De Dodelijke omhelzing van het het Kapitalisme (Berardi)

 "Waarom heb ik zo'n afschuwelijk boek geschreven," vroeg de schrijver zich op een gegeven moment af. We zitten dan in het laatste hoofdstuk en ik ben geneigd om met agressief taalgebruik dit artikel te beginnen. Jezus wat een boek.

Wat moeten we doen wanneer we niks kunnen doen. Tja hoofdstuk 11, de afsluiting komt met een relativering op het eind. Dat je het allemaal niet te serieus en letterlijk moet nemen. Ironie.

Maar goed dan is het kwaad al gedaan. 

Waar gaat het over? De Dodelijke omhelzing van het het Kapitalisme. Dat is het boek, de auteur is Francesco Berardi, een Italiaans communistisch filosoof.

Het eerste hoofdstuk begint over de (The) Joker. Ik heb de film niet gezien, wat die schijnt erg droevig te zijn. Al. Maar dit hoofdstuk gaat over James Holmes. Die in een bioscoopzaal begint te schieten. Dan en na het eerste hoofdstuk denk je, ok. Dat dient een doel. De mensheid wordt overgewaardeerd, is de titel van hoofdstuk twee, en dat zal wel anders zijn. Dat begint met Karlheinz Stockhausen, maar die blijkt provocerende uitspraken te doen en vervolgens komt een Finse schietpartij, wederom een terroristische aanslag aan de beurt. Het motief in het boek, zelfmoord, is dan nog niet zo helder...

Dan volgt Columbine. en "Virginia Tech" in het er opvolgende hoofdstuk. volgens de auteur hebben de woorden crime en crisis dezelfde "historische oorsprong". Niet etymologie. Ze verwijzen naar het Griekse Krisis, dat oordeel keuze en scheiding betekent.

Hoofdstuk zes gaat over Andrei Breivik. Ik ben dan al murw geslagen, maar juist dit is het hoofdstuk waar de knal komt. Breivik krijgt het woord - iets dat ik nog wel eens wil verifiëren - en dat gaat vooral over cultuur en de feminisering van de Europese gemeenschap. En dan komt het, de overtreffende trp:

Europa is een vrouw die liever verkracht wordt dan dat ze zich verzet en riskeert om ernstige verwondingen op te lopen.

Heftig. Het ooit patriarchale Europa is gefeminiseerd en  de cultuur staat nu op instorten. Dat Breivik in zijn jeugd misbruikt is door een vrouw, komt wel aan de orde, maar niet duidelijk is waarom het kapitalisme toch de hoofdschuldige blijft. De Frans-Duitse as waar de verlichting (Frankrijk denk ik dan) en Romantiek (Duitsland) samengaan in een sterker en in een oorlog die zo afgezworen wordt ziet de schrijver filosoof als het probleem van de moderniteit. Alles moet samen, de grootsheid van de Europese gedachte, een politiek project. En inderdaad je gaat dan direct twijfelen waarom die interne markt er moest komen.   

Het napraten van deze metafoor (Breivik) kost me moeite, maar intrigeert ook. Dat is het dilemma. We weten dan dat het over moslims gaat en "hun verovering van Europa."

Het schuldprobleem, student-loans chanteert mensen en houdt ze in gijzeling. Lijkt ook plausibel.

Veel bekender is het verhaal van France Telecom dat Orange overneemt en inderdaad een bekend verhaal van de zelfmoorden. De auteur vertelt een geloofwaardig verhaal  - ook hier begon het met schuld van France Telecom door de overname van Orange. De werknemers van FT waren ambtenaren die niet ontslagen konden worden en dus werden ze weggetreiterd, door ze steeds te laten verhuizen en onmogelijke opdrachten te geven - waarom werknemers liever zelfmoord plegen dan ontslag.

Ook de zelfmoorden in de financiële wereld komen aan bod. En dat alles als schuld van het kapitalisme. Zelfmoord is niet langer een marginaal verschijnsel van geïsoleerde psychopaten, zo schrijft de filosoof, maar is een belangrijke kracht aan het worden in de politieke geschiedenis van onze tijd en waar de cultuur niets aan kan doen.

Een boek dat in je geheugen blijft gegrift. 

