Wil & verbeelding en, ... cultuur

Wil en Verbeelding is de vertaling die Google geeft van Wille und vorstellung, maar in het Engels meestal, Will and Idea tot resultaat geeft.

In een eerder schrijven over Schopenhauer ging ik al in op de combinatie van taal en literatuur bij Schopenhauer en vooral zijn talenkennis (knobbel?) en dat taal belangrijk voor de filosoof was. Is dat niet altijd zo, zou je denken bij filosofen?

Hier zoom ik in op het thema cultuur. Mijn uitgangspunt is om een keer een werk van een filosoof echt te lezen (of mogelijk te doorgronden). In het driedelige werk ben ik gaan zoeken naar cultuurelementen, die vooral met taal (wederom) te maken hebben.

Een echt gevoel van de werkelijke relatie tussen wil, intellect, en het leven wordt ook uitgedrukt in de Latijnse taal. Het intellect is "mens" (...), de wil is weer "animus," die voortkomt uit anima, en dit vanuit (...) anima is het leven zelf, de adem, () maar animus is het levende principe, en ook de wil, het onderwerp van neigingen, intenties, passies, emoties; vandaar ook: est mihi animus, – fert animus, – want ‘Ik heb een verlangen "naar,"

Maar hiervoor is zeer helaas de naam “Idee” gekozen beoogde noodzakelijke producties van de zuivere theoretische rede, ... Het woord ‘Idee’, dat Plato als eerste gebruikte geïntroduceerd, is bovendien sindsdien in tweeëntwintig jaar gebeurd eeuwenlang heeft hij altijd de betekenis behouden waarin hij het gebruikte; voor niet alleen alle oude filosofen, maar ook voor alle scholastieken, en inderdaad de kerkvaders en de theologen van het Midden Ages gebruikte het alleen in de platonische betekenis, de betekenis van het Latijn woordvoorbeeld, zoals Suarez uitdrukkelijk vermeldt in zijn vijfentwintigste
geschil...
 
[Over Kant:]  
Wat in deze zin de praktische rede wordt genoemd, komt daar bijna op neer wordt bedoeld met het Latijnse woord prudentia, dat volgens Cicero (De Nat. Deor. II., 22), een samentrekking is van providentia; terwijl aan de andere kant de ratio, indien gebruikt vanuit een vermogen van de geest, betekent voor het grootste deel de eigenlijke theoretische reden, hoewel de De Ouden hielden zich niet strikt aan het onderscheid

[over het gebruik van Latijn in de wetenschap, dat anno ... geschrapt werd:] 

Vrij recentelijk Thomas Brown, in zijn zeer moeizaam samengestelde boek ‘Onderzoek naar de relatie van Cause and Effect”, ... 1835, zegt vrijwel hetzelfde: dat kennis voortkomt uit een aangeboren, intuïtief en instinctief overtuiging; dus bevindt hij zich onderaan op het goede pad. Onvergeeflijk is echter de grove onwetendheid die hieraan ten grondslag ligt
die in dit boek van 476 pagina's, waarvan 130 zijn gewijd de weerlegging van Hume, er absoluut geen melding wordt gemaakt van Kant, die de vraag ruim zeventig jaar geleden ophelderde. Als het Latijn de exclusieve taal van de wetenschap was gebleven zou dit niet zijn gebeurd. Ondanks de uiteenzetting van Brown, wat in grote lijnen juist is, een wijziging van de doctrine van Maine de Biran, over de empirische oorsprong van de
 fundamentele kennis van het causaal verband, heeft tot nu toe aanvaarding gevonden in Engeland; want het is niet zonder een zekere mate van plausibiliteit.
 
[even verderop over hetzelfde thema:]
Dat Latijn is niet langer de taal van alle wetenschappelijke onderzoeken heeft het nadeel dat dat er is niet langer een onmiddellijk gemeenschappelijke wetenschappelijke literatuur voor de heel Europa, maar nationale literatuur. En dus alles wetenschapper is in de eerste plaats beperkt tot een veel kleiner publiek, en en bovendien een publiek dat gehinderd wordt door nationale standpunten en vooroordelen. Dan moet hij nu de vier belangrijkste leren Europese talen, evenals de twee oude talen. in dit zal het een grote hulp voor hem zijn dat de termini-technicus van alle wetenschappen (met uitzondering van de mineralogie) zijn, als een erfenis van onze voorgangers, Latijn of Grieks. Daarom allemaal naties behouden deze wijselijk. Alleen de Duitsers hebben de aanval ingezet ongelukkig idee om de termini-technici te willen germaniseren van alle wetenschappen. Dit heeft twee grote nadelen. Eerst, de buitenlander en ook de Duitse geleerde zijn verplicht alles te leren
de technische termen van zijn wetenschap twee keer, en als die er zijn
veel, bijvoorbeeld in Anatomie, is een ongelooflijk vermoeiende en langdurige aangelegenheid.
 
