de uitwisselingsvergelijking die is geïntroduceerd door de Amerikaanse econoom Irving Fisher.

CHAPTER 13 American Concerns: Trade and Trusts; Enriched and the Rich.  Dit hoofdstuk onderzoekt de Amerikaanse preoccupatie met geld. Hoewel er in de Verenigde Staten weinig aandacht was voor de centrale thema's van de klassieke economie of voor de marxistische en andere vormen van kritiek daarop, was er een intense discussie over verschillende praktische economische onderwerpen zoals tarieven, monopolies en vragen met betrekking tot geld. Het hoofdstuk gaat eerst in op het debat over tarieven en tariefbescherming in het negentiende-eeuwse Amerika, waarbij figuren als Alexander Hamilton, Henry Clay en Henry Carey betrokken waren, alvorens kwesties te bespreken die te maken hebben met handel, monopolies, trusts en concurrentie. Er wordt met name gekeken naar de Sherman Act en andere antitrustwetgeving. Het analyseert ook het sociaal darwinisme van Herbert Spencer dat de klassieke ideeën in de Verenigde Staten verdedigde. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een beoordeling van de bijdragen van Henry George en Thorstein Veblen aan het debat over klassieke economie.

CHAPTER 14 Completion and Criticism. Dit hoofdstuk onderzoekt de kritiek die in de eerste decennia van de twintigste eeuw werd geuit op economische ideeën die verband houden met de klassieke traditie in de industriële wereld. Karl Marx was al lang van het toneel verdwenen, maar er zouden verontrustende ideeën komen van zijn erfgenaam, Lenin. Een daarvan was het idee dat de arbeidersklasse van de industrielanden geen vaderland kende. Wat de klassieke traditie zelf betreft, was de instructie van Alfred Marshall, deels via zijn Principles of Economics, nu zonder enige uitdaging in Engeland. In het hoofdstuk wordt eerst ingegaan op geld en bankieren tijdens de periode, waarna kwesties met betrekking tot monopolies en concurrentie worden besproken. Het gaat ook in op enkele belangrijke ontwikkelingen die de economische houding en het economische beleid tijdens de periode hebben beïnvloed, waaronder de Oktoberrevolutie van 1917 in Rusland en de migratie van economen uit Polen, Hongarije, Oostenrijk en Roemenië naar het Westen, waar ze de economische discussies in de jaar vooruit.

CHAPTER 15 The Primal Force of the Great Depression. Dit hoofdstuk onderzoekt de impact van de Grote Depressie op klassieke economische ideeën. Toen de Grote Depressie toesloeg na de beurskrach van oktober 1929, kozen economen in de klassieke traditie zoals Joseph Schumpeter en Lionel Robbins ervoor om niets te doen. Ze voerden aan dat de depressie zijn beloop moest krijgen. Het hoofdstuk gaat eerst in op het Amerikaanse economische beleid onder Franklin D. Roosevelt, waarbij de nadruk ligt op hoe hij drie zichtbare kenmerken van de depressie aanpakte: prijsdeflatie, werkloosheid en de ontberingendepressie die vooral kwetsbare groepen leden. Het bespreekt ook de standpunten van twee wetenschappers die behoorden tot de groep die bekend staat als de Roosevelt Brains Trust (later de Brain Trust), Rexford Guy Tugwell en Adolf A. Berle Jr. Ten slotte onderzoekt het hoe depressie en prijsdeflatie leidden tot twee pogingen om de prijzen verhogen, de ene via de Nationale Herstelwet en de andere via de landbouw.

CHAPTER 16 The Birth of the Welfare State. De geboorte van de Welvaartstaat wordt goed beschreven, maar staat mooier verwoord in het werk The Grand Pursuit van Sylvia Nasar... [wordt vervolgd.] Overigens laat zij de welvaart staat itt Galbraith niet beginnen bij Otto von Bismarck!

