Wiskundigen mogen niet huilen

De auteur van dit boek kende ik niet, en vond op zijn website een kort cv: 

"Gerardo Soto y Koelemeijer (1975) studeerde wiskunde in Delft en literatuurwetenschap in Leiden.... schreef diverse boeken (zowel romans als over wiskunde waaronder dit boek), promoveerde in de wiskunde, geeft les op een gymnasium, en ...In zijn vrije tijd werkt hij aan een biografie van de hispanist prof. dr. G.J. Geers."

Bijzonder figuur dus. Niet in de laatste plaats door die intrigerende naam (geboren in Spanje, de naam van de moeder erachter ...). In het boek waar het hier over gaat, vertelt hij iets meer over deze duale achtergrond, op zijn website niet meer...

"Wiskundige mogen niet huilen," is een confronterend boek. En dat boek heb ik in één ruk uitgelezen. Intrigerend, eerlijk, leerzaam, ...maar ook dubbelzinnig: heb ik nu het boek van een wiskundige gelezen of van een taalkundige?

Ik las wel meer boeken over wiskunde of over de filosofie van wiskunde (zoals plussen en minnen), maar dit boek overtreft al deze andere, maar dat zal niet iedereen zo vinden. Ik ben namelijk een biografie-enthousiast en dan is dit boek een echte parel.

Toch vraag ik me af of de auteur wiskundige en literatuurdeskundige zich volledig bewust is van wat hij gedaan heeft: Maradona "wiskundig" vergelijken met Wiles lijkt onschuldig. Bewijs heeft hij niet nodig om die parallel te trekken, het is een overtuigende gelijkenis, maar het probleem zit tussen Argentinië en Engeland. Want in het laatste land, wordt het wiskundige genie opgeleid, in het eerste het voetbalwonder. Dat is waar de niet-wiskundige denkt: zou het ook andersom gekund hebben? Argentinië het wiskundewonder en Engeland het voetbalgenie? (Waar komen al die andere voetbalgenies vandaan...)

Een andere brutale stelling is dat wiskunde doorzettingsvermogen vraagt. Hoe verzin je het! Op de vraag, waarom moeten we wiskunde leren, waarom is het verplicht weet niemand een overtuigend antwoord te formuleren vertelt de wiskundige eerlijk, maar hij brengt daarvoor in de plaats het argument dat wiskunde vervelend wordt gevonden, omdat het zo moeilijk is. Maar met doorzetten ga je de schoonheid ervan in zien en kom je op een niveau waar de moeilijkheidsvraag ingeruild wordt door het besef van nuttigheid [hier moet ik denken aan zwemmen: er komt een punt bij baantjeszwemmen dat je geen weerstand meer voelt om te stoppen, dan ga je alleen nog maar door. Aan die Flow refereert de auteur hier trouwens ook, maar dan bij wiskundestudie]. Aan het begin van de middelbare school (of zelfs lagere school) hebben kinderen dat niet door. Bijna niemand begrijpt waarom wiskunde belangrijk is. En minder waarom het verplicht is (juist die verplichting benadrukt het vervelende karakter: stel drugs verplicht en niemand gebruikt het meer*).

[De reden is volgens mij heel eenvoudig. Wiskunde is een exacte wetenschap en het zijn vooral de ingenieurs die het BNP laten groeien, niet de literatuurwetenschappers. Dus staat investeren in wiskunde, gelijk met investeren in groei. Maar zo expliciet gesteld wordt de allergie tegen wiskunde nog groter.]. In het boek komt dit in andere woorden terug: wiskundigen hebben meestal geen probleem om een baan te vinden...

Dat wiskunde moeilijk is, klopt volgens mij ook niet. Want ja, het is moeilijk voor leerlingen die het moeilijk vinden, daar komt dat imago vandaan, maar waar die moeilijkheid zit, is niet onderzocht. Dat heeft denk ik alles te maken dat men het nut er niet direct van inziet. Het is abstract en op die leeftijd is men bezig met concrete zaken, abstracties komen later. En, wederom: het is verplicht.