Maar klopt het ook? De overtreffende trap van overtuiging en retoriek is zo sterk, dat je nauwelijks tijd hebt om na te denken.

Klopt het zomaar dat crisis en crime met elkaar verbonden worden, en zoals de filosoof stelt in zijn afsluiting dat we in barbaarse tijden leven? Voor een communist is dat misschien zo, maar dan ontkom je er niet aan om te denken, dat het communisme geef positiever alternatief heeft weten te fabriceren. Behalve dan misschien op het terrein van sex (sex en socialisme).

Hij sluit af met de film The Hunger Games, als symbool voor de misère in ons leven en dat de doelgroep te cynisch is geworden dat dit leven te veranderen is, en haar lot gewoon accepteert.

Dan is er nog iets met de Nederlandse vertaling: het boek is oorspronkelijk getiteld: Heroes. Mass Murder and Suicide. Dat kapitalisme in de titel verschijnt is op zich logisch, want dat is de boodschap, met de term held komt niet zo vaak voor in het boek.

Het gaat me allemaal wat ver: er is geen verzet meer tegen het kapitalisme die als absolute winnaar (Held?) uit het spel is gekomen, de democratie heeft gepasseerd. De kern zou dan zijn dat het recht van de sterkste overheerst (sociaal Darwinisme) in de mate dat het zorgt voor zelfmoorden aan de andere kant...? Desondanks wil ik nu wel meer weten over deze filosoof, en zijn andere boeken, over het thema van semio-kapitalisme.  Dat semio-kapitalime is ook het concept dat in dit boek gebruikt wordt: het teken of woord dekt niet langer de lading of staat niet meer in directe relatie met de realiteit, maar hoe het precies zit... daarvoor moet je het boek minimaal nog een keer lezen, hetgeen ik ook wel van plan ben.

PS. Over zijn andere boek - The Uprising - , vond ik onderstaande recensie (van Jonathon Kyle Sturgeon): 

Franco “Bifo” Berardi’s newly translated book The Uprising: On Poetry and Finance is light on two things: poetry and finance.  Semio-kapitalisme is een draagbaar concept; het is gemakkelijk in te pakken en reist licht. In de vorm van een gelijkenis gaat het ongeveer als volgt:

            Financialisering en virtualisatie van menselijke communicatie zijn duidelijk met elkaar verweven: dankzij de digitalisering van uitwisselingen,  is financie veranderd in een sociaal virus dat zich overal verspreidt,  dingen omzetten in symbolen. De symbolische spiraal van financialisering             is de wereld van fysieke dingen naar beneden zuigen en opslokken, van  concrete vaardigheden en kennis. De concrete rijkdom van Europeanen is  verdwijnen in een zwart gat van pure financiële vernietiging.

Nu heb ik nog nooit een symbool gezien dat 'naar beneden zuigt' of iets 'opslokt' - inclusief materie, vaardigheden en kennis - maar Berardi legt wel een andere knoop tussen symbolistische poëzie en financiën: deregulering. Onder verwijzing naar Rimbauds zinsnede "dérèglement des sens et des mot", koppelt Berardi, door goochelarij, de symbolistische (of proto-symbolistische) "deregulering (of verstoring) van de zintuigen en het woord" aan het economische project van financiële deregulering dat plaats gedurende de jaren 1980, 1990 en 2000 in Europa en Amerika. Het idee is dat symboliek taal "dereguleerde" door het van de wereld te scheiden op ongeveer dezelfde manier als financiële deregulering leidde tot een ontkoppeling tussen financiële instrumenten en de waarde van arbeid.

Dit is een nette metafoor, maar daarover later meer. Het eerste probleem met Berardi's analogie tussen poëzie en financiën is dat het geen verband houdt met de realiteit van een van beide.

Financiële deregulering was niet bedoeld om geld te scheiden van materie of waarde; het doel was om de overheid uit de weg te ruimen van de financiën. Het resultaat, dat weten we van niet minder dan twee financiële crises, was niet het verlies van de verbinding tussen geld en materie, het was de wilde wildgroei van verbindingen, van speculatieve standpunten die over van alles en nog wat werden ingenomen. Of, zoals een financiële toezichthouder me ooit vertelde: "Het is niet de speculatie over 'niets' die me 's nachts wakker houdt, het is het gokken op alle dingen die er toe doen."

