Nederland Gidsland

De metafoor van de gids gold blijkbaar als inspiratie voor een cultuurtypering: Nederland als gidsland.
De vraag die ik me stel is of een gidsland een leidende rol speelt in de wereld of juist een volgende rol. En komt die rol dan van ervaring met problematiek waar anderen later pas aan toekomen? En vervult een handelsland of juist een geïsoleerde natie eerder een rol als gidsland? 

En hoe zou een krant van religieuze signatuur tegenover het fenomeen gidsland staan? Neutraal, of met een positie dat er zonder religie ook geen gids kan zijn?

Niet geheel toevallig heeft Nederland in deze context een primeur door als eerste Net Neutraliteit geregeld te hebben.

Gidsland Nederland is een beetje de weg kwijt. Wilfred van de Poll − 01/05/12:
Uit de populariteit van programma's als 'Ik hou van Holland' blijkt: we zijn de afgelopen jaren veel bezig geweest met onszelf.

'New rules, no drugs', waarschuwen borden langs de Limburgse grens. .... Maar symbolisch is het wel.

Cultuurhistoricus Herman Pleij vatte de Nederlandse volksaard onlangs nog bondig samen in twee woorden: moet kunnen. Nederland als een open, ruimdenkend land, waar je de mensen niet in een keurslijf stopt. Coffeeshops staan daar symbool voor.
...
Hoe uiteenlopend die zaken ook zijn, ze hebben allemaal te maken met een bepaald beeld van Nederland. Het Nederland van moet kunnen. Nederland gidsland.
Dat lijkt inmiddels een achterhaald beeld. Er zijn new rules. Niet alleen drugstoeristen, vluchtelingen kloppen ook vergeefs op onze poorten. De Wallen worden opgeschoond. Populisme heeft stevige voet aan de grond gekregen, ontwikkelingshulp staat op de tocht en Nederland is niet langer de vanzelfsprekende spits in het Europese elftal. Het gidsland lijkt een beetje de weg kwijt.
Ook al surft onze economie volop mee op het tij van de globalisering, in cultureel opzicht zijn we naar binnen gekeerd. Een verkiezing van de Grootste Nederlander aller tijden (Pim Fortuyn, of toch Willem van Oranje?), grootse plannen voor een Nationaal Historisch Museum, heftige reacties op de uitspraak van prinses Máxima dat dé Nederlander niet bestaat, populaire televisieprogramma's als 'Ik hou van Holland': we zijn de afgelopen jaren vooral erg veel bezig geweest met onszelf. Op zoek naar onze identiteit. Onze ziel.
Deze nieuwe obsessie, het wroeten in de nationale psyche, past in een bredere ontwikkeling. Nationalisme in Europa is geen taboe meer, zoals het dat voor de naoorlogse generaties was. Nog steeds hangt een kwade reuk van fascisme en rassenleer om termen als de 'volksziel'. De geur van razia's. Tegenwoordig hebben we het daarom liever over onze 'identiteit' of 'collectieve mentaliteit'. Maar dat de etiketten anders zijn, doet niets af aan het feit dat nationalisme in Europa niet verdwenen is. Het is terug, hoe hard intellectuelen als Jürgen Habermas ook roepen dat de natiestaat achterhaald is en dat we naar een post-nationalistisch Europa moeten. Een Europa dat volgens Habermas, blijkens zijn recente essay 'Over de constitutie van Europa', op termijn zelfs moet overvloeien in een wereldsamenleving.
Ook een liberale denker als Guy Verhofstadt veegt nationalisme schamperend van tafel als een 'ideologie van het verleden'. Maar hoezeer hun agenda ook van nostalgie getuigt, nationalistische stromingen drukken een reële besogne uit: naarmate de wereld globaliseert en grenzen vloeiender worden, is het moeilijker de eigen cultuur te behouden. Terwijl de behoefte daaraan tegelijkertijd juist groeit. Dat lijken denkers als Verhofstadt onvoldoende te zien, laat staan op waarde te schatten.

