De kronieken van S. Montag (1)

 Dit boek lijkt op "Dezer Dagen" van Heldring, maar zijn dan de column van Henk Hofland over de periode van Nederland 1975 - 2010, dat is meteen de ondertitel.

Een blik in de geschiedenis, maar ook een blik in het hoofd van een schrijver, columnist, journalist. Het boek is opgedeeld in decennia, beginnend met "De jaren zeventig." het plankton van de geschiedenis schrijft Geert Mak in de inleiding anno 2009, of over "de smaak van de tijd," volgens Hofland zelf. Mak vertelt dat de columnist al die jaren als een monnik de kleinste tekenen des tijds opspoorde, en het werk op zich een historische steengroeve zullen opleveren. Het project begon in 1966 na het ontslag van Niko Scheepmaker die uitgleed over een stukje met een kroonprinses [dat kon toen nog] en een goede vervanger bleek er niet te vinden, dus ging de assistent van de hoofdredacteur wat kladderen. Hofland zegt over zijn alter ego dat deze zich interesseert voor dingen die niets terugdoen, het is een soort van lafheid. Hij is een uitstekende stilist, maar ook een voortreffelijk kijker en zijn werk doet denken aan het  journalistieke oeuvre van Joseph Roth. Die was geen historicus maar een zeer intuïtieve journalist die het manco (geschiedenis is fundament voor de journalist?). Montag werd zich op termijn bewust van de historische waarde van zijn project en Mak, die  deze overpeinzingen schrijft, komt met een analogisch herfsttij: als een verzameling van tijdsbeelden, zoals de opkomst van de walkman en het belang van het historisch besef dat in die tijd al lijkt weg te glijden. Er kwam na de jaren vijftien na de ontzuiling een verandering in manners en morals (Piet de Rooy, Nederlandse geschiedenis) omdat het land conservatiever en achterlijker was dan de rest van Europa, maar daar werd radicaal afscheid van genomen. De eenzelvigheid van de mensen neemt toe, waar vrienden elkaar uit het oog verliezen en in woorden van Montag is er "een wereld vol nep en gezwets gaande." De atmosfeer is dikker geworden, met een gemeenheid en aanvalslust die van alle kanten kan komen [hoe zou dat nu zijn.. ?] Maar naast de terreur (net de aanslag in Londen) is er ook een overheersende behoefte aan het normale, waarmee de samenleving zich handhaaft.

Dan , even checkend, merk ik dat Geert Mak zelf op zijn blog ook al over deze kronieken heeft geschreven, namelijk deze gehele inleiding die in het boek voorkomt:

https://www.geertmak.nl/nl/overig/223/de-smaak-van-de-tijd-over-de-kronieken-van-samuel-montag.html

Dan beginnen de overpeinzingen. Hoe maak je daar voor de lezer die Hofland al lang niet meer kent, een overzicht van?

Hier wat notities.

Die gaan niet enkel over de geschiedenis, maar ook over de Nederlandse cultuur: "Creatieve kritiek is een van de vijf plagen van de Nederlandse letterkunde (de andere zin: ironie, introspectief proza, anale-fixatie en polemiek)" 

Een van de eerste overpeinzingen gata over het verdwijnen van de boekhandel die gedwongen door de tijdgeest meer actueel moet inspringen, de boekhandel die overgaat op kiosk. Hij schrijft over de tijd van het Algemeen Handelsblad (NRC's voorganger) en over de hoordreadacteur Charles Boussevain, "dat was geen kinderachtige man," en hij vertelt hoe deze redacteur Dreyfus emotionele steun komt geven en over de Trans-Siberische Expres, die toen nog een toonbeeld van Russische industrialisering was. Dat is inderdaad een sepia foto van een vergangen tijdsbeeld. En ... de Amsterdamse bourgeoisie. Strenge winter (1976) zijn er dan nog -- ook niet meer van deze tijd - en mannen met polkabroeken en het drinken van anijsmelk, en een(schaats) ritueel dat de columnist als "een overschatte liefhebberij typeert." Harde "weners," ook iets dat ik al niet meer ken, wordt verbonden aan een verandering waar het verdwijnen van de tearoom een gevolg van is, "het afsterven van de middagbeschaving der bourgeoisie."

Dan de stilist aan het werk, in een stukje over (ook verdwenen, de traditionele sigarenwinkel) ?Roken brengt een korte verzoening met alle mogelijke vormen van misère.

