Voltaire
Wat een mooie naam, toch.
Een. Waar is de Voltaire van onze tijd?
[Is dit een algemene stelling: is er een eigentijdse versie van elk historische figuur?]
"Waar is de Voltaire van onze tijd? Terwijl financiële instellingen en politici kibbelen over eurozone-obligaties ..., kunnen ze er niet omheen om terug te denken aan die grote figuur uit het verleden van Europa. Nationale schulden zijn immers niet uniek voor de 21e eeuw. Europese staten in de Verlichting kampten met schuldenproblemen die net zo chronisch was als bij ons, zij het om andere redenen. Ze gaven niet te veel geld uit aan sociale programma's; ze voerden zinloze oorlogen om dynastieën te schragen of trots te vergroten. De kosten van het afbetalen van huurlingen maakten hun schatkisten vrijwel leeg.
Zoals Voltaire keer op keer opmerkte, was Frankrijk betrokken bij precies dergelijke avonturen, ondersteund door schuldfinanciering. Hoe dekte de Franse monarchie haar blootstelling af? Door inflatie te manipuleren, een beroep te doen op bankiers, terugbetalingen niet na te komen en belastingen te verhogen. Klinkt bekend? Voltaire zag zichzelf vooral als dichter en toneelschrijver. Hij beschouwde zichzelf nooit als econoom, maar dat had hij zeker kunnen doen. Hij was een uitstekende beheerder van zijn eigen vermogen – “een zeldzaamheid onder literatoren”, schreef hij trots over zichzelf – en een veelgevraagd commentator over staatsschulden.
Vanuit zijn uitvalsbasis aan de Zwitserse grens werd hij een moderne ondernemer, die een soort conglomeraat van landbouw, leerlooierij, keramiek, vastgoedinvesteringen, een textielfabriek en een horlogemakerij met 1.000 werknemers leidde. Hij combineerde zijn laisser-fairekapitalisme met dirigistisch protectionisme. Met andere woorden, hij was een Fransman.
De grote man was een fan van Adam Smith en schreef over veel gebieden van de nieuwe economische wetenschap. Terwijl hij streed tegen burgerlijk onrecht, was Voltaire, de burger, gefascineerd door de werking van de hoge financiën en manieren om de misrekeningen van regeringen te corrigeren.
Wat vertelt hij ons over financiële problemen dat nog steeds weerklank vindt? Wees voorzichtig met internationale kredietverstrekkers. Zoals hij het verwoordde, bedenk dat “elke staat die leent van zijn eigen volk er niet armer door wordt”. Omdat hij aanzienlijke bedragen had geleend aan buitenlandse prinsen, was hij goed geplaatst om de risico’s van staatsschulden te begrijpen wanneer de financiering internationaal wordt.
En soms was hij de begunstigde. Hij moest een wanbetaling accepteren van Karel Theodorus, keurvorst en paltsgraaf van Beieren. De eerste lening, in 1753, was voor 100.000 livres, daarna leende hij in 1757 nog eens 130.000 livres, aanzienlijke bedragen voor die tijd. De beloofde terugbetaling kwam nooit. Aan de andere kant was de hertog van Württemberg, bekend als een slecht risico, verplicht om zijn terugkerende schulden te herfinancieren en betaalde hij uiteindelijk drie *keer zijn leningen alleen al aan rente terug, vanwege het financiële inzicht van de geldschieter – Voltaire. Dus uit zijn geschriften kunnen we een voorproefje krijgen van de huidige markten. Het is de moeite waard om de voortzetting van Voltaires zin over schulden te overwegen: “. . . en deze schulden dienen zelfs als aanmoediging voor de industrie”. Met deze profetische formulering bedoelt Voltaire dat schuldendienst en terugbetaling een nationale economie – de huidige Europese economie? – kunnen irrigeren met inkomsten die worden omgezet in consumptie en investeringen wanneer lokale instellingen overspoeld worden met geld.