Er was dus niets symbolisch aan de ontwikkeling van de moderne financiële wereld. In Berardi's versie van symboliek betekent niets iets. In de wereldwijde financiële wereld wordt elke betekenaar gedwongen iets te betekenen. Elke speculatieve positie is gebonden aan een goed of een product of dienst, of een permutatie daarvan. Dit is de reden waarom financiële regelgevers proberen, en daar niet in slagen, om limieten te stellen aan het aantal posities dat speculanten kunnen innemen op grondstoffen.

Erger nog, Berardi identificeert nooit de weldadige regulator van symbolistische poëzie, de goede man die we moeten herstellen om symboliek om te keren en betekenis terug te geven aan taal. Wie was zo'n regelgever in de tijd van de symbolistische dichter? Misschien was het de burgerlijke moraal of de echte en gewelddadige regeringscensuur? Of misschien is wat we nodig hebben een algemeen intellect in hooggestemde overeenstemming, massaal gesynchroniseerd door Berardi's poëtica?

The Uprising geniet van het alledaagse dat financiële instrumenten fictief zijn, alsof ze niet echt zijn. Maar als deze contracten slechts 'fictief' of 'symbolisch' zijn, hoe zijn ze erin geslaagd de wereldeconomie te laten zinken? Als dezelfde logica zou gelden voor literatuur, zouden we leven in een wereld van vlees en bloed Hans Castorps, en zouden we ook heel weinig behoefte hebben aan romans of poëzie. Speculatie leidt tot mislukking. In een contract waarbij de ene persoon op het ene wedt en de andere persoon op het tegenovergestelde, zal iemand verliezen. Niemand verliest op deze manier in de literatuur (behalve de schrijver die door Jay McInerney is vervaagd).

Als Berardi in één ding gelijk heeft, dan is het dat het financiële kapitalisme semiotisch is. Het gedijt op interpretatieve waarde, op de betekenis die we te lang aan geld als medium hebben toegekend. Maar meer dan dat, financiën is behoorlijk esthetisch. De Franse filosoof Jacques Rancière, een vriend van symbolistische dichters als Mallarmé, heeft het 'esthetische regime van de kunst' geïdentificeerd met de periode waarin de literaire representatie instortte. Het 'esthetische regime' begon toen de massale circulatie van romans en poëzie de klassieke hiërarchie van rollen tot een schroothoop reduceerde. In het esthetische tijdperk - we zitten er nog steeds in - blijft geen bevoorrechte verbinding tussen vorm en sociale positie intact; in feite leidde de opkomst van de esthetiek ons ​​tot een moment waarop alles, zelfs ijdele materie, kan spreken. Het onze is een tijdperk waarin een schrijver de hele geschiedenis van onderdrukking kan vinden in de stomme spraak van het Pergamon-altaar.

De donkere onderbuik van de esthetische of semiotische toestand is dat elk object hierdoor een medium kan worden, om voor iets anders te spreken. In het geval van de financiële economie is geld – zowel door de theoreticus als door de snode financier – gefetisjeerd als een medium dat beter in staat is tot ruilen dan taal. Deze mediatisering van geld is de koortsdroom van Hofmannsthals verteller in zijn grote Brief van Lord Chandos, het werk dat misschien meer dan enig ander het semiotische tijdperk van de taal aankondigde:

            En het hele ding is een kind van koortsachtig denken, maar denken in a medium directer, vloeibaarder, stralender dan woorden.

The Uprising is een beknopte, zelfs krachtige uitdrukking van Lord Chandos 'nachtmerrie, van het idee dat geld hyper-inwisselbaar is, terwijl poëzie de 'taal van niet-uitwisselbaarheid' is. In die zin zouden we Berardi's theorie kunnen beschouwen als de kristallisatie van semiotische kritiek, en we zouden Berardi zelf de diamant van de theorie kunnen noemen.

