#4 - Als een echte toerist
In de bus, vlak voor aankomst had ik wat gelezen over de stad. De op één na grootste stad van Zwitserland. Wat is dan de grootste stad dacht ik meteen en dat was Zurich. Hoe bijzonder is dat, dat een land op te delen is in twee taalgebieden. Genève is een stad die diversiteit biedt. Smalle straatjes, heuvels zoals de natuur van het land als bergebied en parken. Veel parken en dus veel ruimte. Een van die parken ligt direct aan het meer, en daar besloot ik als eerst heen te wandelen. Jardin des Alpes, was het eerste park dat ik vond. Ik zag een standbeeld van een of andere dame in een smal soort silhouet met een Spaanse waaier, en het park is verder herkenbaar door een monument, wat veel weg heeft van een gazebo. Maar wat het vooral uniek maakt is haar ligging aan het meer, en vlak bij de monding van de rivier. Dat is wel direct het meest bijzondere aan deze stad, je woont of aan de ene kant van het meer, dicht bij Frankrijk, of aan de andere kant, meer gericht op het land zelf. Of Zwitsers dat ook zo ervaren weet ik natuurlijk niet. Maar Frankrijk ligt op loopafstand, bij wijze van spreken.
Ik wilde snel weten waar mijn slaapplaats in Ferney zou liggen en hoe ver het van de stad af was, maar ik had nog even de tijd.
In Frankrijk had ik zelf enkel het Gerardmer bezocht, ergens in het Noorden in de buurt van Colmar, maar dat was niets vergeleken bij dit. Dit meer is reusachtig en vanuit de stad zie je enkel hoe het begint, niet waar het eindigt. De echt omvang en grootte ervaar je pas vanuit Lausanne, vertelde me iemand die zag dat ik op de toeristische toer was. Als je moet kiezen tussen een park en het uitzicht op een boulevard, dan verliest het park het.
En dan die fontein. “Deze fontein is maar liefst 140 meter hoog en spuit zo’n 500 liter water per seconde omhoog met een snelheid van 200 kilometer per uur,” las ik ergens. Maar het fenomeen fontein op zich vond ik niet zo bijzonder, als wel het idee er om heen. Wat doet zo’n fontein daar in het meer, als monument voor de mensen die deze vanuit de stad, van alle kanten kunnen aanschouwen? Is het meer niet genoeg, of is het de onbeweeglijkheid van het meer, dat ervoor gezorgd heeft dat iemand op het idee kwam om ook iets te laten zien dat stroomt?
Ik zocht op mijn telefoon naar de bibliotheek en vond dat deze te midden een ander park lag, Parc La Grange. Maar dat lag net aan de overkant. Voor later, ik wilde eerst naar mijn kamer in Frankrijk.
Mijmerend op een bankje in het park dacht ik a over twee andere toeristische plaatsen. De St. Pieters kathedraal en het VN gebouw. Zou ik daar wel heen gaan, vroeg ik me af bij die laatste. De kathedraal sprak me wel aan.
In het hart van de stad in de buurt van het eeuwenoude Place du Bourg du Four staat de grootste kathedraal van Genève: Cathédrale Saint-Pierre. Deze authentieke kerk werd voor het eerst gebouwd in 1160 en diende oorspronkelijk als een rooms-katholieke kathedraal. Later werd het hervormd tot de thuisbasis van de protestantse leider Johannes Calvijn. Dit imposante gebouw kent een rijke geschiedenis en is door de jaren heen een aantal keer veranderd van stijl. Maar liefst 157 trappen omhoog, dan word je beloond met een adembenemend uitzicht over de oude stad van Genève. Bovendien kun je hier ook een bezoekje brengen aan twee verschillende musea: een interessant archeologisch museum en het Internationaal Museum van de Reformatie.
VN-complex of bolwerk? Genève heeft haar grote diversiteit aan inwoners voornamelijk te danken aan de verschillende internationale organisaties die hier grondvesten. Zo bevindt ook het VN-complex zich in het hartje van de stad. Op New York na, is Genève de belangrijkste zetel van de Verenigde Naties. Tijdens een rondleiding kun je hier de enorme conferentiezalen bewonderen waar zich talrijke vredesonderhandelingen hebben afgespeeld.
Uiteindelijk ben ik al die plekken niet gaan bezoeken. Ik voel me dan teveel toerist. De bloemenklok zou ik er nog aan toe kunnen voegen, ook een soort monument in de stad. De beroemde fontein kan je niet ontgaan noch ontlopen figuurlijke gesproken, dus dat is anders.
Maar toerisme is een soort ziekte, een plaag en het doet me teveel aan thuis denken. Toeristen. Het zijn een soort parasieten of inderdaad een plaag, zoals sprinkhanen die dan in de zomermaanden het gebied kaal komen plukken alle aandacht opvragen en even later gewoon weer vertrekken en de stad of het dorp kaal achter laten.
Leven van toerisme is nog erger. Dat is geen echt werk denk ik soms. In Malaga leeft de bevolking er ook van. De cruiseschepen die aanmeren. Een cruiseschip heb ik hier nog niet gezien, maar die zijn er natuurlijk wel. Niet de achterlijk grote monsters die over de oceanen huishouden, maar de meer kleinschalige dubbeldeks-pleziertocht. Met de rode vlag op de achtersteven, waarop het witte kruis te zien is.
Een van de fouten in mijn leven heeft mogelijk alles met toerisme te maken. Gaan wonen in een gebied waar toerisme de primaire sector is. Zoals in Zuid-Spanje. Of eigenlijk geheel Spanje.
Slenterend vervolg ik mijn weg door de stad. Plaatsen waar je geweest moet zijn, zoals het café Clementis laat ik voor wat ze zijn. Trekpleisters. Ik leef al twintig jaar in een gebied waar toeristen de dienst lijken uit te maken, en ben blij als de horde na een lange zomer weer vertrekt. Maar hier ben ik zelf ook maar gewoon een toerist.
--
Reacties