Elders merkt hij op dat wanneer een regering alleen leent van haar eigen bevolking, “vertrouwen en de circulatie van rijkdom voldoende zijn om terugbetaling te verzekeren”. Zou het niet Voltairiaans logisch zijn voor Europa om, in veel opzichten, aan zichzelf te lenen en haar eigen bevolking terug te betalen? Toch is er nooit een Europabrede lening geweest die werd gefinancierd met de spaargelden van haar particuliere burgers.
Natuurlijk was Voltaire niet alleen een zelfzuchtige weldoener van Duitse prinsen. Hij was vooral de morele inspiratiebron en meesterdichter van de belangrijkste onder hen – de koning van Pruisen, later bekend als Frederik de Grote. Ze hadden hun meningsverschillen, maar toen hun geschil voorbij was en Voltaire Pruisen was ontvlucht, was Frederiks bewondering voor hem sterker dan ooit. Voltaire kon zijn vriend er niet van weerhouden oorlog te voeren (en te winnen) tegen Frankrijk, maar hij had hem er wel van kunnen overtuigen om een prille eurozone-obligatie te steunen om een Verlicht Europa te financieren, inclusief Pruisen." (FT, June 7, 2012, Lessons from Voltaire, the enlightened economist By Patrick Neiertz and Nicholas Cronk)
Twee. Voltaire tegen de fanatici (Fernando Savater)
Drie. Roberto R. Aramayo, Voltaire, La ironía contra el fanatismo (uit de reeks: "ontdek de filosofie")
- Antimaquiaveli (1740),
- het gedicht over de aardbeving van Lissabon (1756),
- Cándido, of het optimisme (1759) en,
- het traktaat over tolerantie (1763)
Het verhaal van Voltaire is motiverend of beter, inspirerend. Voltaire was een soort hedendaagse activist en een dergelijk profiel spreekt tot de ervaring. Het boek is opgebouwd uit twee delen waar het eerst de levenswandel beschrijft en het tweede ingaat op het werk van de filosoof.
De inleidende quote is van het tractaat over tolerantie en stelt dat mensen alleen delinqueren wanneer ze de maatschappij opruien en dat gebeurt wanneer ze in de handen vallen van het fanatisme. Daarmee is de toon wel gezet. Voltaire was (dus) de eerste mediatische intellectueel, waar je er nu veel van ziet. Deze constatering is van eerder genoemde Savater. Volgens deze voltaire-kenner wist hij perfect de publieke opinie te beinvloeden. Bij Voltaire valt zijn werk en persoon op te delen in twee facetten, De literaire voltaire van o.a. Candide en de filosoof van tractaten (zoals over tolerantie) en brieven. Voltaire nam aan alle debatten van zijn tijd deel over fanatisme. Hij werd symbool tegen de intolerantie van allerlei vooroordelen en superstities die hij met zijn ironie wegwuifde. En zijn productieve leven werd een gevecht tegen de "infamia" (escrasez l'infame!). Als filosoof was hij een mens van zijn tijd van de verlichting en specifiek die van de encyclopedisten (Diderot) waar de (theorievorming van de) filosofie in dienst stond van de (allerdaagse) praktijk. Voltaire was daarnaast een bemiddelaar tussen twee tijdsbeelden: die van de klassieke wereld (ancien regime) en de Franse revolutie.
Vervolgens gaat het verhaal langs topobiografische weg, en begint in Parijs waar hij geboren werd. In tegenstelling tot Rousseau gaf voltaire weinig tot niets weg over zijn eigen (privé)leven anders dan confusie bereiken, bijvoorbeeld over de eacte datum van zijn geboorte. Over de naam Voltaire doen vele speculaties de ronde, sommige denken dat het te maken heeft met "voluntaire," of als (ander) anagram van zijn familie- en achternaam Arouet en om zich van zijn vader of broer te onderscheiden. [dus iemand die al van jongs af aan bezig is met profileren.]