[en...] 
Ten tweede, die Gegermaniseerde vormen van de termini-technici zijn bijna overal aanwezig
lange, opgelapt, dom gekozen, ongemakkelijke, schokkende woorden, niet duidelijk gescheiden van de rest van de taal, die daarom drukken zichzelf met moeite in het geheugen, terwijl de Griekse en Latijnse uitdrukkingen gekozen door de oude en gedenkwaardige grondleggers van de wetenschappen bezitten het geheel van de tegengestelde goede eigenschappen, en maken gemakkelijk indruk op zichzelf herinnering door hun sonore geluid. Wat een lelijke, harde klank woord is bijvoorbeeld “Stickstoff” in plaats van azot! “Verbuik,” ‘substantiv’, ‘bijvoeglijk naamwoord’, worden onthouden en onderscheiden
gemakkelijker dan ‘Zeitwort’, ‘Nennwort’, ‘Beiwort’ of zelfs ‘Umstandswort’ in plaats van ‘bijwoord’. Bij anatomie is dat behoorlijk het geval onhoudbaar, en bovendien vulgair en laag. Zelfs “Pulsader” en “Blutader” zijn meer blootgesteld aan tijdelijke verwarring dan “Arterie” en “Vene;” maar absoluut verbijsterend zijn zulke dingen uitdrukkingen als “Fruchthälter”, “Fruchtgang” en “Fruchtleiter” in plaats van ‘baarmoeder’, ‘vagina’ en ‘tuba Faloppii’, die nog iedere dokter moet het weten, en die zal hij voldoende vinden in alle Europese talen. Op dezelfde manier “Speiche” en ‘Ellenbogenröhre’ in plaats van ‘radius’ en ‘ulna’, wat iedereen in Europa al duizenden jaren begrijpt. Waarom dan deze onhandige, verwarrende, lijzige en ongemakkelijke germanisering?
...
De Latijnse en Griekse uitdrukkingen hebben het verdere voordeel dat zij de wetenschappelijke opvatting als zodanig stempelen, en het te onderscheiden van de woorden van gemeenschappelijk verkeer, en de ideeën die daaraan door associatie vastklampen; terwijl, bijvoorbeeld ‘Speisebrei’ in plaats van chyme lijkt te verwijzen naar voedsel voor kleine kinderen, en “Lungenzak” in plaats van borstvlies, en “Herzbeutel” in plaats van pericardium lijkt te zijn uitgevonden door slagers in plaats van door anatomen. Daarnaast het meest De onmiddellijke noodzaak om de oude talen te leren hangt ervan af op de oude termini-technici, en ze komen er steeds meer in gevaar om verwaarloosd te worden door het gebruik van levende talen in geleerde onderzoeken
...
Zelfs nu kunnen we observeren vanuit de ellendige en kinderlijke stijl van de meeste schrijvers die ze nooit hebben geschreven Latijn. De studie van de klassieke auteurs wordt heel terecht genoemd de studie van de mensheid, want hierdoor wordt de student eerst weer een man, want hij betreedt de wereld die nog vrij was van alle absurditeiten van de middeleeuwen en van de romantiek, die daarna zo diep doordrong in de mensheid in Europa dat zelfs nu iedereen ermee bedekt de wereld binnenkomt, en je moet het eerst uittrekken om weer een man te worden
 
