Economics in Perspective: A Critical History (1)

Een boek van John Kenneth Galbraith. Er zijn veel vergelijkbare boeken, maar er zijn weinig 


vergelijkbare economen. Ik las dit boek dan ook met genoegen en tot mijn verbazing kwam ik wel de nodige nieuwe "inzichten" in de geschiedenis van de economie en de economen tegen. Economie in perspectief is een boek uit 1989.

In Economics in Perspective, renowned economist John Kenneth Galbraith presents a compelling and accessible history of economic ideas, from Aristotle through the twentieth century. Examining theories of the past that have a continuing modern resonance, he shows that economics is not a timeless, objective science, but is continually evolving as it is shaped by specific times and places. From Adam Smith's theories during the Industrial Revolution to those of John Maynard Keynes after the Great Depression, Galbraith demonstrates that if economic ideas are to remain relevant, they must continually adapt to the world they inhabit. A lively examination of economic thought in historical context, Economics in Perspective shows how the field has evolved across the centuries.

Het boek volgt logischerwijs een chronologische volgorde. Een blik over het economische landschap (H1) laat zien dat grote namen geassocieerd werden met grote problemen (Keynes na de depressie, Adam Smith na het begin van de industrialisatie, ...) en dat er daarnaast tijdloze aandachtspunten zijn, waaronder de belangrijkste twee: wat bepaalt prijzen (van goederen en diensten), en hoe worden de opbrengsten van de economische activiteit verdeeld in salaris, rente, winsten, etc. 

De geschiedenis begint bij de Grieken. Die gebruikten al geld (want dat kon opgedeeld worden in stukjes, waardoor het nadeel van ruilen omzeild kon worden) en men dacht na over verschil in prijzen, zoals dat van water en diamanten. en men denkt na over het algemeen goed en het eigen belang. Aristoteles - een belangrijk figuur in het economisch denken - moest niks hebben van winst om de winst zelf. Na het lezen denk je dan ook weer even aan die tijdgeest. Het gebruik en de aanwezigheid van slaven was gewoon in die tijd. [daar moest ik persoonlijk aan denken wanneer ik lees over de deugden van Aristoteles]

The Enduring Interim, is op te vatten als de middeleeuwen of als het midden tussen de klassieke wereld en de meer moderne wereld. Thomas van Aquino delibereert over de juist prijs van een goed. The Merchants and the State (H4) gaat in op de tijd van Columbus, de toestroom van goud en de opkomst van de staat. Galbraith meent dat in deze interim-periode weinig grote namen opkomen. Desondanks gebeurt er van alles, zoals de opkomst van de VOC waarin het mercantilisme gedijt: de VOC was monopolist in de handel met het oosten. Als voorschot schrijft Galbraith dat Adam Smith korte metten maakt met de mercantilistische gedachte, maar eerst komt nog de Franse periode. De fysiocraten (The French Design, H5) zijn niet zozeer belangrijk als economische stroming maar brengen wel boekhoudkunige elementen in de economische leer die voor vernieuwing zorgt waarop verder gebouwd kan worden. Turgot en Quesnay zijn de belangrijkste namen hier. De "oogst" van deze groep is de laissez-faire-filosofie, de netto productie en  en het tableau economique als voorloper van de NR.

Adam Smith krijgt relatief minder aandacht en dat is te begrijpen, want die is dan al zo bekend. Hij bespreekt beide boeken van Smith kort, en schrijft erbij dat vooral Wealth of Nations het bekendste werk is dat bijna niemand echt gelezen heeft. Smith los het eerder genoemde probleem van het water en de diamant op en maakt de weg vrij voor de latere ontdekking van het marginaal nut. Maar het belangrijkste is dat de welvaart niet door handel tot stand komt maar door arbeidsdeling en specialisatie. Gebruikswaarde (van een goed) versus handelswaarde is ook nog een thema dat een antwoord behoeft.

Malthus, Say - elk aanbod schept zijn eigen vraag -  en Ricardo komen vervolgens ter sprake (Refinement, Affirmation—and the Seeds of Revolt). Wat Malthus nu precies gezegd had verwoordt Galrbaith mooi, namelijk dat door economische "welvaart" de bevolking groeit, die vervolgens niet voldoende is om de welvaart te behouden. Dat komt voornamelijk omdat de inkomens het niveau van overleven niet ontstijgen.

The Great Classical Tradition, 1: Around the Margins, geeft het woord aan tegenstanders van de in hun ogen te veel Britse theorie: Adam Müller en Georg Friedrich List from Germany, Jean Charles Léonard de Sismondi en Pierre Joseph Proudhon from France, en Henry Charles Carey from the United States.

The Great Classical Tradition, 2: The Mainstream. Lost het probleem van gebruiks en handelswaarde op. Dit gebeurt door Auguste Walras, William Stanley Jevons, Karl Menger, en John Bates Clark. En de ontdekking van marginal utility.

The Great Classical Tradition, 3: The Defense of the Faith. Dit hoofdstuk onderzoekt de ideeën die specifiek zijn uitgewerkt in de verfijning en verdediging van de klassieke traditie in de economie. Er waren punten van kwetsbaarheid en fout die een verdediging van de klassieke traditie vereisten, waaronder het uitgesproken verschil tussen de lonen en de daaruit voortvloeiende levensstandaard van de arbeiders en die van de werkgevers of kapitalisten, de ongelijke machtsverdeling die inherent is aan het systeem, en de fenomeen dat paniek, crisis, depressie of recessie wordt genoemd, met de bijbehorende werkloosheid en algemene wanhoop. Het hoofdstuk gaat in op hoe de klassieke traditie omging met ongelijkheid en onderdrukkende macht, met de nadruk op de aanvankelijke verdediging van de lage lonen van de arbeider in vergelijking met de inkomsten van de werkgever en verhuurder. Het bespreekt ook de verdediging van het utilitarisme, geleid door Jeremy Bentham, en de standpunten van John Stuart Mill, Herbert Spencer, Nassau Senior en William Stanley Jevons. (bron)

--


Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Voorbij goed en kwaad (Nietzsche)

Begraven of cremeren?