Zijn moeder overlijdt wanneer hij 7 jaar oud is. Twee jaar later gaat hij naar de jezuietenschool waar hij 7 jaar lang onderwijs krijgt. Die omgeving is - in hedendaagse termen - goed voor zijn netwerk, want hij ontmoet er allerlei belangrijke mensen waaronder in de politiek [te vergelijken met Eton], en hij leert een belang voor niet Europese-kennis te ontwikkelen, oa. door zijn leraar retoriek, omdat veel jezuieten naar het VErre Oosten gereist hadden. In een biografie van Max Gallo [ik schrijf voor de actie], komt er echter een ander beeld naar voren over de (slechte - "jezuieten voerden sodomie op me uit") invloed van de jezuieten op zijn leven.
Op geen moment gaf voltaire gevolg aan de wens van zijn vader om rechten [rechten was toen de studie van de belangrijkste leiders van die tijd, te vergelijken met economie in de twintigste eeuw] te gaan studeren.
Volgens Diderot kon La Henriade zich vergelijken met Illias, Odyesseus of de Aeneis, maar of dat klopt? Het werk is moeilijk leesbaar door een eigentijds taalgebruik. Zijn nieuwe werk, Oedipus, vindt Voltaire zelf beter dan dat van Sophocles, en wordt populair, maar heeft er ook voor gezorgd voor zijn gevangenschap in de Bastille, door een "inleidend" werk over incest dat refereert aan de politieke leider van die tijd ().
Er zijn meer parallellen en verschillen tussen Rousseau en Voltaire, waar de eerste namelijk sober leefde en schreef om zijn onafhankelijkheid te behouden, wilde Voltaire stelling nemen. En Voltaire was altijd een zakenman, die een groot vermogen opbouwde in zijn leven, dat hem vrijheid en onafhankelijkheid opleverde. Later op in zijn leven neemt hij lessen in schermen om zichzelf te verdedigen (na een conflict met de hertog van Sully). Na dat duel wordt hij van Parijs verbannen.
De begint de relatie met de markiezin van Chatelet, een wetenschapper die naast haar rol als wiskundige ook interesses heeft in andere thema's en o.a. de fabels van de bijen van Mandeville vertaalt, dat de mythe ontkracht dat er een paradijs van nietsdoen bestaat, en dat geluk ambitie en hard werk vereist. Dat is trouwens een stelling die Rousseau aanvalt in zijn discours over de kunsten en wetenschap: "luxe kan ook nodig zijn om brood aan de armen te schenken, Zonder luxe zou er ook geen armoede zijn."
Dan wordt hij als kanselier gekozen onder Frederiek II van Pruisen. Hier schrijft hij verder over in zijn werk: anti-machiavelli.
Dubieus is zijn relatie met zijn nichtje, Maria Luisa Denis. Omdat hij moe is van zijn wispelturige leven waar hij "van bloem naar bloem vliegt," besluit hij een kasteel te kopen, een vaste thuis: La Delicias. In Geneve ontbreekt het aan een (goed) theater om zijn werk De Wees van China uit te voeren, omdat voor de Genevezen (), theater een te frivole en pecaminosa bezigheid is. Rousseau ondersteunt deze "calvinsitische" gedachte in reactie op D'Alembert die er een artikel aan gewijd heeft in de Encyclopedie van Diderot.
Het patriciaat de Ferney. Hier is mogelijk de laatste zin uit Candide terug te vinden, wanneer Voltaire op het landgoed zich bezighoudt met het onderhoud van de tuin en toezicht houdt op de groei van de bomen, terwijl hij daarnaast zijn werk voorzet in het lenen van geld en middelen aan de (Duitse en Franse) nobelen van die tijd. De horlogemakers in de buurt krijgen conflicten met hun patronen en verkiezen de patriarch van Ferney die de verkoop van horloges in heel Europa promoot. Daarnaast zet hij zich "op een quichotteske manier" in voor de belangen van de minderbedeelden in het gebied en roept de weerstand op van de plaatselijk bisschop en andere lokale autoriteiten. Voltaire leidt Ferney als een kleine republiek en zijn bedrijf groeit tot volle omvang maar daarnaast vindt hij de tijd om een kleine dertig brieven per dag te schrijven.
