100 Jaar ESE

100 jaar Erasmus School of Economics, is een combinatie van algemene geschiedenis, bedrijfsgeschiedenis en een verzameling van biografieën. Het boek biedt een stukje geschiedenis van Nederland, gezien vanuit een havenstad, een blik op Rotterdam tijdens de oorlog, de cultuur en van wat nu de Erasmus universiteit is, maar dan de ESE en vooral zoals het begon als handelsopleiding. Een Bildungsroman, maar dan non-fictie.  

Het boek is geschreven door historicus Bas Diemel, ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de School en bestaat grofweg uit drie onderdelen. 


Allereerst de chronologische wordingsgeschiedenis van de ESE. Die begon met de oprichting van de NHH, later de NEH en in 1973 ging deze Hogeschool samen met de Medische faculteit en werd de EUR. die geschiedenis beslaat ca. vijf tijdsperiodes.

Apart ook qua verzameling in het boek zijn de bijna dertig biografieën van bekende en minder bekende economen uit die tijd. De meeste daarvan zijn gesloten maar de laatste schetsen zijn van betrokkenen die nog actief zijn en vorm geven aan de nieuwe ontwikkelingen.

En dan is er nog een bloemlezing van uitspraken van betrokken bij de School, meestal wel iemand die we nu nog kennen. De iets ouderen onder ons dan: "In zijn sociale rol is de academicus van nu de logische opvolger van de medicijnman, regenmaker, tovenaar of priester." Deze is van A.H.G. Rinnooy Kan, Vraag en aanbod op de wetenschapsmarkt, een rede bij de aanvaarding van zijn ambt als lector. Sommigen van die uitspraken laten nog beter dan het chronologische deel zien hoe de geschiedenis van toen, zoveel gelijkenissen vertoont met het heden: Men heeft al eens eerder verzucht: "Die Studenten vermehren sich wie Kaninchen; die professoren wie die Elephanten." Deze divergentie in groeimogelijkheden wijst in ieder geval op een andere essentieel vraagstuk, namelijk dat van de stafvorming en stafvergroting.

Bureaucratisering is een van de uitdagingen halverwege de geschiedenis van "Rotterdam." Het boek is inhoudelijk evenwichtig verdeeld over serieuze ontwikkelingen in het chronologische deel, waar de problemen van het moment niet onbelicht blijven, en de ESE in sommige situaties behoorlijk uit de kleren gaat. Aan de andere kant zijn er luchtige momenten, vooral in de bloemlezingen waar afgestudeerden of studenten aan de ESE of haar voorganger even aan het woord komen. Waaronder Raymann, die vertelt dat hij zijn studie accountancy niet heeft afgemaakt, en daar een komische wending aan geeft.

En dan is er nog het verhaal van de tweede wereldoorlog. Iets wat we soms vergeten, en dan schrik je toch wakker, al is het maar een korte schets van wat er plaats vond, je weet op dat moment dat er nog een heel verhaal achter heeft moeten zitten.

In het begin van het boek komt even de situatie van de andere concurrerende instellingen aan de orde, zoals de oprichtingen van "Amsterdam" en Tilburg. Maar Rotterdam blijft gedurende het boek toch een autonoom verhaal. Pas wanneer je de geschiedenis van (de oprichting van) de Hoge School in Tilburg begint te lezen, merk je dat er nog een andere kant aan het verhaal is.

Dit boek schijnt impliciet of soms indirect licht op de professie van de econoom, want om de econoom in het verhaal te zien, moet je tussen de regels doorlezen. Soms is een uitspraak van een van de betrokkenen concreet, zoals die van S.E. Louwes uit 1972: De politicus is een homo politicus en geen homo economicus. Wanneer de economische rationaliteit van de economische kaart hem past, zal hij deze gebruiken. Anders zal hij zeggen dat het een sociaal probleem is waarover men niet in zuiver economische categorieën kan denken. Als het sociale aspect ook geen rationaliseringsmogelijkheden biedt, zal hij  het probleem verklaren, alle experts de deur uitsturen en met zijn politieke vrienden de zaak oplossen...  De enige troost voor de economen hierbij is, dat politici een snelle generatiewisseling kennen. (landbouwpolitiek, failliet van een monodisciplinaire landbouweconomische benadering. Inaugurele rede Economische Hogeschool Rotterdam 1972).

Of deze, van Francois de Vries, in zijn inauguratierede tot hoogleraar Ontwikkeling der Theoretische economie: Dat men de economie zal beoefenen zegt op zich nog weinig. Onder deze naam toch wordt zoveel ongelijksoortigs samengevat onder haar beoefenaars werden en worden zoo vele en zoo scherpe tegenstellingen gevonden, dat twijfel is opgekomen, of dat alles wel bijeen hoort wel één wetenschap vormt, en of al haar adepten wel als vakgenoten in engere zin zijn te beschouwen. Deze twijfel is inderdaad gerechtvaardigd. Meer dan men aanvankelijk besefte hebben we niet met één, maar met een complex van wetenschappen te doen en hierin ligt voor een deel de verklaring van veel misverstanden van den vaak zoo fellen strijd over karakter en taak der economie.” 

Een mooi werk.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Voorbij goed en kwaad (Nietzsche)

Begraven of cremeren?