Biografische dilemma's
Biografische dilemma's zijn soms beslissingen of keuzes die je een richting opsturen, al is de grote vraag of je en of hoeveel invloed er precies op hebt.
Denk eens aan de vraag: hoe normaal voel jij t.o.v. de groep waarin je je beweegt? Hoe goed pas je binnen een groep en wat bindt je met de andere groepsleden? Groepsvorming begint vroeg en op vele niveaus. Als je op de lagere school () zit dan hoor je bij de groep jongens of meisjes. De bij de jongens gaat het om de groep die aan sport doet en wie daar goed in is. Je kent wel dat mechanisme waarin twee "leiders" worden gekozen en die moeten elk een eigen team samenstellen. De laatste die overblijft wilde blijkbaar geen van beide groepsleiders kiezen. De eerste die gekozen worden passen het beste bij de groep. Zo leek het tenminste.
Anders zijn. Op (die) vroege leeftijd valt het anders-zijn nog niet zo op als op de middelbare school of later op de universiteit of op werk. Maar een bekend ingrediƫnt waar kinderen qua achtergrond op elkaar lijken is dat ze twee ouders hebben. Vroeger kwam het weinig voor dat de ouders gescheiden waren, en als je dat overkwam was je anders. Het allereerste kind van gescheiden ouders valt al snel buiten de groep omdat deze met ervaringen stoeit die niemand kent. Maar naarmate het fenomeen scheiden gewoon (normaal) wordt komt ook het kind-van-gescheiden-ouders gewoon in het normale circuit.
Bij etnische verschillen speelt er nog wel een andere factor. Een Marokkaan in de klas zal in die groep als uitzondering gezien worden, maar zal ook net zo makkelijk in de groep kunnen worden opgenomen. Maar wanneer een klas verdeeld wordt in vijftien Marokkanen en 15 Hollanders dan zal er een neiging ontstaan om de groep te splitsen. Het gaat met dit voorbeeld niet om wat cultuur is en wat beide groepen verbind, maar juist om het concept normaal of niet.
Ook de context van normaal is hierbij belangrijk: kinderen op een montessorischool verschillen van die op een katholieke of openbare school. De invloed van de ouders wordt hier al snel duidelijk.
Een statistische normaal-verdeling geeft aan dat 67% van de gevallen dicht bij het gemiddelde zitten. Hoe je zoiets op een verdeling in een klas projecteert weet ik niet precies. Maar het idee is dat de afwijkingen gering zijn, de grotere afwijkingen zijn uitzonderlijk. Denk nog eens aan het aantal kinderen met een handicap in de klas.
Dan is het belangrijk hoe de groep omgaat met verschillen? Wat als iemand een hazenlip heeft, maar vooral is het belangrijk als het gaat om je eigen biografie, hoe ga je zelf om met die verschillen. Is jouw meer of minder zichtbare verschil met de rest een motief om je meer of minder van die groep af te zetten? In hoeverre heeft jouw specifieke achtergrond ervoor gezorgd dat je een zeer eigen pad ging bewandelen?
Op de middelbare school worden de verschillen groter en wordt ook het cultuurelement meer uitgesproken. In Nederland ligt dit door de vroege schoolkeuzeselectie, maar ook omdat een kind op de lagere school nog weinig met cultuur te maken heeft: ieder kind gaat verplicht naar de lagere school. Naarmate een adolescent zijn eigen identiteit ontwikkelt, worden ook (in leeftijdsverschillen) cultuurverschillen groter.
Een bekend voorbeeld op de middelbare school is het verschil tussen seksuele geaardheid (homo- en heteroseksueel) en deze voorkeur naar buiten durven brengen. Je ziet hier zowel persoonlijke identiteit en cultuurintensie samen opgaan. Als er geen probleem zou zijn in de groep om homo's te accepteren zou diegene zich ook niet anders voelen. Een kip-en-ei-probleem: wat ontstaat er eerder; de eigen identiteit of de vorming van de groep?