[over het leren van Latijn] 
De geest is van nature vrij, geen slaaf; alleen wat het Gewillig doet, uit eigen beweging, slaagt. Aan de andere kant, de verplichte inspanning van een geest in studies waarvoor het bedoeld is niet gekwalificeerd is, of wanneer hij moe is geworden, of in het algemeen ook voortdurend en nodigt Minerva uit, stompt de hersenen af, net als lezen bij maanlicht worden de ogen dof. Dit is vooral het geval bij de overbelasting van de onvolwassen hersenen in de eerste jaren van de kindertijd.
Ik geloof dat het leren van de Latijnse en Griekse grammatica van de het zesde tot het twaalfde jaar legt de basis voor het volgende domheid van de meeste geleerden. In ieder geval heeft de geest het nodig voeding van materialen van buitenaf. Niet alles wat we eten is dat onmiddellijk opgenomen in het organisme, maar slechts een beperkt deel ervan zoals het wordt verteerd; zodat slechts een klein deel ervan wordt geassimileerd, en de rest sterft; en dus meer eten dan wij kunnen assimileren is nutteloos en schadelijk. Het is precies hetzelfde met wat we lezen. Alleen voor zover het stof tot nadenken geeft vergroot het ons inzicht en onze ware kennis. Daarom zegt Heraclitus: ... (multiscitia non dat intellectum). Het lijkt mij echter dat leren dat wel kan vergeleken worden met een zwaar harnas, dat maakt het zeker de sterke man is volkomen onoverwinnelijk, maar voor de zwakke man is het een last waaronder hij geheel wegzakt. 

Plato bedankte de natuur dat hij was geboren als mens en niet als bruut, als mens en niet een vrouw, een Griek en geen barbaar.

... woorden en spraak zijn dus de onmisbare middelen voor onderscheidend denken. Maar zoals elk middel, elke machine, tegelijk een last is en hindert, dat geldt ook voor de taal; want het dwingt de vloeistof en veranderbare gedachten, met hun oneindig fijne onderscheidingen van verschil, in een bepaalde starheid, in permanente vormen, en dus in fixatie belemmert hen ook. Deze belemmering wordt voor een deel weggenomen meerdere talen leren. Want hierin wordt de gedachte gegoten van de ene mal in de andere, en verandert enigszins de vorm ervan elk, zodat het steeds meer bevrijd wordt van alle vormen en vormen kleding, en zo komt zijn eigen aard duidelijker naar voren in bewustzijn, en het krijgt zijn oorspronkelijke capaciteit weer terug voor wijziging. De oude talen maken deze dienst zeer goed veel beter dan de moderne, omdat ze vanwege hun geweldige tegenstelling tot de laatste worden dezelfde gedachten er op een heel andere manier in uitgedrukt en moeten ze dus een heel andere aannemen formulier; daarnaast de meest perfecte grammatica van het oude talen geeft een artistiekere en perfectere constructie van de gedachten en hun mogelijke verband. Dus een Griekse of een Romein zou zich misschien tevreden kunnen stellen met zijn eigen taal, maar hij die niets anders begrijpt dan een enkele moderne patois zal deze armoede spoedig schriftelijk en mondeling verraden; voor zijn gedachten, die stevig gebonden zijn aan zulke bekrompen stereotiepe vormen, moeten dat wel doen lijken ongemakkelijk en eentonig. Genius maakt dit zeker goed
dit geldt ook voor al het andere, bijvoorbeeld in Shakespeare.
 
[niet direct gerelateerd aan taal:]
Een tweede, hoewel niet talrijke groep personen, die hun steun ontlenen aan de metafysische behoefte van de mens gevormd door degenen die volgens de filosofie leven. Door de Grieken werden zij sofisten genoemd, door de modernen worden ze professoren genoemd van de filosofie. Aristoteles (Metaf., ii. 2) zonder aarzeling behoort Aristippus tot de sofisten. In Diogenes Laërtius (ii. 65) vinden we dat de reden hiervan is dat hij de eerste was van de socratici die betaling voor zijn filosofie accepteerden; op waarvan Socrates hem ook zijn cadeau teruggaf. Te midden van de modernen, ook degenen die volgens de filosofie leven, zijn niet alleen, zoals een regel, en op de zeldzaamste uitzonderingen na, heel anders dan deze die voor de filosofie leven, maar vaak de tegenstanders zijn, de geheime en onverzoenlijke vijanden van laatstgenoemde
 
[... dan meer over volken en hun cultuur]

