Badminton en flexibiliteit
Op de olympische spelen doet deze sport sinds een aantal jaren mee. Van oorsprong lees ik op het internet is het een discipline die in Azië (India) ontstaan is. Nu zijn er vele sporten die uniek zijn, maar bij badminton valt haar singulariteit op als afwijking van het meer traditionele tennis dat eerder is ontstaan. Een afgeleide sport dus net zoals Padel of Squash en tafeltennis.
Op deze olympische spelen blijkt dat voor het eerst een westerse deelnemer het badminton-kampioenschap heeft gewonnen, in tegenstelling tot alle voorgaande jaren waar de winnaar een Aziaat zou zijn geweest. Interessant detail leek me dat.
Al filosoferend probeer ik een verklaring te vinden in het verschil in cultuur tussen westerse en oosterse beoefenaars en het verschil tussen tennis en badminton.
Flexibiliteit is dan het thema dat dit verschil kan verklaren. Bij tennis is flexibiliteit een competetieve eigenschap, maar minder dan bij badminton. Bij tennis gaat het primair toch om (slag-)kracht. Diegene die zijn service weet te winnen ( door kracht ) die wint in het algemeen de wedstrijd. Doorzettingsvermogen is een andere karakteristiek die veel minder onderscheidend is bij beide sporten; zowel tennis als badminton vraagt uithoudingsvermogen. Maar bij badminton heeft de kracht van de service nauwelijks invloed op het eindresultaat. De service is niet meer dan het begin (gelijkend op tafeltennis, waar flexibiliteit ook een grotere rol speelt dan bij tennis zelf).
Bij tennis heeft nog nooit een Aziaat langdurig op nummer een van de wereldranglijsten gestaan, bij badminton wel. Tennis wordt gedomineerd door Europa en de VS, badminton door China en andere aziatische landen. Ook krijgt tennis veel meer waardering tov badminton. Vergelijkend is wendbaarheid / flexibiliteit een ondergewaardeerde eigenschap naast kracht; net als honderd-meter-horden (flexibiliteit) minder belangrijk is dan 100-meter-hardlopen (kracht).
De cirkel zal sluiten wanneer ook op cultuurgebied (de mate van) flexibiliteit een onderscheidend kenmerk is tussen de westerse en oosterse samenlevingen...
Op deze olympische spelen blijkt dat voor het eerst een westerse deelnemer het badminton-kampioenschap heeft gewonnen, in tegenstelling tot alle voorgaande jaren waar de winnaar een Aziaat zou zijn geweest. Interessant detail leek me dat.
Al filosoferend probeer ik een verklaring te vinden in het verschil in cultuur tussen westerse en oosterse beoefenaars en het verschil tussen tennis en badminton.
Flexibiliteit is dan het thema dat dit verschil kan verklaren. Bij tennis is flexibiliteit een competetieve eigenschap, maar minder dan bij badminton. Bij tennis gaat het primair toch om (slag-)kracht. Diegene die zijn service weet te winnen ( door kracht ) die wint in het algemeen de wedstrijd. Doorzettingsvermogen is een andere karakteristiek die veel minder onderscheidend is bij beide sporten; zowel tennis als badminton vraagt uithoudingsvermogen. Maar bij badminton heeft de kracht van de service nauwelijks invloed op het eindresultaat. De service is niet meer dan het begin (gelijkend op tafeltennis, waar flexibiliteit ook een grotere rol speelt dan bij tennis zelf).
Bij tennis heeft nog nooit een Aziaat langdurig op nummer een van de wereldranglijsten gestaan, bij badminton wel. Tennis wordt gedomineerd door Europa en de VS, badminton door China en andere aziatische landen. Ook krijgt tennis veel meer waardering tov badminton. Vergelijkend is wendbaarheid / flexibiliteit een ondergewaardeerde eigenschap naast kracht; net als honderd-meter-horden (flexibiliteit) minder belangrijk is dan 100-meter-hardlopen (kracht).
De cirkel zal sluiten wanneer ook op cultuurgebied (de mate van) flexibiliteit een onderscheidend kenmerk is tussen de westerse en oosterse samenlevingen...
Reacties