Want kan een mens los van zijn cultuur wel echt mens zijn? Kun je een mens in het algemeen zijn - los van je nationaliteit? Kun je daar bovenuit stijgen, met een soort kosmopolitische gewichtloosheid? Nee, zou de Duitse filosoof Johann Gottfried Herder (1744-1803), geestelijk vader van de term 'volkziel', zeggen. En je zou het volgens hem ook niet moeten willen.
Herder keerde zich, zo schrijft Joep Leerssen in zijn boek 'Nationaal denken in Europa'[ (1999) tegen het 'gallocentrische, nivellerende kosmopolitisme van de Verlichting'. Tegen de elite van zijn tijd, kortom. De adel sprak in die tijd Frans; zij stond boven het gepeupel, vormde een Europese bovenlaag. Slechts op het platteland, meende Herder, vond je nog de ware volksaard. Bij, jawel, de gewone hardwerkende mannen en vrouwen, niet geperverteerd door de grote stad en internationale carrières. Vandaar dat Herder de volkstaal bewierookte en een fascinatie had voor oude volkssagen en folkloristische muziek. Hij inspireerde de gebroeders Grimm en verzamelde zelf ook volksliederen.
Hiermee effende hij de baan voor de Sturm und drang-beweging: samen met Goethe en Schiller verhief hij het Duits tot literaire taal. Tegenover de rede stelden deze schrijvers het gevoel. Zij benadrukten het individuele tegenover de onpersoonlijke, algemene wetten van de Verlichtingsrationaliteit. En inderdaad vond Herder niet het universele, maar het particuliere juist interessant. Niet de overeenkomsten, maar de verschillen tussen de volken boeiden hem - want daarin komt hun eigenheid aan het licht. Die eigenheid vond hij met name in de volkstaal.
Anderszijn als uitgangspunt
Taal is een wonderlijk iets. Wonderlijk is ook het feit dat er zoveel verschillende talen bestaan. Toen de Poolse reisjournalist Ryszard Kapuściński (1932-2007) door Afrika reisde, kwam hij langs stammen van niet meer dan honderd man groot - die toch allemaal over een geheel eigen taal beschikten. "Hoe kon het menselijke brein zo ongehoord veel talen bedenken?" vraagt Kapuściński zich af in zijn boek 'Reizen met Herodotus' (2005). En waarom eigenlijk? Waarom hield men het niet bij één taal die iedereen kan verstaan? In het begin had je misschien maar een paar groepen, ... "Geleidelijk komen er meer bij. Merkwaardig dat zo'n bijkomende groep meteen met haar eigen taal komt aanzetten. Met een eigen wereld van gebruiken. Van meet af aan onderstreept zij haar anderszijn."
Precies dat anderszijn is Herders uitgangspunt. Niet als iets dat je moet overwinnen, maar als iets dat je moet koesteren. Elk volk heeft zijn eigen oorsprong en ontwikkelt zich op organische wijze naar een eigen doel, meende Herder. De verschillende volken zag hij als een boeket met bloemen: allemaal anders, maar wel gelijkwaardig. Het is een harmonieus beeld. En inderdaad ben je bij Herder nog ver verwijderd van een rassenleer of sociaal darwinisme.
Je zou hem wel kunnen zien als de vader van het cultuurrelativisme: elk volk kan alleen binnen zijn eigen kaders beoordeeld worden, een overkoepelend kader is er niet. Dat kan, paradoxaal genoeg, leiden tot een eng soort nationalisme, tot etnocentrisme - want waarom zou je je nog met die andere volken bezighouden, als je zo fundamenteel anders bent? Die zelfgenoegzaamheid zie je ook terugkomen in onze hedendaagse obsessie met onszelf.

Een andere erfenis van Herder is de fixatie op het verleden. Voor Herder was oorsprong belangrijk: waar je vandaan komt, bepaalt wie je bent. Niet verwonderlijk dat waar Verlichtingsdenkers de Middeleeuwen als duister bestempelden, Herder juist teruggreep naar die tijd. In de grillige gotische kunst ontwaarden zij de kiemen van de Duitse volksziel. Zij projecteerden een ononderbroken ontwikkeling in het verleden.
Dat was natuurlijk grotendeels een fictie. De romantische zoektocht naar de oorsprong van de volksziel mondde uit in een fantasievolle herschepping van het verleden, een invention of tradition.
Het verleden als sleutel tot de nationale identiteit én de neiging het verleden te vormen naar een bepaald beeld van die identiteit: die dubbelzinnige erfenis van Herder beheerst ook nu nog onze zoektocht naar onszelf. De afgelopen jaren zagen een wildgroei aan populariserende boeken over het vaderlandse verleden. Er kwam een canon van de Nederlandse geschiedenis, er verschenen boeken als 'Het vooroudergevoel' van vader en zonen Blokker. Tegelijkertijd klonken revisionistische stemmen zoals die van historicus Chris van der Heijden, die vorige maand in DeGroene Amsterdammer een lans brak voor een 'zwarte canon', waarin de minder fraaie episodes uit onze geschiedenis zouden worden opgetekend.

Nederland gidsland - dat beeld hadden we vroeger, toen we nog zonder blikken en blozen van onze volksziel repten, in ieder geval nog niet van onszelf. "We leven vaak geestelijk in een te locale sfeer, ons kleeft de burgerlijkheid aan", schreef Theo van Schelven bijvoorbeeld in het boek 'De Nederlandse volkskarakters' (1938) onder redactie van Piet Meertens en Anne de Vries. "Onze nationale gebreken zijn het kleinburgerlijke vooroordeel, het baldadige misbruiken van de vrijheid, het burgerlijk gemis aan manieren en wellevendheid, de innig burgerlijke krenterigheid en schraapzucht."
Misschien zit benepenheid ons wel in het bloed. Of neem deze passage, ook verrassend actueel gezien onze schoolmeesterachtige houding in de Europese schuldencrisis. "Nog heden ten dage zijn wij het balcon van Europa", aldus Van Schelven, "van waaruit op de groote buren critiek wordt uitgeoefend, vooral op hun moreele tekortkomingen."
Nou ja. Moet kunnen, toch? (© ANP. )

-- dec 2023. Bron Foto,  Stefan van der Leeden, https://www.youtube.com/watch?v=3F-7xgNF5MA

--

Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Voorbij goed en kwaad (Nietzsche)

Begraven of cremeren?