Berardi's boek is bedoeld om "het algemene intellect" ertoe aan te zetten te geloven dat poëzie een niet-uitwisselbare vorm van taal is. Dit omdat Berardi (bewonderenswaardig) wil dat we in een totaal andere wereld geloven, een wereld waarnaar we worden getransporteerd door poëzie als "de overmaat aan taal, een verborgen hulpbron die ons in staat stelt van het ene paradigma naar het andere te gaan." In Berardi's werk, zoals in veel van de hedendaagse theorie, wordt literatuur een verdwijnende bemiddelaar, een wegwerpbaar wormgat dat ons naar een andere gemeenschap brengt. Maar gemeenschappen moeten worden gebouwd voordat ze worden gevonden. Poëzie kan alleen een gemeenschap opbouwen als ze wordt uitgewisseld, en uitwisselbaarheid ligt de etymologische wortel van het woord literatuur, van brieven die onder vrienden worden gedeeld. Misschien is het Berardi's eigen semiotisering die heeft geleid tot zijn vervreemde kijk op poëzie; het is ironisch dat hij Google beschouwt als een kwaadaardig algoritmisch complot gedreven door semio-kapitalisme, zelfs wanneer zijn naam meer dan twee miljoen zoekresultaten registreert.

De fouten van The Uprising wijzen op een veel grotere crisis binnen de evolutie van de theorie in het algemeen. Als hedendaagse finance analoog zijn aan iets in de literatuur, dan is het geen symbolistische poëzie, maar de theorie zelf. Gedenationaliseerd, gedecontextualiseerd, gescheiden van zijn oorsprong in filosofie en kritiek, heeft theorie volledig gedereguleerde posities ingenomen over alles, van literatuur tot politiek en daarbuiten. Met zijn ontelbare speculaties en strak gecommoditiseerde, gevatte taal, is theorie de ruilmarkt van het denken geworden.

Er is nog een verontrustende ondertoon in The Uprising, een die zich als een geheim heeft verspreid sinds het uiteenspatten van de dotcom-bubbel aan het begin van het decennium. Berardi maakt duidelijk dat het semio-kapitalisme berust op een fundament van digitale uitwisseling, en iedereen die de hedendaagse theorie leest, weet dat het digitale de boeman is geworden die achter het kapitalisme schuilgaat. In het geval van Berardi's boek is het digitale een schermwoord voor met name twee ideeën. Ten eerste vertegenwoordigt het het verlies van "indexicaliteit", of de materiële verbinding tussen een teken en de wereld. Om indexicaliteit van referentialiteit te onderscheiden, kunnen we het voorbeeld van een foto gebruiken. Er was eens een foto een object dat, door middel van een chemisch proces, een echte, materiële gebeurtenis op film of een ander lichtgevoelig stuk materie schreef. Nu, in het tijdperk van het digitale beeld, hebben we de indexicaliteit verloren. We zijn vrij om afbeeldingen ad nauseum te manipuleren of ze helemaal opnieuw uit te vinden. Het resultaat is een verlies van waarheidswaarde; waar we ooit waren aangewezen op de materiële wereld, leven we nu in een geautomatiseerde wereld, vervreemd van de materie en het lichaam.

Deze verhulde beschuldiging van automatisme moet worden gezien voor wat het is: een generatiebeschuldiging van autisme. De 'precaire' jongeren van het semio-kapitalisme, het slachtoffer van de wereldwijde financiering, zijn niet in staat om zichzelf te bevrijden van de onwerkelijke ketens van de digitale cultuur. Ze zijn duidelijk gescheiden van de materiële waarheid van het woord en de wereld. Deze minachting van generaties is het tweede idee dat het digitale in de hedendaagse theorie verhult, hoewel Berardi het zijne nauwelijks verbergt:

           In 1977 schreef de Amerikaanse antropoloog Rose Khon Goldsen in The Show en Tell Machine, schreef de volgende woorden: “We fokken een nieuwe  generatie mensen die meer woorden zullen leren van a machine dan van hun moeders.” Die generatie is hier. De  connectieve generatie die vandaag de dag de sociale scene betreedt, lijdt volledig onder de pathogene en disempathische effecten van de automatisering van het woord.

Maar juist het onderscheid tussen indexicaliteit en referentialiteit suggereert wat we al zouden moeten weten, dat Berardi geen vertrouwen heeft in de materiële kracht van taal. Als hij dat deed, zou hij maar één concept nodig hebben. Waarom anders onderscheid maken tussen het woord en het materiële teken?

