Economie van het algemeen belang

Economics for the Common Good (2016), is een boek van de Franse econoom Jean Tirole. "Winnaar van de Nobelprijs voor economie, staat er op de kaft. Die toevoeging is wel belangrijk want Tirole heeft zijn sporen verdiend. Het is een boek van meer dan 400 bladzijden, dat zowel voor economen als voor anderen interessant kan zijn. Voor de laatste categorie, niet-economen is dan vooral de inleiding leerzaam die uitgespreid is over de eerste drie delen.

Het eerste deel behandelt de economie als fenomeen in de maatschappij. Als een algemene beschouwing beschrijft Tirole hier de rol van de economie in onze wereld en waarom het zo moeilijk is om een goede afbakening van het vak van de economie te maken. Uiteindelijk heeft de economie tot doel om in de maatschappij via politieke beïnvloeding effect te sorteren. Die effecten zijn er in het verleden vaak geweest, maar in de huidige setting lijkt het vak in diskrediet te raken door o.a. de financiële crises. Iedereen mag meedoen aan het economische discours, stelt de auteur net zoals iedereen mag mee-discusieren over het weer, maar niet iedereen heeft een PhD in het vak... De rol van de markt is ook een belangrijke factor in de conversatie en de auteur neemt stelling tegen populistische auteurs zoals Michael Sandel met zijn boek (uit 2013) What Money can't buy, the moral limits of markets. Dat is voor het eerst in het boek dat de auteur meer persoonlijk stelling neemt in een beschrijvende inleiding. Market, zo schrijft hij, zijn niet het probleem, maar de zwart-wit-conceptie van de maatschappij dat het of het een (markt) of het ander (de overheid die ingrijpt) is. Markten kunnen niet zonder duidelijke regulering! Sandel is volgens de econoom dan ook iemand die in de categorie "Airport" valt. Deze karakterisering leent hij van Paul Krugman die de output van de econoom op drie mogelijke manieren typeert: Grieks, (het kan) Omhoog of Omlaag, en de Luchthavenschrijvers. Deze laatste categorie zijn auteurs die opvallen om hun gewaagde prognoses of verklaringen, en die goed vallen bij reizigers die voor hun vlucht nog even de laatste nieuwtjes willen lezen, maar meestal qua inhoud niet bijdragen aan een goed economisch debat. De "Grieken" schrijven op een manier die enkel begrijpbaar is voor vakgenoten en de Omhoog-Omlaag-schrijvers zijn de traditionele economen die hun modellen inzetten voor het verklaren van wat er gisteren gebeurde.

Deel twee gaat verder in op de professionele achtergrond van de econoom. Het is een wetenschapper die wordt gemotiveerd door (interne) motieven en (externe) incentieven en de econoom moet kiezen tussen diverse productieve rollen, zoals lesgeven, onderzoek en verkoop van zijn ideeën. Volgens Tirole zijn het deze laatste die doorslaan met vaak verouderde ideeën en dat het politieke debat bijdraagt aan het negatieve imago van de econoom. Ook gaat hij in op de econoom als vos of als egel.
Naast de rationele mens zoomt dit deel (in hoofdstuk vijf, het vakgebied in beweging) in op de andere onderzoeksrichtingen die baat hebben gehad bij de minder nauwere focus van de economiebeoefenaar. Te beginnen met de ervaringen en theorieën van de psychologie, waar Daniel Kahneman (en Tversky) belangrijke exponenten zijn. De homo psychologicus passeert daarmee de revue waar speltheorie en informatietheorie (een van de specialiteiten van deze econoom) een belangrijke verdieping zijn ondergaan. De voorbeelden uit de speltheorie zijn goed te volgen voor de niet-econoom, en vormen een duidelijke inleiding op wat komen gaat, zoals de discussie over het klimaat (deel vier): het heeft geen zin om "dit spel" solitair te spelen (Frankrijk) zonder de inzet van andere landen (zoals de VS, want nu gebeurt met Trump), want dan verlies je.  Bij de invloed van de sociale wetenschappen (homo socialis) krijgt de speltheorie een uitbreiding door het begrip "vertrouwen" in het model te modelleren. Ook krijgt motivatie een duidelijker kader. De toepassingen zijn nog beperkt maar komen ongetwijfeld in  het laatste deel ter sprake. Bij motivatie moet je denken aan intrinsieke motivatie (eigen drijfveer) versus extrinsieke motivatie (financiële beloning, zoals de bonus) in een gebied als bloeddonatie. Er is ook een homo juridicus een homo darwinus en als laatste zelfs een homo religiosus. Vooral deze laatste is actueel, terwijl de theorievorming hieromtrent al jaren bestaat. Zoals de theorie van Max Weber over de protestante ethiek en (haar invloed op) het kapitalistische denken. "Ook" hier speelt cultuur (sociale invloed op persoonlijk functioneren) een grote rol. Zoals blijkt uit een onderzoek naar de productieve voorkeur van Joden; waar komt hun interesse voor handel nu precies uit voort? Dit onderzoek (Botticini en Eckstein) was mij niet bekend.