Op de terugweg van een treinrit - waar de wasteilen inmiddels niet meer op de balkon te vinden zijn - leest hij wat fragmenten uit het nieuwste boek van Woodward en Bernstein over de laatste dagen van Nixon. Rotterdam als stad waar je de geschiedenis kon terugvinden (inclusief de noodwinkels) verandert ook onder zijn ogen. In Den Haag reist hij altijd naar de tweede kamer als verplicht nummer. Daar is dan net (okt 76) Aantjes aan het woord [nog voor zijn def. val?] die het heeft over de brandschatten van de schepping als het gaat over vervuiling (toen al een thema) en de uitputting der hulpbronnen [geeft ook aan dat de schrijver minder economische dan wel technisch focus heeft, want hulp bronnen veranderen voortdurend]. Dan komt Soldaat van Oranje ter sprake (mensen houden nu eenmaal van reconstructies) en de Donald Duck en Mickey-Mousefilms en het verdwijnen van het kleinschalig gezag, na het verdwijnen van de straatagent. "onze samenleving ... steeds verder gemechaniseerd en geautomatiseerd raakt."

"Op 23 mei werd op het traject Assen-Groningen de trein gekaapt..." staat in een voetnoot bij de column, "niet pluis: ... de gedachte aan de school en een trein vol gevangenen verpest het leven en belemmert het vrije ademhalen... Die dag vestigde bij mij de overtuiging dat het vrijwel nergens pluis is.."

De volgende column gaat over "Dieven," die door licht afgeschrikt moeten worden. "Als de zonnebrillen eerder werden uitgevonden had de duivel er zeker een gedragen. Steeds meer gebouwen worden verlicht, ook een kleuterschool, 's nachts met alle lampen aan. Maar wie zal het kleurkrijt vn de kleuters willen stelen? "Een helverlichte kleuterschool,midden in de nacht: dit is het sterkste staaltje van het verval van onze beschaving dat ik in 1977 heb genoteerd."

Ook schreef hij toen over geluid, en refereert aan een verhaal van Toergenjev over een beul en de bijl die als een dof gierend geluid naar beneden viel. Al luisterend ben je telkens geneigd te denken: het is gebeurd, voltooid verleden tijd.   Of over Montagne en zijn "vluchttoren," naast zijn huis vanwaar hij schreef en hij mijmert over het stille strand dat voor de vooruitgang wordt bezet door restaurants en andere gebouwen. de stilte s voor eeuwig voorbij en vervangen door "de fabricatie van een paar miljoen autos per jaar... Misschien zijn wij de eerste generatie waarvan wordt geëist dat zij aangeeft waar de vooruitgang ophoudt en waar het storen begint." In een van de laatste columns noemt hij een paar bekende Nederlanders van die tijd: te beginnen met Willem Drees sr, die in zijn professionele tijd met achterdocht werd aangekeken, maar "nu" op handen wordt gedragen. Cruijff "is een emigrant, dat zegt voldoende" en Wim Kan of Mies Bouwman. Bekende Nederlanders zijner genoeg. Maar er is iets essentieels "dat al deze landgenoten ontbreekt; en dat is een bepaalde braafheid... Een metafysische braafheid zoals Hyde het voorbeeld van slechtheid is, Oblomov van luiheid of de Ruyter van strijdbaarheid en godvruchtigheid.. We zijn er wanhopig naar op zoek en daardoor wordt die inflatie der bekende Nederlanders veroorzaakt."

[na deel twee gelezen te hebben, merk ik dat hij in 1978 niet over voetbal en Argentinië schrijft] 

De jaren tachtig... Beginnen met Zelfvernietiging, over het verdwijnen van monumentale panden en terreinen, die anders ingevuld worden. In Den Haag had je een dierentuin die werd vervangen door het provinciehuis. Of er verschijnt een Zwitserse bank aan de gracht. Panden worden gekraakt en fenomeen waar hij even bij stilstaat, en dan opmerkt dat een kraak ook een gigantische achtarmige inktvis is. Observerend ziet hij overal die zware kogel en leest dan Het nieuwe Amsterdam van Brugmans er nog eens op na, en ziet dan enkel een opsomming van zelf-verwondingen. Op de trein naar Rotterdam ziet hij de gevangenis en mijmert hoe het voor celbewoners moet zijn en hoe groot in die tijd dan nog het verschil in stijl is tussen het westen en het zuiden zoals Maastricht waar men qua misdaad achterloopt (in mijn woorden), en "hoe keurig het daar nog aan toe gaat." Het is de tijd van een Zwolse predikant, Herman Moded, een van de heftigste, brutaalste calvinisten [1520-1603, Moded was zijn Hebreeuwse naam]. Dat was de vader van de raddraaiers en "een man van rote actualiteit."

