Waarom is Haïti zo arm

 Door de gebeurtenissen in Haïti komt de Barok weer even in beeld. Hoe zat het ook al weer in de zeventiende eeuw?

De natuurlijke catastrofes, zo frequent in het begin van deze eeuw – de tsunami in 2004, Kasjmir in 2005, Sichuan en 2008, recentelijk in Sumatra en nu Haïti -, voorkomend in arme landen of in ontwikkelingslanden, brengt vaak met zich mee dat de fysieke verklaring van de ramp dienst doet om de armoede van de regio te verklaren. De straf van God spreidt zich uit over de meest zwakke, inwoners van een gebied van onmogelijke aard.

Haïti, om concreet te zijn, heeft elke fysieke nadelen ten opzichte van haar buurland, de Dominicaanse Republiek – minder regen, armere grond, de rivieren van de Dominicaanse bergen stromen in meerderheid naar het oosten...-. Toch vormen de twee landen, zoals Jared Diamond beschrijft in zijn buitengewone boek Colapse. Hoe de maatschappijen kiezen om te mislukken of om te overleven, het perfecte tegengif voor het geografische determinisme, het beste voorbeeld van hoe samenlevingen eruit zien die zelf beslissen over hun lot van hun land.

Even wat geschiedenis. Toen Columbus bij la Española aankwam in 1492 schatte men dat er een half miljoen oorspronkelijke inwoners (natives) het eiland bevolkte, los taínos. Helaas voor hun geluk, bezaten ze goud. In 1519 waren er nog slechts 11.000 van hen over. Spanje moest slavenarbeid importeren, maar vond al snel locaties op het continent van groter belang.

De Spaanse veronachtzaming leidde tot Franse bezetting van een derde deel van het eiland tegen het einde van de zeventiende eeuw. Intensieve bebouwing van rietsuiker, gevoegd bij de barbaarse (salvaje) ontbossing en het verlies aan vruchtbaarheid van de grond, converteerde Haïti in de meeste productieve kolonie van Frankrijk in 1785. In die tijd was de slavenbevolking opgelopen tot 700.000 personen, 85% van het totaal, tegenover de 30.000 van het deel van het eiland dat Spaans bleef.

De Haïtiaanse slavenopstand en de grondwet van de eerste zwarte republiek in januari 1804 schrok het blanke westen af. De nieuwe autoriteiten van Haïti stelde wetgeving in om de slaventragedie nooit meer te laten herhalen: er zouden geen plantages meer komen, maar kleine grondpercelen voor het voortbestaan van elke familie, en ze verboden de totstandkoming van buitenlandse investeringen.

Uitsluiting voegde zich bij het zelfisolement. Het land werd tot de vleesgeworden nachtmerrie van het blanke kolonialisme. Zoals Ian Thomson stelt, auteur van Bonjour Blanc, a Journey Through Haiti, "men dacht dat de Haïtianen niet capabel waren om zelf te regeren omdat ze zwart waren. Daarna moest men bewijzen dat ze onbestuurbaar waren." De Verenigde Staten bijvoorbeeld, erkende de onafhankelijkheid van Haïti pas in 1862, midden tijdens de burgeroorlog. Ondanks alles, was de kleine republiek veel rijker dan haar buurland, wie ze in meerdere gelegenheden inviel tijdens de negentiende eeuw. Desondanks kon de Dominicaanse Republiek op een aantal voordelen rekenen: ze was niet overbevolkt, haar inwoners spraken Spaans en niet Creools, waren van oorsprong Europees en ontvingen buitenlandse zakenlieden goed en ontwikkelde een economie gebaseerd op export.

De landen lijden een verschrikkelijke politieke en bestuurlijke onstabiliteit – in Haïti, van 22 Presidenten tussen 1843 en 1915, waren er 21 vermoord of uit de macht ontzet; in de Dominicaanse Republiek, tussen 1844 en 1930 waren er 50 wisselingen van presidenten – en gedurende meerdere decades werd het land bezet door de Verenigde Staten. En daarna, het despotisme van de Duvalier en Trujillo clans.Twee kleptomane dictaturen achter elkaar die nog steeds voelbaar zijn. Er is geen geografische vervloeking. Het geluk van Haïti werd lang voor de aardbeving van vorige week besloten.

Vertaling van het artikel van LUIS PRADOS, in El País, 20 januari 2010.

.... Eerder gepubliceerd op #dTvG 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Voorbij goed en kwaad (Nietzsche)

Begraven of cremeren?