Misschien is het tijd om de positie van de theoreticus te reguleren, de mantra die zegt dat we de link tussen het woord en de wereld hebben verloren. We hebben niets verloren aan taal. We hebben eerder een versterking ervaren van dezelfde omstandigheden die ons voor het eerst 'het esthetische regime van de kunst' brachten: nieuwe, democratiserende circulatievormen en een afbraak van sociale hiërarchieën. Als dit waar is, hebben we geen literatuur nodig om op te treden als een verdwijnende bemiddelaar die ons naar een andere wereld brengt voordat we verdwijnen. We hebben woorden nodig om een ​​andere economische operatie uit te voeren: herverdeling. Op zijn best hielp symbolistische poëzie bij het herverdelen van wat werd gezien en gezegd, weg van dode metaforen en realistische claims op representatie. Nu, meer dan ooit, 

Mallarmé en Rimbaud kunnen ons helpen het geloof in medium directer, vloeibaarder, gloeiender dan woorden te doen wankelen. (bron: https://theamericanreader.com/on-theory-and-finance-review-of-berardis-the-uprising/)

-- 4 sept 2023 vond ik een nieuw interview met de filosoof activist:

"Berardi kan, zij het tot op zekere hoogte, goed worden gekarakteriseerd als een linkse filosoof, schrijver en cultuurcriticus. ... In die jaren [1977] van strijdbaarheid richtte Berardi tijdschriften op, creëerde hij alternatieve radiostations en gemeenschaps-tv-kanalen, totdat hij werd gearresteerd. Na de repressie tegen de autonome beweging, die ertoe leidde dat verschillende militanten gevangen werden gezet, vestigde hij zich in Parijs, waar hij contact had met Félix Guattari en Michel Foucault. . Tijdens de jaren 80 woonde hij in New York en San Francisco. In de jaren negentig keerde hij terug naar Italië en in 2002 creëerde hij TV Orfeo, de eerste Italiaanse gemeenschapstelevisie.

Afgestudeerd in esthetiek en momenteel hoogleraar sociale geschiedenis van de media aan de Academie voor Schone Kunsten van Brera (Milaan), heeft Berardi zijn uitgebreide theoretische productie begeleid met een permanente samenwerking in alternatieve media, tenminste sinds hij het Autnomische tijdschrift A/Traverso oprichtte. Sindsdien heeft hij een intens kritisch denken ontwikkeld en de sociale en subjectieve transformaties bestudeerd die worden veroorzaakt door de inzet van het kapitalisme, vooral wat betreft de effecten van massamedia op de sociale verbeelding. ...  Op zijn eigen manier is Berardi sinds de opstand van de jaren zeventig in werkelijkheid niet opgehouden een militant-filosoof (of een filosoof-militant) te zijn.

[de interviewer vraagt naar de kern van zijn methode]
– ... Ik kan proberen een aantal conceptuele sleutels door elkaar te halen die als leidraad hebben gediend, bijvoorbeeld het woord ‘transversaliteit’, dat wil zeggen een methode voor het creëren van kaarten van subjectiviteit, die voortdurend afglijdt van de politiek naar het onbewuste, naar de esthetiek. Ten tweede het woord ‘ironie’, dat mij altijd heeft geleken als een tegengif voor dogmatisme en ook als een existentiële en politieke ontsnappingsroute. In tegenstelling tot wat Shakespeare beweert, kwam op een bepaald moment in mijn leven de gedachte bij me op dat volwassenheid een uiting is van conformistisch infantilisme. De overgang van adolescentie naar extreme ouderdom leek mij tot op zekere hoogte een interessantere methode dan rijping, dat wil zeggen: zich conformeren aan de dominante regel, aan het realisme dat ons ervan weerhoudt ons voor te stellen.