--
Dilemma in je eigen biografie zou beter passen als titel.
Denk eens aan de vraag: hoe normaal voel jij t.o.v. de groep waarin je je beweegt? Hoe goed pas je binnen een groep en wat bindt je met de andere groepsleden? Groepsvorming begint vroeg en op vele niveaus. Als je op de lagere school () zit dan hoor je bij de groep jongens of meisjes. De bij de jongens gaat het om de groep die aan sport doet en wie daar goed in is. Je kent wel dat mechanisme waarin twee "leiders" worden gekozen en die moeten elk een eigen team samenstellen. De laatste die overblijft wilde blijkbaar geen van beide groepsleiders kiezen. De eerste die gekozen worden passen het beste bij de groep. Zo leek het tenminste.
Anders zijn. Op (die) vroege leeftijd valt het anders-zijn nog niet zo op als op de middelbare school of later op de universiteit of op werk. Maar een bekend ingrediƫnt waar kinderen qua achtergrond op elkaar lijken is dat ze twee ouders hebben. Vroeger kwam het weinig voor dat de ouders gescheiden waren, en als je dat overkwam was je anders. Het allereerste kind van gescheiden ouders valt al snel buiten de groep omdat deze met ervaringen stoeit die niemand kent. Maar naarmate het fenomeen scheiden gewoon (normaal) wordt komt ook het kind-van-gescheiden-ouders gewoon in het normale circuit.
Bij etnische verschillen speelt er nog wel een andere factor. Een Marokkaan in de klas zal in die groep als uitzondering gezien worden, maar zal ook net zo makkelijk in de groep kunnen worden opgenomen. Maar wanneer een klas verdeeld wordt in vijftien Marokkanen en 15 Hollanders dan zal er een neiging ontstaan om de groep te splitsen. Het gaat met dit voorbeeld niet om wat cultuur is en wat beide groepen verbind, maar juist om het concept normaal of niet.
Ook de context van normaal is hierbij belangrijk: kinderen op een montessorischool verschillen van die op een katholieke of openbare school. De invloed van de ouders wordt hier al snel duidelijk.
Een statistische normaal-verdeling geeft aan dat 67% van de gevallen dicht bij het gemiddelde zitten. Hoe je zoiets op een verdeling in een klas projecteert weet ik niet precies. Maar het idee is dat de afwijkingen gering zijn, de grotere afwijkingen zijn uitzonderlijk. Denk nog eens aan het aantal kinderen met een handicap in de klas.
Dan is het belangrijk hoe de groep omgaat met verschillen? Wat als iemand een hazenlip heeft, maar vooral is het belangrijk als het gaat om je eigen biografie, hoe ga je zelf om met die verschillen. Is jouw meer of minder zichtbare verschil met de rest een motief om je meer of minder van die groep af te zetten? In hoeverre heeft jouw specifieke achtergrond ervoor gezorgd dat je een zeer eigen pad ging bewandelen?
Op de middelbare school worden de verschillen groter en wordt ook het cultuurelement meer uitgesproken. In Nederland ligt dit door de vroege schoolkeuzeselectie, maar ook omdat een kind op de lagere school nog weinig met cultuur te maken heeft: ieder kind gaat verplicht naar de lagere school. Naarmate een adolescent zijn eigen identiteit ontwikkelt, worden ook (in leeftijdsverschillen) cultuurverschillen groter.
Een bekend voorbeeld op de middelbare school is het verschil tussen seksuele geaardheid (homo- en heteroseksueel) en deze voorkeur naar buiten durven brengen. Je ziet hier zowel persoonlijke identiteit en cultuurintensie samen opgaan. Als er geen probleem zou zijn in de groep om homo's te accepteren zou diegene zich ook niet anders voelen. Een kip-en-ei-probleem: wat ontstaat er eerder; de eigen identiteit of de vorming van de groep?
--
Dilemma in je eigen biografie zou beter passen als titel.
Reacties