Dezer dagen (Heldring)
Even een miljoen woorden aan elkaar rijgen, zo eenvoudig lijkt het, de periodieke columns van de hoofdredacteur van het NRC Heldring, die deze tussen 1991 en 2012 schrijft. En dan stopt, want - daar kunnen velen nog wat van leren -
"Misschien zal ik nog eens gebruikmaken van het genereuze aanbod van de hoofdredacteur om zo nu en dan mijn geluid in de kolommen van de krant te laten horen, maar nu even niet. Je moet per slot van rekening ook weten op te houden. Het is mooi genoeg geweest. Dus voorlopig: vaarwel."
het is mooi geweest. Zo schrijft hij in zijn dankwoord. Een heel oeuvre van columns.
Eerder las ik al zijn biografie, maar Dezer Dagen had ik verstopt en kwam ze onlangs weer tegen. Toen zag ik hoeveel het er waren. En ik meende ze interessant te vinden om minimaal twee redenen. Allereerst als werk van een journalist en jurist, waar de vraag opdoemt, welk taalgebruik je in de columns vindt, maar ook als registratie van een tijdbeeld. Hoe gingen de jaren negentig over in het nieuwe millenium tot 2012 aan toe?
Dat begint met de golfoorlog. Het is dan 1991 en hij schrijft in zijn eerste column (van de verzamleing) over Gorbatchov en de Sovjet-unie. Over de eerste in termen van "wijsheid en berekenbaarheid." (het nieuws: litouwen vervolgt Russen voor dood van 13 burgers, in een demostratie tegen de onderdrukking van hun onafhankelijkheidsstreven, schrijft de nos in 2015). Wat blijkt is dat militairen die daar wonen zonder mandaat hun gang gaan, iets dat wel vaker gebeurd in Rusland schrijft Heldring. Toen. Gorbatchov wist van niks was de gedachte.
Het is, meer dan de golfoorlog, de tijd dat Duitsland herenigt en de Russische troepen uit Duitsland en Polen terug moeten naar huis. Duitsland betaalt daar miljard voor... "Intussen lijkt het niet vverstandig nu alvast te doen alsof de vrede in Europa verzekerd is."
Vijf of zes columns later opent Heldring met: Is de Sovjet-Unie nog een supermogendheid?
Referenties, bv:
- vrijvuldig naar Alex de Tocqueville (maar later ook naar Thorbecke, Heldrings is dan ook jurist):
"Die opvatting van democratie verschilt misschien niet eens zoveel van die van de grote Franse denker Alexis de Tocqueville (1805-1859), die schreef: ‘Ik heb voor de democratische instellingen een verstandelijke neiging, maar instinctief ben ik aristocraat. Dat wil zeggen: ik wantrouw de massa. Mijn eerste hartstocht geldt de vrijheid.’ Een eerlijk standpunt. Tocqueville bekende dus geen democraat in hart en nieren te zijn, maar hij zag de opmars van het gelijkheidsbeginsel, dat hij in Noord-Amerika in werking had gezien - zijn boek De la démocratie en Amérique wordt nog steeds gelezen - als iets onweerstaanbaars, waartegen een regering van de aristoi (de besten - en hij bedoelde daarmee niet de beste standen) niet opgewassen zou zijn."
Over Kennedy en Huizinga (Hedendaagse iconolatrie, over Kennedy die met zijn vliegtuig neerstortte):
"maar te oordelen naar de kolommen en de zendtijd die ook in Europa gewijd zijn geweest aan Kennedy's dood, moest blijkbaar ook hier een behoefte gestild worden - en dat terwijl althans in Noordwest-Europa (en Spanje) er nog koninklijke iconen zijn waaraan de mensen zich kunnen vergapen. Objectief gesproken was er hier geen Kennedy nodig om in een behoefte te voorzien. Maar het is de laatste weken gebleken anders te zijn. Het is geen nieuw verschijnsel. Huizinga schreef al in 1935 dat de moderne publiciteit, met haar ‘overmatig aanbod van triviale afbeeldingen’, de moderne mens ‘een voos en vals kader voor zijn smaak en aandoeningen’ suggereert, waardoor zij, ‘in plaats van regelrecht tot verhoging van het peil der cultuur te leiden’, integendeel een ‘algemene verzwakking van het oordeel’ ten gevolge heeft. Nu was Huizinga een mopperaar waar het de verschijnselen van zijn eigen tijd betreft. Bovendien mopperde hij in gedragen bewoordingen. Als hij zich verwaardigd had polemist te zijn, zou zijn invloed als criticus van zijn tijd misschien blijvender J.L. Heldring, Dezer dagen. Columns in NRC Handelsblad 1991-2012 zijn geweest. Maar dat betekent niet dat zijn analyse niet soms doel trof. De ‘cinematische blik’ die hij bij de jeugd - nu lieden van tachtig jaar en ouder - signaleerde, is door de televisie de blik van een Argus, de reus met de honderd ogen uit de Griekse mythologie, geworden. Bovendien is de wereld sinds 1935 een dorp geworden. Amerika ligt vlak naast de deur; ja, in onze huiskamer. Misschien verklaart dat het verschijnsel Kennedy. Geen reden tot mopperen, maar wèl interessant."
