In een Japanse sekte

 Ooit reisde ik door Japan, en kwam ergens bij een groep mensen terecht waar ik vervolgens moeilijk los van kon komen. 

Dat beeld herinnerde me ik laatst toen ik betrokken was bij een groep. Ik ben niet zo'n groepsmens, en wanneer je als nieuweling ergens binnenkomt is het van beide kanten aftasten.

De groep ziet de nieuwkomer als bedreiging, want er is cohesie in de groep en men heeft een doel, is bezig met activiteiten en men is tevreden met de staat van dienst van het moment.

De nieuwkomer is vaak iemand die niet direct bij de groep hoort. Ten eerste puur omdat hij of zij net binnenkomt, en dus mogelijk niet precies past. Maar ook omdat een nieuwe toetreder vaak met zijn eigen ideeën aankomt en niet weet wat er leeft in die groep. Een bepaalde basis is er natuurlijk altijd wel, want een groep heeft een bepaald label. Men doet iets en is zichtbaar. 

Ik kwam destijds de tempel binnen en dacht niet anders dat het een openbaar gebouw was, maar terwijl ik opging in de menigte sloten de deuren achter me. Het gemompel in de taal die ik toch al nauwelijks verstond verstilde en er verscheen een vrouw op het podium. Zij sprak en iedereen luisterde.

Ik keek wat onwennig om me heen en zag dat iedereen aandachtig luisterde. Ik was de buitenlander, ik had het woord Gaijin al geleerd, maar daar was ik buitenaards. Iedereen zag dat ik anders was. Westers in deze oosterse commune.

Toch durfde ik niet de bijeenkomst te verstoren door naar buiten te gaan. Ik bleef als versteend zitten. Dat begon niet zo, maar het was meer te vergelijken met die beroemde metafoor van de kikker in een pan met water. Ik merkte steeds beter dat ik daar niet thuis hoorde, maar ook dat het moeilijker werd om weg te gaan. Waarom weet ik eigenlijk niet. Meer. Hoe het verhaal precies afliep vertel ik misschien nog wel een keer.

Voor nu is het vooral dat beeld en het patroon, dat je ergens in meegezogen wordt als in een fuik, wat je in de moderne tijd ziet bij het time-sharing-proces. je komt gratis binnen, krijgt een drankje en je wordt van alle kanten verzorgd waardoor je je waakzaamheid laat dalen.

Zo was ik ook eens in Marokko, en daar liep ik ook met mijn blinde ogen in een levensgrote fuik. Dat begon met een Fransman die ik ontmoette in een omgeving waar er geen enkele buitenlander aantrof, en na een aantal dagen begon ik me daar ongemakkelijk bij te voelen. Een Fransman was een soort gedeelde cultuur, een veilige bodem in een vreemd gebied. Toch?

Maar ook uit die fuik, kwam ik niet makkelijk los.

Dat hoort bij het reizen zou je kunnen denken. Of bij het ondernemen, misschien?

--





Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Economie - Teveel wiskunde, te weinig geschiedenis?

Het grootste bordeel van Europa