Over Voltaire en Rousseau volgt een apart hoofdstuk. Het belangrijkste daarvan is dat de tweede vol lof is over de eerste maar Voltaire zelf neerkijkt op Rousseau, wiens werk hij ridiculiseert en publiekelijk zijn bekritiseert. Het stuk eindigt met uitweidingen over de dood en begrafenis van de filosoof c.q. intellectueel.
Dan het werk. Dat begint met de Engelse brieven. Opstellen zoals deze fungeren in die tijd een functie die met de sociale media van nu te vergelijken zijn. Zijn verblijf in Engeland en de brieven dienen niet zozeer om de cultuur verder te ontdekken als wel om de eigen Franse (Gala) cultuur onder de loep te nemen en deze als absurd te kwalificeren. De laatste brief hiervan is niet zozeer "Engels" en valt er zodoende buiten, maar is bedoeld om het werk van Blaise Pascal te kritiseren, wie hij van religieus fanatisme verwijt. Het patetische en grootsprekend taalgebruik staat dwars tegenover zijn eigen eenvoudige en pragmatische [Voltaire de ondernemer] visie op de menselijke existentie. Waar Pascal de monodeisten uit het verleden verdedigt, zet voltaire er de veroordeling van Socrates tegenover - die de grote verhalen demytificeert - die niet om religieuze redenen werd vermoord, maar juist politieke oorzaken hadden.
Dan is er zijn filosofische woordenboek, waar hij over diverse onderwerpen zoals achterdocht (Superstition) schrijft:
- ‘De bijgelovige is voor de schurk wat de slaaf is voor de tiran. De bijgelovige laat zich overheersen door de fanaticus en wordt dat uiteindelijk ook. Bijgeloof werd geboren in het heidendom, overgenomen door het jodendom en besmette de christelijke kerk van vroeger. Alle kerkvaders geloofden zonder uitzondering in de kracht van magie.
in "De onwetende filosoof," schrijft hij dat hij naarmate hij meer mensen, volken en gewoontes heeft geobserveerd, meer doordrongen is dat er een algemene ruwe basis is van het rechmatige en onrechtmatige (onjuiste), zonder dat daar een woord theologie aan te pas is gekomen... Deze begrippen van juist en onjuist zijn zo universeel te vergelijken met ziek en gezond of als waar en niet waar, conform en niet-conform. ... En: "geen enkele filosoof heeft invloed gehad op het leven op de straat."
De strijdvaardige geschriften zijn oa. zijn antimachiavelli. Dat - terug naar Socrates en plato - een koning een filosoof zou kunnen zijn is een zinloze gedachte : koning en filosoof zijn incompatibele functies of professies. De aardbeving in Lissabon in 1755 heeft veel invloed op de denkwereld van die tijd. OOk hier heeft Voltaire zijn eigen visie [en zeer eigentijds]. Waar Rousseau denkt dat religie de kwintesse van de christelijke cltuur vormt denkt Voltaire dat God meer rationeel gezien moet worden, itt Rousseau die vindt dat het goddelijke vooral een gevoelskwestie is. Rousseau stelt over de catastrofe in Lissanon: "hadden mensen maar niet zulke hoge gebouwen moet bouwen, dan was er niet zoveel schade geweest." Moet de natuur ondergeschikt zijn aan onze capriches?
Als de theïst zijn gevoelens alleen op waarschijnlijkheden baseert, lijkt het mij dat de atheïst, nog minder precies, zijn gevoelens alleen op tegengestelde mogelijkheden baseert. Bovendien zijn de bezwaren van beide kanten altijd onoplosbaar, omdat ze betrekking hebben op zaken waar mensen geen echt idee van hebben” (Rousseau).
Uiteindelijk wijdt Voltaire een volledig werk aan wat juist of onjuist is in zijn candide. Als laatste is er zijn werk, het traktaat tegen de tolerantie.
Duidelijk wordt het profiel van Voltaire als schrijver waar de slogan belangrijker omdat hij zijn doel ziet in het schrijven als vechtsport, als polemiek en activistisch. Daarmee is zijn productieve focus duidelijk geschetst. De vraag is of dit voor andere filosofen die zich ook op twee gebieden, filosofisch onderzoek als ook literaire pamfletten richten opgaat. Zelf denk ik het wel. Of je zoekt in essentie de waarheid of je wil effect scoren. Die twee zijn bijna altijd complementair...