- "Multatuli was de inspirator van de ‘ethische politiek’, die ten slotte zou leiden tot erkenning van Indonesiës onafhankelijkheid."
Misschien duik ik later opnieuw in het boek. Er staat nog het nodige op de Todolijst, personen of professionals als ook de diverse themas:
- Descartes, Diderot. Montaigne, Kant, Kierkegaard, Hobbes (via Leviathan), Nietzsche, Pascal (en dan vooral over religieuze thema's), Rousseau, Sartre, Habermas, Husserl, Ortega y Gasset, Isaiah Berlin... (wijsbegeerte, verlichtingsfilosofie)
- Baudet (die aan het eind ter sprake komt, waar H. redelijk positief aan refereert), Braudel, Quichotte, maar ook musici zoals: Mendelssohn, Listz
- Stijlbreuk (refererend aan de Russische schilder, Ilja Jefimowitsj Repin)
- Galeazzo (Albanië was toen een soort satelliet van het fascistische Italië. De vriendschap was zo nauw dat Italiës minister van Buitenlandse Zaken en Mussolini'sschoonzoon, Galeazzo Ciano, getuige was bij het huwelijk van koning Zog met een Hongaarse gravin. Maar dat belette Italië niet het jaar daarna Albanië gewapenderhand binnen te vallen. Zog moest, met zijn hoogzwangere gravin, over de bergen naar Griekenland vluchten. Hun zoon, Lek, twee meter lang, woont nu in Madrid)
- ...
Dit is even een korte bloemlezing. Het boek laat je de geschiedenis en tijdgeest van de jaren 90 tot ca. 2010 opnieuw herleven. Wat daarin vooral opvalt is dat de Sovjet-Unie het belangrijkste buitenlandse thema is, dat wel tegen het eind afzwakt. niet onlogisch nadat het als rijk uit elkaar is gevallen. Het is zelf zo dat tegen het eind in 2011 de NRC-stijlgids voorschrijft dat het woord anders geschreven moet worden, vanaf dan wordt het Sovjetunie, aan elkaar, waar de "supermogendheid," al lang niet meer bestaat. Wel is het zo dat Poetin in dezelfde lijn sinds 2000 ter sprake begint te komen in toenemende mate... "Rusland is nog steeds een partij om rekening mee te houden," die uitspraak zijn we vlak voor de oorlog vergeten, lijkt het.
-- feb 2024. Heldring schreef nog al over een aantal "zaken:"
- zaak-DSK
- zaak-Dutroux
- zaak-Fischer
- zaak-Jospin
- zaak-King
- zaak-Oudkerk
- zaak-Zorreguieta
- zaak-Bosnië
- zaak-DAF
- zaak-Dreyfus
- zaak-Dutroux (het meest)
- zaak-Emily
- zaak-Greet
- zaak-Hofmans
- zaak-Irma
- zaak-Lewinsky
- zaak-Menten
- zaak-Pinochet
- zaak-Steenhuis
- zaak-Stuiveling
- Er is nòg een verschil tussen de situatie in West-Europa en die in de voormalige Sovjet-Unie; in vier van die republieken, Rusland, Oekraïne, Wit-Rusland en Kazachstan, staan strategische kernwapens opgesteld, en over alle republieken zijn er ontelbaar vele tactische kernwapens verspreid. Het is helemaal niet zeker dat althans sommige hunner niet sommige van die wapens achter de hand zullen willen houden - hetzij als stok achter de deur in hun conflicten met andere republieken, hetzij als deviezenopbrengend uitvoerprodukt (november 1991).