[De ideeën van Félix Guattari hebben zijn opvatting van het onderwerp beïnvloed, ... de productie van subjectiviteit... . Hij kende echter niet de huidige formidabele inzet van digitale technologieën]
– Hij wist het niet, maar hij stelde het zich voor, volgens de methode: “cartographier des contrades à vivir” [de toekomstige contrasten in kaart brengen]. Het concept van wortelstok, dat niet minder centraal staat in Guattari's denken dan bij Deleuze, is een voorafgaande beschrijving van het telematicanetwerk. Ik denk dat we Guattari moeten lezen als een schepper van concepten die dienen om te anticiperen op de toekomstige wereld. De concepten die hij ontwikkelde waren meer cartografieën van het proces dan bevrijdingsprojecten.

[Byung-Chul Han noemt het neoliberalisme een psychopolitiek. Is alleen het neoliberalisme een psychopolitiek?]
– Ik heb veel respect voor het werk van Byung-Chul Han, hoewel ik denk dat de stelling van zijn boek over psychopolitiek discutabel is. Natuurlijk impliceert neoliberalisme psychopolitiek, maar elk sociaal-economisch systeem, elke politieke organisatie impliceert een psychopolitieke dimensie. De nieuwigheid van de psychopolitieke prestaties van het neoliberalisme is belangrijk, en Han analyseert dit heel goed in zijn boek over psychopolitiek: effecten van versnelling, overbelasting, angst, agressieve concurrentie.

[Onlangs publiceerde Élisabeth Roudinesco een artikel over de crisis van de psychoanalyse in Frankrijk. Is de tijd gekomen voor schizoanalyse?]
—Sandor Ferenczi zei in 1919 dat de psychoanalyse over de conceptuele en therapeutische instrumenten beschikt om te handelen in omstandigheden van individuele neurose, en dat zij niet over de conceptuele en therapeutische instrumenten beschikt was om op te treden in omstandigheden van massapsychose. Hier ligt de fundamentele grens van het Freudiaanse denken. De schizoanalyse is een poging geweest om vooruitgang te boeken in de richting van het begrijpen van de hedendaagse psychose, en heeft geprobeerd de deur te openen naar een therapie die niet alleen bestaat uit het teruggeven van het individu aan de sociale norm, aan de rationaliteit. Tegenwoordig beseffen velen deze grens. Dat betekent niet dat we de psychoanalyse moeten vergeten. Het betekent dat we vormen van conceptuele en therapeutische uitwerking moeten creëren van de collectieve psychose die zich manifesteert in oorlog, in racisme, in identiteitsgeweld.

[En hoe zit het met het marxisme? Bovenal het marxistische economie]
– Wat ik kan zeggen is simpel: zonder Marx kan ik bijna niets begrijpen van het hedendaagse kapitalisme. Natuurlijk is het kapitalisme enorm gemuteerd. Marx... behandelt het kapitalisme als een proces van grenzeloze abstractie. Het proces van abstractie, de transformatie van het nuttige in waarde, de onderwerping van nuttige activiteit aan de accumulatie van het abstracte, dit alles blijft de kern van het verhaal waarin we leven. ... Marx heeft het proces beschreven dat zich blijft ontvouwen, maar hij heeft het groeiparadigma niet verlaten. Dat was zijn limiet. Kunnen we Marx herhalen in het tijdperk van de mogelijkheid van uitsterven van de menselijke beschaving? In het tijdperk van klimaatverandering, van de psychische catastrofe die zich voordoet aan de horizon van uitsterven? Natuurlijk niet. Marx is essentieel om te begrijpen hoe en waarom we dit punt hebben bereikt. Het marxisme dient niet om te ontsnappen aan de gevolgen van de psychische en ecologische ineenstorting veroorzaakt door onbeperkte groei. Wees voorzichtig: zonder Marx wordt het hele discours een moralistische klaagzang. Marx mag niet vergeten worden.