Vier. recensie biografie Pearson
Voltaires beroemdste uitspraak: ‘Ik keur af wat u zegt, maar ik ben bereid te sterven voor uw recht om het te zeggen’, is niet afkomstig van Voltaire zelf, maar van zijn Engelse biograaf Tallentyre. De held van de Verlichting schijnt woordelijk gezegd te hebben: ‘Ik ben verdraagzaam, ik vind het uitstekend wanneer men anders denkt dan ik.’ Zijn tolerantie is een eeuw geleden echter zo treffend door Tallentyre geparafraseerd, dat deze uitspraak ook huidige voorvechters van de vrijheid van meningsuiting nog voor in de mond ligt.
Het is niet verwonderlijk dat er reeds veel biografieën over Voltaire (1694-1778) verschenen zijn, want zelfs als men afziet van zijn onschatbare historische betekenis, vormt hij met zijn druistige leven een dankbaar onderwerp. Roger Pearson draagt in Voltaire de almachtige geen onbekende feiten aan, maar biedt de lezer een helder inzicht in Voltaires leven en werk in een biografie die zich laat lezen als een schelmenroman.
Eigen willetje
François-Marie Arouet was hoogstwaarschijnlijk een onwettig kind, net als Candide, de hoofdpersoon uit zijn bekendste werk. Zijn ogenschijnlijke vader was jurist, zijn werkelijke vader een adellijk tekstdichter. De jeugdige Arouet stond bekend als le petit volontaire, wat inhield dat hij ‘een kereltje met een eigen willetje’ was. Mogelijk noemde hij zich daarom later ‘Voltaire’; zelf heeft hij overigens nooit een verklaring voor de keuze van zijn pseudoniem gegeven. Op school was hij een sterleerling. Vervolgens drong vader Arouet aan op een rechtenstudie, die zijn briljante zoon al snel afbrak omdat hij dichter wilde worden. Een hachelijke zaak, want wie zich in het achttiende-eeuwse Frankrijk aan de literatuur bezondigde, kreeg met censuur te maken. Publicaties die de autoriteiten onwelgevallig waren leidden tot opsluiting zonder vorm van proces voor de auteur – of de vermeende auteur, want er circuleerden veel anonieme hekeldichten waar de politie een schuldige bij zocht, dus als je eenmaal de naam had een subversief dichter te zijn, was je vrijwel verzekerd van kost en inwoning in de Bastille. Geen wonder dat de helft van de Franse boeken buiten Frankrijk verscheen, onder andere in de Republiek der Nederlanden. Ook Voltaire zat een klein jaar in de Bastille, wegens een (terecht) aan hem toegeschreven satirisch vers over Filips van Orléans, de regent van de minderjarige Lodewijk XV.
Na zijn vrijlating kwam hij in conflict met de aristocraat Rohan-Chabot, die Voltaires geestrijke beledigingen domweg beantwoordde door een knokploeg in te huren. Als burgerman en erkend lastpost slaagde Voltaire er niet in bij de autoriteiten zijn recht te halen, en ontgoocheld nam hij de wijk naar Engeland. Daar trof hij, evenals in Holland, dat hij eerder bezocht had, een liberale, welvarende samenleving aan. Het gezag van de koning was er beteugeld door het parlement en er heerste religieuze verdraagzaamheid, dit in schril contrast tot de koninklijke willekeur en katholieke machtspositie in het thuisland. Voltaire leerde ongelooflijk snel Engels en nam kennis van het werk van Newton en Locke. Onder verdachte omstandigheden – mogelijk pleegde hij financiële fraude – vertrok hij uit Engeland. Terug in Frankrijk legde hij zijn observaties vast in het eerste grote werk van de Franse Verlichting: Lettres philosophiques (vertaald als Fransman in Londen. Brieven uit Engeland). Het was zowel een aanklacht tegen religieuze en politieke onverdraagzaamheid als een pleidooi voor het empirisme en de experimentele werkwijze in de natuurwetenschappen. Het boek werd in Parijs verboden en om uit handen van de politie te blijven vestigde Voltaire zich met zijn minnares Emilie du Châtelet in de Champagne-streek. Er braken gelukkige jaren aan van idyllisch landleven gecombineerd met een ambitieus studieprogramma, want Voltaire was werkverslaafd en Emilie – een eminent wiskundige en de belangrijkste vrouwelijke geleerde van haar tijd – deed in leergierigheid en intelligentie niet voor hem onder.