De column van 7 juni 1980, heet dikte, en gaat zonder obesitas te noemen, die term komt later over Amerikanen en over zwelgen. "Dikke mensen" zijn er altijd geweest ook in Amerika, maar nu is het een epidemie geworden., zwaarlijvigen  die niet voortkomt uit een behoefte tot zwelgen, maar van dwangmatig eten. Zo weet de columnist. Transistorterrorisme, volgt als een aanklacht tegen lawaai. Hij komt dan bij Schopenhauer die ook een stuk aan lawaai heeft gewijd, en stelde dat door het klappen van een zweep de hersenen verlammen, de draad van het peinzen wordt doorbreekt en deze gedachte wordt vermoord. "De toestand," sluit aan met een verhaal over diefstal. Bedragen onder de 49,99 worden niet serieus genomen. Ook dat blijkt een pandemie, en typische Nederlands, Nationale kwaal, volgens onze oosterburen. Dat de snoepwinkel meestal het doelwit is relateert de schrijver aan het feit dat 53% van de Nederlanders een "vals gebit" heeft. [later pas, kunstgebit?]. Messen en sigaren gaat over de sigarenwinkel en over vechtende jongens die je toen nog over straat zag rollen.. Maar de laatste jaren zijn ook veranderd: men bemoeit zich minder met andermans zaken. Dat schijnt een Amerikaanse invloed te zijn:  don't get involved. Ondertussen vernieuwd het sigarenbedrijf waar steeds nieuwe spullen te vinden zijn. De TGV is een vernieuwing van zoel de trein die Montag gebruikt om over verkeerslichten en fietsers te schrijven, de vooruitstrevende fietsers en rebelse chauffeurs die doortrapt bij rood, dan wel gas geeft. Omstreeks 1917 deed Paustovsky er een maand over om van Kiev naar Odessa te komen in een prachtig verhaal over reien ten tijden van de revolutie. De koptelefoon na de walkman, die een paar columns later terugkeert, waar hij ook een fan van is, en waar je ook de wereldliteratuur mee naar binnen kunt halen, maar waar ook een element van verslaving in zit) vind de auteur een prachtige uitvinding en in een volgend artikel schrijft hij over het kind op het postkantoor, die nog schaamteloos om zich heen mag staren. Dan verdwijnt ook het traditionele restaurant op het CS en verschijnt het zelfbedieningsrestaurant. Wederom een vreselijke verminking. [in latere columns ook jaren 80 verschijnt de TGV en het einde van het Dorrius restaurant is gesloopt]

"Handzwagers," gaat over het handen geven aan bekenden, dat Hofland graag deed, blijkens het verhaal en hoe dan in twee drie schakels, een netwerk ontstond. "In 1960 heb ik J.F.Kennedy een hand gegeven." Bij de voorverkiezingen in West-Virginia. Lenin en Stalin gaven elkaar ook de hand en Montag vertelt over zijn handdruk aan Willy Brandt die vervolgens Chroestjov en daarmee de relatie naar Lenin en Stalin legt.

Herinner je nog dat een autoradio werd gestolen? Daarover gaat, de macht van de dief, mei 1984. De dief veroorzaakt bederf.

De burgemeester Koch [een van de rijkste families van de VS , waar SM niet over schrijft] heeft het op het roken gemunt. Het lichaam is de tempel van de mens, leert de bijbel en dus een vraag stuk van goed en kwaad...

Zou Flaubert ook met de volsnelle tekstverwerker Bouvard et Petuchet geschreven hebben? "Papier is niet geduldig," maar de voordelen van de tekstverwerker lijken oneindig. Het geheugen ervan is dienstbaar aan de schrijver en als conclusie ziet SM dat Madame Bovary met een tekstverwerker waarschijnlijk nog mooier was geweest.

De tram is het vervoersmiddel van Europa schrijft Hans Enzensberger. Ook Simenon schreef over de tram, het bloedspoor in de sneeuw en ontelbare moeders en vader hebben hun eerste romance aan de tram te denken. De trams is Europees gebleven, maar het rammelend avontuur, van dat roestige ijzer is wel voorbij. In 1988 komt dan wel voetbal tevoorschijn. En het thema is wraak. Hij vraagt zich af of Jung, met zijn collectief onbewuste, ooit voetbalfan was geweest. Het is geen revanche zegt Theo Reitsma,... [wie kent die naam nog?]

De derde wet van SM: "grote internationale opschudding leidt in Nederland tot burenruzies." Het gaat o Rushdie die dan een ter dood verklaring heeft gekregen en waar 850 intellectuelen via de krant om demonstreren [wie doet dat heden ten dagen nog?]

De muur valt in 1989, en daarmee ook de Trabant. Die wordt achter gelaten, "zoals vroeger een schip werd verlaten waar de pokken waren uitgebroken."

De jaren 90.

... wordt vervolgd


Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Begraven of cremeren?

Het grootste bordeel van Europa