17 John Maynard Keynes. Dit hoofdstuk onderzoekt de economische ideeën van Keynes. Volgens Keynes vindt de moderne economie niet noodzakelijk haar evenwicht bij volledige werkgelegenheid; maar met werkloosheid, dit is het gebrek aan werkgelegenheid, waarin de wet van Say niet langer geldt; er kan een tekort aan vraag zijn. De overheid kan en moet maatregelen nemen om dit tekort te verhelpen. Het hoofdstuk gaat in meer detail in op het gebrek aan werkgelegenheid, de intrekking van de wet van Say, de roep om overheidsuitgaven die niet worden gedekt door inkomsten om de vraag te ondersteunen - die allemaal samen de zogenaamde Keynesiaanse revolutie vormden. Het beschouwt in het bijzonder het centrale voorschrift van Keynes dat er overheidsuitgaven moeten worden gefinancierd door te lenen om de vraag en de werkgelegenheid te ondersteunen. Het analyseert ook Keynes' kritiek op Winston Churchill, zijn A Treatise on Money (1930), en de economische discussie die volgde op de publicatie van The General Theory of Employment Interest and Money (1936).

CHAPTER 18 Affirmation by Mars. Dit hoofdstuk onderzoekt hoe de ideeën van Keynes jongere economen in Amerika aanspraken. Voor de jongere generatie geleerden waren de opvattingen van Keynes een welkom alternatief voor de werkloosheid en ellende die niet langer verdedigbaar waren en ook voor een toewijding aan Karl Marx en revolutie. Degenen van de Harvard-universiteit waren van mening dat het keynesiaanse systeem via hun tussenkomst naar de Verenigde Staten was gekomen. Harvard, zou het kiempunt zijn voor de keynesiaanse economie in de Verenigde Staten. Het hoofdstuk gaat in op enkele economen die zich bezighielden met de bespreking van het keynesiaanse systeem zoals dat van toepassing was op de Verenigde Staten, waaronder Joseph Schumpeter en Alvin Harvey Hansen. Het bespreekt ook de invloed van Keynes in de late depressieperiode en tijdens de Tweede Wereldoorlog, belangrijke keynesiaanse stemmen in de Amerikaanse regering, zoals Lauchlin Currie, en de grote gevolgen van de Tweede Wereldoorlog voor het Keynesiaanse systeem. Kuznets is hier belangrijk omdat hij in de oorlog een systeem bedacht om de productie te meten.

CHAPTER 19 High Noon. Dit hoofdstuk onderzoekt de winsten die de Keynesianen na de Tweede Wereldoorlog boekten. De oorlog had de werkloosheid geëlimineerd en voorstanders van de keynesiaanse economie oefenden nog steeds invloed uit in Washington en hadden bondgenoten gevonden in de zakenwereld. Het evenwichtstekort zou nu door de overheid opzettelijk terzijde worden geschoven ten gunste van volledige werkgelegenheid. Het hoofdstuk gaat eerst in op het wetsvoorstel dat is voorgesteld door Keynesianen in de uitvoerende macht en gesponsord door vier senatoren om de economie van John Maynard Keynes stevig en volledig in de wet te zetten, en hoe het het debat nieuw leven heeft ingeblazen tussen degenen die denken dat ze het kapitalisme redden en degenen die erbij betrokken zijn. om het te redden van zijn redders. Vervolgens wordt ingegaan op de passage van de Arbeidswet van 1946 en enkele ontwikkelingen die belangrijke implicaties hadden voor het keynesianisme, waaronder de input-outputanalyse van Wassily W. Leontief en de econometrische of computermodellen van de economie.