Aan geld had Voltaire inmiddels, dankzij sluwe handelspraktijken, geen gebrek. Zijn roem als toneelschrijver en historicus verbreidde zich en uiteindelijk raakte hij in de gunst bij Frederik de Grote en zelfs bij de Franse koning. Het moet gezegd worden dat hij een ras-opportunist was. Hij verbleef enige tijd aan het Franse en Pruisische hof, maar de rol van kamerheer (‘hofnar’) viel hem steeds zwaarder. Hij was begin vijftig en somberheid kreeg hem in de greep. Na het tragisch overlijden van Emilie en de vernietigende aardbeving in Lissabon in 1755 schreef hij Candide, volgens Pearson ‘een potpourri van autobiografie, pacifistische en antiklerikale satire, scepsis jegens de voorzienigheid, verrukkelijk menselijke humor en gezond verstand’, waarin hij korte metten maakte met het filosofisch optimisme van Leibniz, die vond dat wij leven in de beste van alle mogelijke werelden.
Aan de zijde van zijn nieuwe levensgezellin (en nicht) Marie-Louise Denis ontpopte Voltaire zich op zijn oude dag als belangeloos medestander van verdrukten en misdeelden. Het was om zijn literaire werk én zijn sociaal hart dat hij als een heilige vereerd werd toen hij op 84-jarige leeftijd stierf.
Nadat de lezer bijna vijfhonderd bladzijden heeft meegeleefd met deze grootheid, komt Pearsons conclusie: ‘Voltaire was geen oorspronkelijk denker’ hard aan, maar inderdaad, tegenwoordig zouden we hem eerder een intellectueel dan een filosoof noemen. Hij was in de eerste plaats een erudiet, scherpzinnig en humoristisch schrijver die met een kolossaal oeuvre – genoeg om twintig bijbels mee te vullen – verantwoordelijk was voor het overslaan van de Engelse verlichtingsideeën naar Frankrijk. Hij droeg de beginselen van vrijheid, verdraagzaamheid en gerechtigheid uit in een tijd dat men hiervoor gestraft werd. Voltaire was geen atheïst; hij had een afkeer van gevestigde religies, zowel christendom als islam, die hij als onderdrukkingsmachten beschouwde, maar hij geloofde wel in het bestaan van God, die de mens begunstigd had met de grootste gave: de rede. (bron: Voltaire: intellectueel, lastpost en rasopportunist | recensie Voltaire de almachtige. Een leven lang op zoek naar vrijheid Roger Pearson De Bezige Bij 510 blz. Door Marco Kamphuis op 29 juni 2006 , https://www.filosofie.nl/voltaire-intellectueel-lastpost-en-rasopportunist/)
Vijf. Recensie Historiek.net
Voltaire wees alle vooroordelen, bovennatuurlijke en dogmatische verklaringen af, kwam op voor de mensenrechten en legde het accent op de rede. Ook onderscheidde Voltaire, die regelmatig de gevestigde orde uitdaagde, zich door zijn ambivalente gedachtegoed. Hij was een felle godsdienstcriticus, maar liet zich ook kennen als deïst: iemand die gelooft dat God de transcendentale oorsprong van de natuurwetten is maar daarna zijn goddelijke handen van de wereld aftrekt.
