Motivatie = f(a,c,r)
Als het gaat om motivatie dan spreken psychologen over intrinsieke en extrinsieke varianten, de laatste is daarbij het minst krachtig omdat deze - logisch - afhankelijk is van een wisselend (economisch) klimaat. Zo blijkt oa. uit vele studies dat bonussen veelal niet werken wanneer het gaat om o.a. creatieve of complexe taken. Bij mechanische taken werkt het bieden van meer geld wel, maar wanneer de taak moeilijker wordt of creativiteit vraagt spelen financiƫle incentieven meestal geen rol meer van betekenis.
Een theorie die past bij de hedendaags populaire positieve psychologie is die van SDT, self determination theory. Deze stelt dat motivatie een soort functie is van drie variabelen: autonomie, competentie en betrokkenheid (in het engels, relatedness). Om met deze laatste te beginnen, is motivatie afhankelijk van de relaties die het werk biedt, deze staat wat in contrast met de eerste variabele, autonomie. Wanneer we een taak zelfstandig kunnen uitvoeren dan vergroot dat de motivatie. De laatste factor is de skill factor, de mate waarin een competentie nodig is voor het oplossen van de taak.
Het aardig van deze theorie is dat deze een brug slaat tussen psychologie en cultuur. Allereerst denk ik dan aan het individu en onze maatschappij waar deze primair op gericht is. De kapitalistische wereld bestaat uit individuen die vaak naar zelfontwikkeling zoeken. De theorie zal m.i. niet werken in communistische landen. Echter het individu heeft een groep nodig, veel van de zingeving heeft te maken bij welke groep iemand behoort en of hij of zij daar happy is. Relatedness is dus het groepselement die de brug slaat van het individu naar zijn omgeving.
En dat dit een element van motivatie kan zijn wordt duidelijk wanneer we die groepen in kaart brengen, denk dan bijvoorbeeld aan:
- de groep medische specialisten
- de groep informatici
- de groep verkopers
- etc
Een verkoper zal zich niet thuis voelen in een groep van artsen, behalve misschien op een borrelavond, maar in het algemeen geldt hier soort zoekt soort. De cohesie van groepen bestaat eruit dat deze niet iedereen binnen laten, en dat er een fictieve grens is.
Nu gaat relatedness ook over de gewone dagelijkse interactie, maar de context heeft alles te maken met de type groep waar deze interactie in plaats vindt.
Competentie is logische schakel in deze theorie, en valt te begrijpen wanneer je het werk opdeelt net als de groepen, in bijvoorbeeld het type werk:
- schoonmaken
- software ontwikkelen
- software maintenance
- een klant helpen in een winkel
- een patiƫnt helpen in het ziekenhuis.
Al deze voorbeelden vragen een bepaalde competentie. En het wordt meteen duidelijk waarom niemand wil schoonmaken (ook in de huishoudelijke sfeer) en iedereen werk wil dat een bepaalde status heeft, zoals dat van arts of ingenieur.
Even een (ander) voorbeeld. Motivatie bij beleggen. Je kan het zelfstandig doen, en die autonomie geeft dus een motiverende kracht. Je hebt er competenties voor nodig. Beleggen is niet eenvoudig, en wanneer je op feestjes komt kan je snel anderen vinden om te converseren. Beleggers zijn te vinden in het professionele leven waar er hele industrieƫn zijn te vinden als amateurs die zelfstandig aan de slag gaan. Voor deze laatste is de eenzaamheid een mogelijke bedreiging voor hun motivatie, want er is soms weinig interactie.
Een ander voorbeeld waar de theorie een brug slaat van de individuele psychologie van motivatie naar cultuur is de grote mate van motivatie voor de geneeskundeopleiding en de op dit moment (vooral in Nederland) de matige motivatie voor exacte wetenschappen.
Los van de formule voor motivatie vraag ik me nog af in welke grootheid je motivatie meet, is het in aantallen, of via een niveau. Bij dat laatste is er een maximum van 100%, meer motivatie is er niet, bij het eerste kan de motivatie oneindig zijn, zoals bij een obsessie? Dat antwoord vond ik vooralsnog nergens.
Mijn stelling, motivatie is een niveau dat beweegt tussen de plus 100 en min 100. Dan zou de formule zoiets worden als: Motivatie = f(a,c,r; v). V staat daarbij voor de mate van "Verplichting." Sommige klussen zoals een wekelijkse schoonmaak zijn wel verplicht, maar niet motiverend. Deze V zorgt ervoor dat de gehele formule als een sinus beweegt, de motivatie schommelt; bij vervelende taken (die toch noodzakelijk zijn) daalt de motivatie, en wanneer je in een Flow zit dan is deze maximaal.