Een ander indirect bewijs van dezelfde leer, hoewel op het gebied van dwaling, wordt geleverd door de Franse sensationele filosofen, die sinds Condillac binnenkwamen
de voetsporen van Locke hebben gewerkt om dat voor eens en voor altijd te laten zien
het geheel van onze waarneming en denken kan louter naar verwezen worden
sensaties (penser c'est Sentir), die, naar het voorbeeld van Locke, ze noemen het eenvoudige ideeën, en alleen al door het samenkomen en vergelijking waarvan de hele objectieve wereld wordt verondersteld zich in ons hoofd op te bouwen. Deze heren hebben dat zeker gedaan
heel eenvoudige ideeën. Het is grappig om te zien hoe we elkaar missen de diepgang van het Duits en de eerlijkheid van het Engelsfilosoof, ze draaien het arme materiaal van de sensatie op deze manieren op die manier, en proberen het belang ervan te vergroten, om dat te bereiken daaruit de diepgaande verschijnselen van de wereld construeren van perceptie en denken

[bekend zijn afschuw van (Duitse) Hegel,]   In Duitsland kon worden uitgeroepen tot de grootste filosoof van alle leeftijden Hegel, een weerzinwekkende, dwaze charlatan, een ongeëvenaarde krabbelaar van duizenden onzin, en dat doen velen al twintig jaar geloofde het koppig en vastberaden; en inderdaad, buiten Duitsland, de Deense Academie heeft voor hem de lijsten tegen mij ingevoerd roem, en probeerde hem als een summus philosophus te laten beschouwen

[in herhaling.over o.a. germanisering]
Alleen de Duitsers hebben de aanval ingezet met het ongelukkige idee om de technische termen (termini-technici) van alle wetenschappen te willen germaniseren.

[taal in volk] ... Taal, vooral relatief het spreken van de originele taal zoals Duits, is de meest waardevol erfenis van een natie, en het is ook buitengewoon ingewikkeld kunstwerk dat gemakkelijk beschadigd raakt en dat niet meer hersteld kan worden, daarom een ​​noli me tangere. Andere landen hebben dit gevoeld, en hebben grote vroomheid jegens hun talen getoond, zij het veel minder compleet dan Duits. Daarom verschilt de taal van Dante en Petrarca slechts in kleinigheden van die van vandaag; Montaigne is nog steeds behoorlijk leesbaar, en dat geldt ook voor Shakespeare .... Voor een Duitser is het inderdaad goed om de woorden wat langer in hun mond te hebben; want zij denken langzaam, en het geeft ze tijd om te reflecteren. Maar deze heersende taaleconomie komt tot uiting in nog karakteristiekere verschijnselen. [en dan volgen een aantal voorbeelden van het Duits]

[in...]
 Daarom zijn de mensen [die hun hoofd koel weten te houden] zo zeldzaam, en worden bijna alleen aangetroffen onder Spanjaarden, Turken en misschien wel Engelsen, die zich zelfs onder omstandigheden van provocatie staande houden en hun hoofd recht houden, onverstoorbaar doorgaan met begrijpen en onderzoeken wat de stand van zaken is, en wanneer anderen dat al zouden zijn
stellen buiten zichzelf, met veel kalmte, nog steeds verdere vragen, dat is iets heel anders dan de onverschilligheid die eraan ten grondslag ligt bij de apathie en domheid van veel Duitsers en Nederlanders.
[August Wilhelm] Iffland gaf altijd een uitstekende weergave van dit bewonderenswaardige kwaliteit, zoals Hetmann van de Kozakken, in Benjowski, toen de samenzweerders hebben hem naar hun tent gelokt en houden er een geweer tegen zijn hoofd, met de waarschuwing dat ze het zullen afvuren als hij a uitspreekt Huilen, Iffland blies in de mond van het geweer om te proberen of het wel zo was
werd geladen.
 
------- zo ver voor Deel II

Deel 1: Nederlanders, komen vooral voor in relatie met de kunst, artiest: kunstschilders:
 
Innerlijke gezindheid, de overheersing van weten over willen, kan deze toestand onder alle omstandigheden voortbrengen. Dit wordt getoond door die bewonderenswaardige Nederlandse kunstenaars die dit puur objectieve waarneming regisseerden tot de meest onbeduidende objecten, en gevestigd een blijvend monument van hun objectiviteit en geestelijke vrede in hun afbeeldingen van stillevens, wat de esthetische toeschouwer niet doet kijk zonder emotie; want zij presenteren hem de vredige, toch, gemoedstoestand...



Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Begraven of cremeren?

Voorbij goed en kwaad (Nietzsche)