[In een van de artikelen in ‘Half a Century Against Work’, feitelijk in meerdere, komt het idee van een psychische ineenstorting van de economie naar voren. Betekent dit onder meer dat de ‘homoeconomicus’ wankelt onder liberale, neoliberale of ordoliberale bepalingen?]
Homo Economicus is een ongelukkige uitvinding van het burgerlijke denken. Natuurlijk berekenen mensen, natuurlijk is er sprake van eigendomsinstinct, natuurlijk is de markt een plaats waar nuttige dingen circuleren, natuurlijk bestaat de economie. Alleen is er niet alleen de economie, er is ook verlangen, het verlangende lichaam. De economie dacht dat tijd kan worden berekend, wiskundig geïdentificeerd, verzameld en uitgewisseld. OK. Dat kan gebeuren, er zit een economische dimensie aan tijd. Maar tijd is niet alleen wiskunde, het is ook leven. De geleefde tijd waarover Eugene Minkowski spreekt, kan niet tot berekeningen worden herleid. De economie is een belangrijke dimensie van de menselijke cultuur en civilisatie. Erg goed. Het kan echter niet de dominante sfeer worden, het kan de wereld van het leven niet reduceren tot zijn paradigma. Het zou niet moeten, maar helaas is het wel gebeurd. Economen, de technici van de wiskundige tijdreductie, probeerden alle menselijke tijd terug te brengen tot wiskunde. Zo begon de epistemische dictatuur die het neoliberalisme heeft opgelegd door de kracht van de staat, door middel van militair geweld. Het neoliberale economisme is een geestesziekte die ons ervan weerhoudt te zien hoe de planeet wordt gereduceerd tot de belangen van onbeperkte groei, tot de belangen van een sociale klasse die geobsedeerd is door geld.