--
2013/06/amateur-of-professional
Een theorie die past bij de hedendaags populaire positieve psychologie is die van SDT, self determination theory. Deze stelt dat motivatie een soort functie is van drie variabelen: autonomie, competentie en betrokkenheid (in het engels, relatedness). Om met deze laatste te beginnen, is motivatie afhankelijk van de relaties die het werk biedt, deze staat wat in contrast met de eerste variabele, autonomie. Wanneer we een taak zelfstandig kunnen uitvoeren dan vergroot dat de motivatie. De laatste factor is de skill factor, de mate waarin een competentie nodig is voor het oplossen van de taak.
Het aardig van deze theorie is dat deze een brug slaat tussen psychologie en cultuur. Allereerst denk ik dan aan het individu en onze maatschappij waar deze primair op gericht is. De kapitalistische wereld bestaat uit individuen die vaak naar zelfontwikkeling zoeken. De theorie zal m.i. niet werken in communistische landen. Echter het individu heeft een groep nodig, veel van de zingeving heeft te maken bij welke groep iemand behoort en of hij of zij daar happy is. Relatedness is dus het groepselement die de brug slaat van het individu naar zijn omgeving.
En dat dit een element van motivatie kan zijn wordt duidelijk wanneer we die groepen in kaart brengen, denk dan bijvoorbeeld aan:
- de groep medische specialisten
- de groep informatici
- de groep verkopers
- etc
Een verkoper zal zich niet thuis voelen in een groep van artsen, behalve misschien op een borrelavond, maar in het algemeen geldt hier soort zoekt soort. De cohesie van groepen bestaat eruit dat deze niet iedereen binnen laten, en dat er een fictieve grens is.
Nu gaat relatedness ook over de gewone dagelijkse interactie, maar de context heeft alles te maken met de type groep waar deze interactie in plaats vindt.
Competentie is logische schakel in deze theorie, en valt te begrijpen wanneer je het werk opdeelt net als de groepen, in bijvoorbeeld het type werk:
- schoonmaken
- software ontwikkelen
- software maintenance
- een klant helpen in een winkel
- een patiƫnt helpen in het ziekenhuis.
Al deze voorbeelden vragen een bepaalde competentie. En het wordt meteen duidelijk waarom niemand wil schoonmaken (ook in de huishoudelijke sfeer) en iedereen werk wil dat een bepaalde status heeft, zoals dat van arts of ingenieur.
Even een (ander) voorbeeld. Motivatie bij beleggen. Je kan het zelfstandig doen, en die autonomie geeft dus een motiverende kracht. Je hebt er competenties voor nodig. Beleggen is niet eenvoudig, en wanneer je op feestjes komt kan je snel anderen vinden om te converseren. Beleggers zijn te vinden in het professionele leven waar er hele industrieƫn zijn te vinden als amateurs die zelfstandig aan de slag gaan. Voor deze laatste is de eenzaamheid een mogelijke bedreiging voor hun motivatie, want er is soms weinig interactie.
Een ander voorbeeld waar de theorie een brug slaat van de individuele psychologie van motivatie naar cultuur is de grote mate van motivatie voor de geneeskundeopleiding en de op dit moment (vooral in Nederland) de matige motivatie voor exacte wetenschappen.
Los van de formule voor motivatie vraag ik me nog af in welke grootheid je motivatie meet, is het in aantallen, of via een niveau. Bij dat laatste is er een maximum van 100%, meer motivatie is er niet, bij het eerste kan de motivatie oneindig zijn, zoals bij een obsessie? Dat antwoord vond ik vooralsnog nergens.
Mijn stelling, motivatie is een niveau dat beweegt tussen de plus 100 en min 100. Dan zou de formule zoiets worden als: Motivatie = f(a,c,r; v). V staat daarbij voor de mate van "Verplichting." Sommige klussen zoals een wekelijkse schoonmaak zijn wel verplicht, maar niet motiverend. Deze V zorgt ervoor dat de gehele formule als een sinus beweegt, de motivatie schommelt; bij vervelende taken (die toch noodzakelijk zijn) daalt de motivatie, en wanneer je in een Flow zit dan is deze maximaal.
--
een vergelijkbaar model vond ik op het internet... |
2013/06/amateur-of-professional
-- 14 maart 2023. McClelland heeft een motivatietheorie ontwikkeld, waarin drie motivaties zijn te onderscheiden: achievement-gericht, affiliatie-gericht en machtsgericht. Een korte maar krachtige theorie die sterk tot de verbeelding spreekt. Sommigen willen gewoon macht (doorgeslagen leiders) en anderen willen ergens bij-horen (affiliatie) en weer anderen zoeken een meer resultaatgericht doel...
Reacties