Voorbij goed en kwaad (Nietzsche)

 Eindelijk een boek uit 1886, in de Engelse vertaling Beyond Good and Evil, en ik las eerst de samenvatting van Blinkist, daarna het boek. 

Ook al hoor je ... (bron) dat Nietzsche's legaat voor de filosofie nauwelijks bestaat, spreekt zijn schrijven me erg aan. Bijvoorbeeld wanneer het als volgt begint:

  • Supposing that Truth is a woman?

Het boek bestaat uit negen hoofdstukken.

Een. Over de vooroordelen van de filosofen. De samenvatting begint hier met de observatie van de eenvoudige-lijkende gedachte van Descartes, "ik denk dus ik ben," bij nader inzien of onderzoek, toch niet zo eenvoudig is, maar bestaat uit een aanname. Voor de voorgangers van Descartes was dit een voorbeeld van Immediate Certainty. Een idee dat zo vanzelfsprekend lijkt dat er geen rechtvaardiging voor nodig zou zijn. Je weet dat je denkt, dus je weet ook dat je bestaat. Eenvoudiger kan het niet. Descartes bouwde zijn hele filosofische systeem op deze ene gedachte.

Maar is het werkelijk zo voor de hand liggend? Nietzsche denkt van niet. Deze kleine uitspraak zit vol van aannames. Zo moet er dus een IK bestaan, dat het denken doet, maar misschien produceert het denken wel een Ik. 

Dan is er het concept van denken. Hoe weet je dat wat je nu doet, denken is. Is het niet voelen? Of iets heel anders. Wanneer een filosoof er van overtuigd is dat iets absoluut waar is, dan is dat voldoende om je wenkbrauwen op te trekken.

Elke grote filosofie is een onbewuste autobiografie.

Twee. De vrije geest. Hier komt het eerste vooroordeel boven water. De ziel, die de filosofen van het christendom hebben overgenomen, met de notie van "het zelf." het gaat niet zozeer om de "uitvinding van het zelf," door het christendom, als wel het idee dat we voor zeker aannemen. Volgens dit concept zijn we enkel, een ongedeelde entiteit dat continueert door de tijd heen. En, we verbeelden ons dat we vrij bewegen en handelen en dat onze motivaties moreel en relatief transparant voor ons zijn.

Nietzsche gooit dit idee van het zelf, in het vuur. Voor hem is dit idee van het zelf een samenraapsel van  diverse en tegengestelde krachten. De menselijke ervaring is geen geünificeerd ding, maar eerder een product van ontelbare drijfveren, wensen, passies die alle met elkaar wedijveren voor een bewustzijns expressie.. het enige dat Nietzsche denkt dat deze krachten gemeen hebben is wat hij noemt de WIL voor macht.

De christelijke ideeën zijn weinig reëel, de mens lijkt meer op andere verschijnselen in de natuur, weten we sinds Darwin. Wilskracht is alle onderliggende kracht van menselijke activiteit. Het is niet iets dat we uit kunnen schakelen. Dus naast ons zachte uitstraling naar buiten zijn binnen in ons het dierlijke krachten aan het spel. We helpen wel mensen die minder geluk hebben, maar hebben we dan ook niet een voorkeur voor diegenen die ons het beste bevallen en tot wie we ons aangetrokken voelen? Voor Nietzsche zijn onze echte motieven nooit helemaal duidelijk. Soms is het eenvoudiger om een aardig leugentje te geloven dan de lelijke waarheid.

Drie. Er zijn geen eeuwige waarheden die het individuele perspectief overstijgen. De filosofie van Plato kwam met het idee van een onafhankelijke waarheid die bestaat onafhankelijk van de menselijke observatie. Deze waarheden zijn te vinden in vormen als "rechtvaardigheid," of "schoonheid," die buiten de menselijke ervaring bestaan en die de basis vormen voor deze ervaring.. Deze idealen zijn echter dan onze ervaringen zelf. Nietzsche draait dit om: onze ervaringen zijn de enige echte realiteit die er is. Rechtvaardigheid en schoonheid zijn slechts onderdelen van "onze" taal. Deze perspectivistische visie van Nietzsche geeft aan dat er geen objectieve zienswijze is, maar dat elke "point of view" uniek is. Deze pluraliteit aan menselijke perspectieven is uniek aan de mens. Tegelijkertijd meent de filosoof dat dit onontkoombaar is. Grote geesten gebruiken juist hun verstand en talent voor retoriek om andere mensen te verleiden met hun taal en manier van denken. Dit is niets anders dan een andere vorm van wilskracht.