De rol van de auteur is dan ook die van de ambassadeur. Hoe moeten we het imago van wiskunde opkrikken en daar lijkt dit boek een product van. Dat doet hij wel enthousiast, maar helaas NIET als wiskundige. Hij heeft literatuurwetenschappen gestudeerd, en kent de slagen van de retorische zweep. Heel ontwapenend vertelt hij over Grunberg - niet het sterkste punt in het boek, dat een schrijver de het wiskunde-imago moet redden - en over het belang van verhalen vertellen. Dus aan het eind van het boek, blijft de lezer verward achter: is het toch taal of toch rekenen, dat belangrijk is? Of gewoon weer: beide...

Naast al dit en mijn beperkte en eentonige samenvatting is het gewoon een mooi werk. Het inspireert. 

De twee overige biografieën naast de eerdere parallel bestaan uit Bobby Fisher en Alexander Grothendieck die de nodige spanning bieden. Voor mij blijft vooral hangen dat - naast dat wiskunde meer deductief is en natuurkunde meer inductief - er m.b.t. de filosofie van de wiskunde vier stromingen zijn, die elk een ander antwoord op de vraag, Wat is wiskunde? geven: formalisme, platonisme, logicisme en intuïtionisme. De eerste twee zijn de meest verbreidde stromingen, op school wordt het Formalisme ("wiskunde is een betekenisloos spel") gevolgd. Het intuïtionisme is o.a. door het werk van de Nederlander L.E. Jan Brouwer verspreid geworden. En Logicisme is de tak in de filosofie die meent dat wiskunde een uitbreiding is van logica.

... een inhoudelijke samenvatting van de meer wiskundige elementen zou wel op zijn plaats zijn. Misschien dat iemand dat op het internet gezet heeft... 

Maar het ontbreekt de schrijver en wiskundige aan overtuigend bewijsmateriaal. Voor mij is dat diepgravende niet overtuigend. Wiskunde wordt dogmatisch verplicht gesteld, net zoals je vroeger naar de kerk moest. Je was of katholiek of protestant. Maar geloven deed je. Nu gelooft men in de heilzame werking van wiskunde. En dus is het verplichte kost. Met alle gevolgen van dien, vele positief, maar ook met neveneffecten van een enorm cultuurprobleem.
Economen zijn in deze tijd nagenoeg allemaal voorstander van het adagium: markt waar het kan, regulering waar het moet. Wiskunde mag blijkbaar niet aan de markt overgelaten worden, want dan kiest men het vak niet. Daar moet veel meer onderzoek naar gedaan worden. Niet door wiskundige of filosofen... En ook niet door economen en zeker niet door econometristen.

Overigens denk ik ook wel dat wiskunde een mooi fundament biedt om zo parafraserend als Newton die in het boek aangehaald wordt met de woorden: "op de schouders van andere genieën," meer te zien. Om concreter te denken en theorieën te formuleren heb je wiskunde wel nodig. Zo denk ik ook. Maar niet alleen wiskunde. Natuurkunde heeft nog een veel rijker jargon dan de wiskunde, dus waar stopt het? Moet ook natuurkunde verplicht gesteld worden?

PS. Oh ja, waarom huilt Andrew Wiles? Mijn verklaring: puur cultuur. Waar Diego erop los jankt, is de Engelsman geleerd om zijn emoties buiten beeld te houden. Dit doet me altijd meteen denken aan mijn werkervaring met Engelsen: "Yes, that is a fantastic idea," maar vervolgens gebeurt er niets en dan blijkt niet zozeer dat die emotie fake is, als wel dat Engelsen diplomaten zijn. Niks vergeleken met de meer botte Hollanders die recht op hun doel af gaan. Maar op zo'n moment in zijn leven voelt Wiles dat hij eerlijk met zijn gevoel mag zijn. Heel even...

* - verplichting: natuurlijk is wiskunde niet overal verplicht, maar steeds vaker bv voor studies als geneeskunde. Dat kan een functioneel karakter hebben, maar het wordt impliciet gebruikt als selectiemechanisme. 
 


Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Voorbij goed en kwaad (Nietzsche)

Begraven of cremeren?