CHAPTER 20 Twilight and Evening Bell. Dit hoofdstuk onderzoekt de achteruitgang van de keynesiaanse economie, voornamelijk vanwege de ernstige politieke asymmetrie: wat politiek mogelijk was tegen deflatie en depressie, was politiek niet mogelijk of haalbaar tegen inflatie. Deflatie en werkloosheid vroegen om hogere overheidsuitgaven en lagere belastingen, wat politiek gezien zeer aangename acties waren. Lagere overheidsuitgaven en hogere belastingen, waar juist prijsinflatie om vroeg, waren echter politiek niet acceptabel. Bovendien waren ze niet gemakkelijk effectief tegen loonprijsinflatie - de moderne vorm van inflatie. Het hoofdstuk legt uit hoe de scheiding van micro-economie van de reikwijdte van de keynesiaanse economie en beleid een micro-economisch model in stand hield dat geen inflatoire rol kon spelen. Het overweegt ook enkele juridische inspanningen om de loon-prijsspiraal te stoppen, waaronder de loon- en prijscontroles van de regering-Nixon, en de bijdrage van Milton Friedman aan de geschiedenis van de economie.

21 The Present as the Future, 1. HOe komt opeens de lage stand waartoe de moderne economie is afgedaald of waarvan algemeen wordt aangenomen dat deze is neergedaald? John Maynard Keynes maakte meer dan een halve eeuw geleden de beroemdste voorspelling van de toekomst van de economie, waarin hij concludeerde dat "het economische probleem niet - als we in de toekomst kijken - het permanente probleem van de mensheid is." De voorspelling van Keynes is minder dan nauwkeurig gebleken. Terwijl sommige van de voorheen machtige economische invloeden in de industrielanden afnemen, is de productie van goederen een veel minder urgente zaak dan het was. Het hoofdstuk behandelt een reeks krachten die economie vasthouden aan de klassieke traditie en dat ook zullen blijven doen, waaronder de macht van economisch belang en het feit dat klassieke economie het machtsprobleem in de economie en het staatsbestel oplost.

Galbraith verwoordt "Het heden als toekomst," mooi doordat het verleden zichtbaar is in het heden en zo is het heden ook zichtbaar in de toekomst. Economie wordt populair als wetenschap en tussen de regels door lees je dat de economen de boel niet meer in de hand hebben. Er zijn zoveel economen gekomen, zou je kunnen zeggen... Maar zolang er werkgelegenheid is maakt niemand zich zorgen, sluit Galbraith netjes af. En hoe waar die stelling is blijkt wel uit onze tijd, waar werkloosheid en ongelijkheid regeren.

CHAPTER 22 The Present as the Future, 2. gaat in op verschillende ontwikkelingen die mogelijk strijden tegen de neoklassieke traditie om erkenning. Industriële landen, waaronder de Verenigde Staten, zijn al diep begaan met de economische ideeën en meer in het bijzonder hun praktijk in Japan. Het hoofdstuk gaat in op enkele van de lessen die uit Japan komen, zoals de samenwerking tussen industrie en overheid en investeringen in menselijk kapitaal. Het bespreekt ook een aantal manieren om aan marktdiscipline te ontsnappen en de concurrentie aan te pakken, waaronder een terugkeer naar bescherming, en hoe het onderscheid tussen micro-economie en macro-economie (als een legaat van Keynes!) zal vervagen en verdwijnen als gevolg van factoren zoals de dynamiek van prijzen en lonen als determinant van zowel inflatie als werkloosheid. Ten slotte geeft het commentaar op de toekomst van het binnenlands monetair en fiscaal beleid in relatie tot de internationale positie van een land.

 (bron: https://www.universitypressscholarship.com/). 

economic growth factors in Asia ppt

...
Wat bijzonder is, en wat meteen opvalt wanneer je dit boek leest in een andere tijd is dat het boek ondanks tijdloze elementen ook een product van de tijd is. Japan is eind jaren tachtig in opkomst en krijgt in de laatste hoofdstukken volop aandacht. In die zin zouden boeken nu over China schrijven, als de macht in opkomst. Dat is natuurlijk ook zo. Maar hoe het er over tien of twintig jaar weer uitziet blijft altijd weer onzeker.

--


Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Voorbij goed en kwaad (Nietzsche)

Begraven of cremeren?