- Toen de Russische minister van buitenlandse zaken, Andrei Kozyrev, vorige week weigerde zijn handtekening te zetten onder twee documenten die een nauwe militaire en politieke samenwerking tussen Rusland en de NAVO moesten bezegelen - iets waarvoor hij apart naar Brussel was gekomen - zette hij al zijn NAVO-collega's voor schut, maar de secretaris-generaal van de NAVO, Willy Claes, probeerde de zaak te bagatelliseren door te zeggen: ‘'t Is allemaal binnenlandse politiek’. Toen, een paar dagen later, president Jeltsin op de Conferentie voor Samenwerking en Vrede in Europa te Boedapest een felle aanval deed op de NAVO, en op de Verenigde Staten, en ervoor zorgde dat de conferentie geen uitspraak deed over de een paar honderd kilometer verder woedende oorlog in Bosnië, zei een hoge Amerikaanse ambtenaar: ‘'t Is binnenlandse politiek’. Beide opmerkingen waren juist, maar stelden, anders dan hun bedoeling was, niet gerust. Natuurlijk waren Jeltsin en Kozyrev gedreven door binnenlands-politieke overwegingen - in zoverre als buitenlandse politiek, van elk land, behoort te berusten op een binnenlandse consensus. Maar de consensus in Rusland is juist dat uitbreiding van de NAVO tot aan de Russische grens - en dÃe mogelijkheid was het die de Russische woede had gewekt - zo niet een bedreiging, dan toch een vernedering van Rusland is. Maar is president Clintons zwenking ten gunste van uitbreiding van de NAVO met een aantal Midden- en Oosteuropese landen - hoeveel is nog onduidelijk - niet net zo goed ‘binnenlandse politiek’? Een jaar geleden moest hij er nog weinig van weten en werd, teneinde die MOE-landen (zoals ze in het jargon van Buitenlandse Zaken heten) niet teleur te stellen, de fopspeen van het ‘Partnerschap voor Vrede’ bedacht. Nu is dit alweer achterhaald. Wat is er intussen gebeurd? Dit: Clinton moet nu de macht delen met de Republikeinen, die de meerderheid in het Congres veroverd hebben; en zij zijn heel wat militanter dan de Democratische president. Op binnenlands gebied, waar zijn prioriteiten liggen, zal hij genoeg met hen te stellen krijgen, dus wil hij hen niet ook op buitenlands gebied al te zeer tegen zich in het harnas jagen. Zijn besluit de defensiebegroting met 25 miljard dollar te verhogen past in hetzelfde patroon. Met andere woorden: zijn plotselinge bekering tot uitbreiding van de NAVO berust op geen enkele conceptie, zoals zijn hele buitenlandse politiek tot dusver op geen enkele conceptie heeft berust. Dat is het grote verschil met zijn Democratische voorganger Harry Truman, die tussen 1947 en 1949 ook met een Republikeins Congres moest regeren, maar niettemin steun wist te verwerven voor besluiten van wereldhistorische betekenis, waarvan het Marshall-plan er één was. Niet dat de Republikeinen er blijk van hebben gegeven wèl over een conceptie te beschikken, maar Amerika's partners en tegenstanders hebben nog twee jaar met de Democratische president te maken. Het feit echter dat deze een verblijf van zeven uur in Boedapest genoeg vond - zeven uur die voornamelijk met formaliteiten gevuld waren - en daardoor bewust de kans liet lopen met de belangrijkste van zijn Europese collega's van gedachten te wisselen - over Bosnië bijvoorbeeld! - is op zichzelf een teken van òf zijn gebrek aan belangstelling òf zijn verlegenheid. Daarom moeten de Europeanen uit Clintons verrassende geestdrift voor uitbreiding van de NAVO zeker niet de conclusie trekken dat actieve bemoeienis met Europa weer tot de prioriteiten van de Verenigde Staten is gaan behoren. Op een paradoxale wijze zou het omgekeerde wel eens waar kunnen blijken te zijn (net zoals Amerika's erkenning van een Europese ‘pijler’ in de NAVO, begin van dit jaar, als een teken van zijn disengagement kan worden uitgelegd). Het is immers moeilijk denkbaar dat de Verenigde Staten, in de stemming waarin zij op