Deel drie gaat in op de Staat (hoofdstuk zes) en de Private onderneming (hoofdstuk zeven). "Ook" hier krijg je het gevoel dat je niet echt iets nieuws hoort, maar in sommige details zit dan de clou. In deze hoofdstukken gaat het vooral om cultuur, namelijk om de verschillen tussen landen als Frankrijk en andere landen waar de auteur zich aan spiegelt om de situatie in zijn land aan de kaak te stellen. Neem een bekend voorbeeld, in Frankrijk zijn er bijna vier keer zoveel senatoren dan in de VS, terwijl het land drie keer (o.i.d.) zo klein is. Hier ligt echter veel meer onderzoek voor het oprapen, terwijl de schrijver zich er met een luchthaven-exposé van af lijkt te maken. In het hoofdstuk over bedrijven viel me de passage op over de theorie van Millen en Modigliani, waarvan Tirole zegt dat het wel degelijk uitmaakt (in tegenstelling tot wat de theorie stelt) dat de mate van financiering impact heeft op de omvang vanhet bedrijf. Hij geeft als voorbeeld de overmatige schuldfinanciering door sommige bedrijven die ervoor zorgt dat crediteuren meer macht krijgen en dit zijn juist partijen (zoals banken) die dan conservatievere managementprincipes op nahouden. Ze gaan eerder toe tot verkopen van onderdelen waardoor het (negatieve) effect van de financiering alleen maar groter wordt.

De echte diepgang moet dan ook in het laatste deel komen.  Daar gaat het om de case-studies. Te beginnen met de klimaatverandering. (... wordt vervolgd). Het aardige van dit deel is dat je op elke individuele studie kan inzoomen zonder een duidelijke volgorde. Zo begon ik zelf bij hoofdstuk zestien, innovatie en intellectueel eigendom. Dat behandelt o.a. het fenomeen van open software. Dat is nu typisch een voorbeeld van een common good, waar de voordelen gigantisch zijn en men daar ook gebruik van maakt. Bij open software (zoals Java en linux) is er bijvoorbeeld niet het beveiligingsprobleem wat Windows van Microsoft wel heeft. Toch betalen we met zijn allen de niet gratis versie. Why, in godsnaam. Maar de detaillering van dat hoofdstuk is dat net niet zo diepgaand dat daar een antwoord op komt. Vooral dit hoofdstuk heeft me aan het denken gezet: hoe denk ik zelf als het er op dit soort thema's aankomt.

De grote uitdagingen waar het laatste deel over gaat zijn (naast het zojuist besproken onderwerp): de klimaatverandering, werkloosheid, Europa, de financiële sector, de crisis van 2008, industriepolitiek, digitalisering en de waardeketen, digitale economie, sector regulering.


--
2018/07/waar-is-het-gemeenschappelijk-goed

Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Voorbij goed en kwaad (Nietzsche)

Begraven of cremeren?