– Wat is nu het verschil met cyberspace met betrekking tot wat jij ‘infosfeer’ noemt? Bevat de eerste de tweede of omgekeerd?
– Het is een behoorlijk subtiel onderscheid, als je wilt. De infosfeer is de sfeer waar de signalen die de hersenen stimuleren circuleren, cyberspace is de manier waarop het collectieve brein de signalen-stimuli ontvangt en uitwerkt. Het concept van cyberspace, dat voor het eerst werd voorgesteld door William Gibson in zijn roman Neuromance, verwijst naar een dynamiek van voortdurende interactie tussen de omgeving en de collectieve geest, een dynamiek van mutatie van subjectiviteit, terwijl de infosfeer alleen verwijst naar de ‘externe’ dimensie. .”, naar de omgeving. Ik kan ook een derde woord gebruiken, ‘psychosfeer’, om te zeggen hoe de evolutie van de infosfeer effecten kan veroorzaken van psychische mutatie, uitputting, lijden en ook genezing.
—McLuhan zei lang geleden dat de hersenen werden uitgebreid met elektrische technologieën. In je analyse van de psychische pathologieën van het ‘digitale wezen’, om zo te zeggen, lijkt het erop dat je die theorie aanhangt, maar op een negatieve manier.
—McLuhans denken vormt de essentiële achtergrond van alle hedendaagse reflectie over de toekomst van de media, en tot op zekere hoogte ook over de toekomst van de psychosfeer. In zijn belangrijkste werk Understanding Media uit 1964 onderkent McLuhan de verandering in de technologie communicatie produceert een mutatie-effect in de vormen van mentale uitwerking. Elektriciteit, en ook elektronica, hebben geleid tot een uitbreiding van de werking van de hersenen, niet slechts tot een uitbreiding. Ook een mutatie. McLuhan schrijft dat wanneer we overstappen van het alfabetische (sequentiële) communicatieformaat naar het elektronische (instant) formaat, de modaliteit van het denken van de kritische vorm (typisch voor de moderniteit) naar een neomythische vorm (typisch voor de postmoderniteit) gaat. Dat betekent dat het niet slechts een uitbreiding is, maar een mutatie. Of het goed of slecht is, is een andere vraag. Ik geloof niet dat hedendaagse mutatie eenduidig ​​als slecht kan worden omschreven. Het is een ambivalente mutatie die op de ene manier en ook op de andere manier kan evolueren.
– Is naar uw mening, en excuseer de oprechtheid, de sociale of collectieve geest van het “global village”, dat terugkeert naar McLuhans utopie, nogal gek?
– Allereerst, als u mij toestaat: wat is het mondiale dorp vandaag de dag? Ten tweede: wat betekent ‘gek’? McLuhans definitie uit de jaren zestig was een zeer slimme intuïtie die in wezen verwees naar de infosferische dimensie. Het mondiale dorp was voor McLuhan het gevolg van het delen van informatie en beelden, van deelname aan een semiotisch continuüm. Deze intuïtie wordt vandaag de dag gerealiseerd via het mondiale netwerk. Maar als we het over de collectieve geest hebben, hebben we het over de effecten die directe mondiale communicatie kan teweegbrengen (en teweegbrengt) in de cognitieve activiteit, in het denken, in de emotionaliteit van miljarden mensen. Vanuit dit oogpunt zijn de effecten niet lineair. Integendeel, de eenwording die het gevolg is van de deterritorialisering van de infosfeer heeft gevolgen van paniek en desoriëntatie teweeggebracht, die op hun beurt bewegingen van reactionaire reterritorialisering teweeg hebben gebracht. Het identiteitsprobleem (de identiteitsobsessie, het verlangen naar gemeenschap in al zijn ambiguïteit) wordt hier gepresenteerd als een van de factoren van de regressieve en reactionaire golf waarmee we in alle delen van de wereld worden geconfronteerd.
– In een geschrift uit 2004 zeg je dat de geschiedenis van de 20e eeuw de geschiedenis is van het conflict en de alliantie van drie figuren: de wijze man, de krijger en de koopman. Ben je de kunstenaar niet vergeten? Of is kunst dood?
– In die tekst behandel ik metaforisch de verschillende figuren van het moderne kapitalisme, begrepen vanuit het gezichtspunt van het verwerven van kennis. De producent van kennis (de wijze man) bevindt zich in een spanningsveld tussen economische uitbuiting (de koopman) en militaire onderwerping (de krijger). De kunstenaar (ik noem het liever de dichter, ik verduidelijk het) bevindt zich in een andere dimensie, hij behoort niet tot de cyclus van productie-exploitatie-onderwerping. Het behoort tot een ander terrein, het terrein van de genezing, van de therapie. Wanneer de kapitalistische subsumptie van taal en kennis het mentale leven heeft verstikt, is de dichter (de kunstenaar als je dat liever zegt) de figuur die een reactivering van de ademhaling mogelijk maakt. Het onderscheid tussen ‘kunstenaar’ en ‘dichter’ lijkt misschien muggenzifterig, maar ik kan het zelf uitleggen. Het woord ‘kunst’ is in zijn moderne geschiedenis vaak geïdentificeerd met de markt. Geen poëzie.
– Er zijn mensen die geloven dat je een pessimistische denker bent, ik weet niet echt waarom. Kun je ideeën bedenken die dit effect verklaren?
–In mijn geval heb ik nooit echt begrepen wat de woorden ‘pessimistisch’ en ‘optimistisch’ betekenen. Ik kan het onderscheid begrijpen tussen gelukkig en ongelukkig, tussen gelukkig en depressief. Wat betekent het woord ‘pessimistisch’ nu? Iemand die tegenslagen voorspelt? Cassandra profeteerde tegenslagen en ze had gelijk toen ze ze profeteerde, omdat haar profetieën altijd uitkwamen. De Trojanen luisterden niet naar haar en zeiden: die dame is te pessimistisch, wij luisteren niet naar haar. Zoals we weten kwam het paard de stad Troje binnen en kwam de zeer slechte profetie uit. En waarom luisterde niemand naar Cassandra's profetieën? Omdat Cassandra verdrietig was, huilde en schreeuwde ze, en iedereen dacht dat ze depressief was. Niemand luistert naar depressieve mensen, ze beschouwen hem als een ietwat gekke kerel, iemand die naar de psychiater moet. Ik ben erg geïnteresseerd in de figuur van de profeet, iemand die zegt wat in het heden als trend is ingeschreven. Ik houd echter niet van de figuur van de droevige profeet. De profeet moet ironisch zijn en mogelijk ook een opgewekte kerel. Pessimistisch, optimistisch, het maakt niet uit. Waar het om gaat is dat we de lezers niet deprimeren, we moeten de lezers vertellen: de wereld stort misschien in, maar ik wil gelukkig leven, ik wil dat mijn vrienden gelukkig leven, ik wil dat iedereen gelukkig leeft, ondanks de ineenstorting.(Bron: Ruben Ríos, https://www.perfil.com/noticias/columnistas/el-economicismo-neoliberal-es-una-enfermedad-mental.phtml)

--

Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Voorbij goed en kwaad (Nietzsche)

Begraven of cremeren?