Vier. Het centrale punt van Nietzsche zorg: Christelijke moraal dient de kudde ten koste van het individu. Deze moraal is te vinden in waarden als: generositeit, vriendelijkheid, bescheidenheid / modesty, medelijden, compassie / pity en empathie. Voor elke moraalfilosoof voor Nietzsche was het doel van hun werk om tot een rationele basis voor deze moraal te komen. Kant b.v. denkt dat we universele morele principes kunnen afleiden puur op basis van rationele gronden. Maar moraalfilosofen zoals kant namen moraal juist for granted. Nietzsche is hier ook anders: de christelijke moraal is een kwetsbaar systeem en dat is harmful voor het individu.

Volgens Nietzsche hebben waarde altijd betrekking op de persoon die deze gebruikt. Voor een wetenschapper is modest en self-renunciation goed om zo afstand te krijgen bij hun werk, maar voor een leider is het nodig dat deze zelfvertrouwen uitstraalt. Je kan anderen niet inspireren wanneer je zelf niet overtuigd bent van je ideeën.

Nietzsche noemt de christelijke moraal herd-morality omdat het het individu dociel en ongevaarlijk / harmless maakt en zo getemd wordt als lid van een samenleving. De huidige timide Europeaan is in vergelijking met de vitaliteit en de kracht van de barbaar of Yore een bewijs dat we ergens de mist in gegaan zijn.

Onze moraal is er op gericht of ontworpen om onze wilskracht te beperken, en onze passies en wensen ten bate van anderen. Zo is de gewelddadigheid van de mens afgenomen, maar de gewelddadigheid is niet verdwenen. We zijn object geworden van onze eigen gewelddadigheid.

Vijf? De moderne Europese moraal heeft haar oorsprong in de slavenmoraal. Nietzsche vraagt ons om naar de oorsprong van onze waarden te kijken. Waar ze vandaan komen. Zoals liefde en empathie. Of dit culturele uitvindingen zijn. Er is nooit echt aar een moraal geweest. De Griekse moraal waardeerde slavenarbeid als iets natuurlijks. Hij ziet moraal als twee klassen. Master Morality en Slave-morality. De ouden Grieken dacht in goed en slecht (niet good and evil). Goed was natuurlijk, zoals rijkdom, macht en sensualiteit, en slecht was de tegenstelling: gevangen, armoede en ongeluk. De eerste zijn meester moralen. De keerzijde kwam van de andere klasse die onderdrukt werd en de master morality als "evil" kwaad bestempelde. En het is deze christelijke moraal die deze slaven-moraliteit propageert.

Zes. De christelijke moraal zet de cultuur en vooruitgang op het spel door de ontwikkeling van grote geesten te hinderen. Gelijkheid voor de ogen van god, en divine justice in heaven. Voor Nietzsche is dit geloof in de christelijk doctrine hypocriet voor het idee van gelijkheid. De mensen zijn van nature niet gelijk. Er is verschil in intelligentie, gezondheid en sterkte. En dus zijn er verschillende waardesystemen (nodig). Juist dat streven naar gelijkheid was in de tijd van Nietzsche een groot goed, maar grote geesten kregen toen weinig ruimte. Volgens Nietzsche moet ongelijkheid veel meer gepromoot worden.

Zeven. Nietzsche's pessimisme werd getemperd door een optimistische visie over de toekomst. Er waren nieuwe filosofen nodig, de zogenaamde Free Spirits, vrijedenkers.

... wordt vervolgd.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Begraven of cremeren?