dit ogenblik verkeren, bereid zouden zijn ten aanzien van Midden- en Oost-Europa dezelfde militaire verplichtingen aan te gaan als zij in de Koude Oorlog ten aanzien van West-Europa op zich hebben genomen. Per slot van rekening verplicht het Noordatlantisch verdrag hen daar ook niet toe. Artikel 5 van het verdrag, dat de MOE-landen nog eens goed moeten lezen, zegt niet meer dan dat in geval van een aanval op een der bondgenoten iedere bondgenoot zal optreden ‘op de wijze die hij nodig oordeelt’. Het voorbeeld van de Oekraïne is niet bemoedigend voor de MOE-landen. Dit land heeft erin toegestemd al zijn nucleaire wapens aan Rusland over te dragen in ruil voor een Amerikaanse toezegging van economische hulp (dat is altijd welkom) en een garantie dat als het ooit zou worden aangevallen of bedreigd met nucleaire wapens, de Verenigde Staten ‘onmiddellijk te zijnen gunste actie zullen ondernemen in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties’. ‘Vermoedelijk heeft de Oekraïne niet de raad gevraagd van Sarajevo’, merkt een commentator in The Wall Street Journal cynisch op. Toetreding van vier, zes, negen of, de Oekraïne en Belarus meegerekend, negen nieuwe leden tot de Noordatlantische verdragsorganisatie zou deze organisatie voor zulke taken stellen, dat ze er bijna zeker onder zou bezwijken - om niet te spreken van de reusachtige kosten die deze toetreding van de tegenwoordige leden van de NAVO zou vergen, iets waartoe zij zonder een echt gevoel van crisis niet bereid zouden zijn. Het is dus begrijpelijk dat er bij de Europese bondgenoten - met uitzondering van Duitsland, althans van zijn minister van defensie, Volker Rühe - weinig echte geestdrift bestaat voor uitbreiding van de NAVO. Die geestdrift zou er overigens ook niet zijn als Rusland geen bezwaar tegen die uitbreiding zou maken. Vooral de Zuideuropeanen, te beginnen met Frankrijk, zouden het gevoel krijgen naar de rand gedrukt te worden. Duitsland zou nog meer het middelpunt worden, wat ook niet iedereen welkom zou zijn. Omgekeerd zou zo'n Europees gebrek aan geestdrift de Amerikanen, die toch al de indruk hebben dat de Europeanen in Bosnië gebrek aan moed hebben getoond, hun belangstelling voor de NAVO geheel doen verliezen. Maar hoe klopt dit met het meer belligerente optreden dat de nieuwe Republikeinse meesters voorstaan? Zulk optreden hoeft niet noodzakelijkerwijs van de bondgenoten af te hangen. De Republikeinen zijn, zo geen isolationisten, dan toch zeker unilateralisten. ‘Of je het leuk vindt of niet, wij zijn de politieagent in de wijk’, zei senator Dole onlangs. Dit alles maakt dat het Amerikaans-Europese bondgenootschap steeds meer onderhevig raakt aan middelpuntvliedende krachten. Dit was te voorspellen, want een bondgenootschap zonder vijand is zijn reden van bestaan, althans van concentratie kwijt. Wat net zomin als bij het uiteenvallen van het Oostblok te voorspellen is, is de manier waarop en de snelheid waarmee dit gebeurt. NRC Handelsblad van 09-12-1994, pagina 7
- De toekomst van de NAVO kwam ook ter sprake. Oud-minister Veerman noemde het een groot probleem dat de NAVO geen vijand meer had. Bondgenootschappen hebben immers voor hun interne cohesie een gemeenschappelijke vijand nodig? Maar zien de nieuwe leden van de NAVO, bijna alle pas bevrijd van het Sovjetjuk, Rusland niet als de potentiële vijand? Ja, maar de oude leden zijn eerder geneigd er zoete broodjes mee te bakken. Er loopt dus een ondergrondse kloof onder de NAVO. Minister Leterme meende dat het grote probleem van de komende jaren het isolementsgevoel van de Russen is. Het moet je ook als grote mogendheid overkomen dat vele landen die vroeger tot je imperium behoorden, nu naar het andere kamp zijn overgelopen, terwijl andere, zoals Oekraïne en Georgië, niets liever willen dan dit voorbeeld te volgen. Spetember 2009.
Reacties