Voltaires denken was voor zijn tijd zeer progressief en had grote invloed op de filosofie in Europa. Voltaire heeft het gedachtegoed over veel belangrijke kwesties veranderd. De Duitse filosoof Goethe stelde dat Voltaire de aanjager was van de Franse Revolutie, omdat hij de oude banden van de mensheid had losgeweekt.
...
... Zijn vader was notaris. Over zijn moeder, die overleed toen François-Marie nog maar zeven was, weten we weinig tot niets. In zijn jeugd kreeg Arouet onderwijs op de hoog aangeschreven jezuïetenschool Lycée Louis-le-Grand – Lyceum ‘Lodewijk de Grote’, vernoemd naar koning Lodewijk XIV (1638-1715) – in Parijs, dat nog steeds bestaat en een van de meest veeleisende scholen in Frankrijk is. Op deze school raakte Voltaire geïnteresseerd in literatuur (hij begon humoristische gedichten en epigrammen te schrijven), theater en ‘socializen’ in aristocratische kringen. Hij werd steeds sceptischer tegenover het religieuze onderwijs dat hij op deze school kreeg en tegenover de religieuze vervolgingen in Frankrijk.
Na deze opleiding kon Arouet rechten studeren, maar in 1713 kreeg hij de kans als secretaris van de Franse ambassadeur naar Den Haag in de Nederlanden te gaan, waar hij tot 1716 werkte. Voltaire kwam in deze tijd in opspraak vanwege een affaire met een jong meisje. In 1716 publiceerde hij een satire waarin hij de regent Philippe van Orléans (1674-1723) – de oomzegger van Lodewijk XIV en de regent van de minderjarige Lodewijk XV – op grove wijze en zonder bewijs betichtte van incest met zijn dochter, de hertogin van Berry. De autoriteiten verbanden Voltaire uit Parijs en sloten hem bijna een jaar lang op in de Bastille.
In de Bastille schreef Voltaire het theaterstuk Oedipe (1718), dat kritiek leverde op de kerk maar toch gedoogd werd vanwege de vorm als klassiek drama. Hierna begon Arouet het pseudoniem Voltaire te gebruiken. ....
Van 1726 tot 1729 verbleef Voltaire in Engeland. Volgens hemzelf waren deze jaren een van de belangrijkste episodes in zijn leven. Hij verdiepte zich hier in het gedachtegoed van de Britse filosoof John Locke en de ideeën van de wis- en natuurkundige Sir Isaac Newton. Hij bestudeerde de constitutionele monarchie van Engeland en de relatieve religieuze tolerantie in dat land.
Onder invloed van het rationalisme en de Verlichting ontpopte Voltaire zich tot een felle godsdienstcriticus. Wat die felheid betreft is hij vergelijkbaar met Friedrich Nietzsche, hoewel Nietzsche – anders dan Voltaire – een anti-humanist en nihilist was. En, ook daarin verschilden beide filosofen, tegelijk liet Voltaire zich kennen als deïst: iemand die gelooft dat God de transcendentale oorsprong van de natuurwetten is, maar daarna zijn handen aftrok van de wereld. God was in de visie, die tijdens de Verlichting populair was, een horlogemaker die de wereld in gang had gezet en zich daarna niet meer met de aarde bemoeide. Wellicht, biografen en historici verschillen hierover van mening, stelde Voltaire dit zo nu en dan om zich in te dekken als ‘gelovige’. De autoriteiten zaten namelijk geregeld achter Voltaire aan, wat leidde tot een verbanning uit Parijs (1716), een vlucht naar Engeland (1726) en een escape naar Genève in 1755.
De kern van Voltaires gedachtegoed komt wellicht het duidelijkst naar voren in diens beroemde werk Candide ou l’Optimsime. Naast de door onder meer Diderot, Voltaire en Montesquieu verzorgde Encyclopédie geldt Candide als een van de hoofdwerken uit de Franse Verlichting. In dit werk nam Voltaire de optimistische Verlichtingsfilosofie van zijn Duitse collega-filosoof Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716) op de hak. Maar ook de kerk, uitspattingen van naties, wreedheden van personen, denkbeelden en instanties.
De pragmatische les van Candide was dat wij mensen ‘ons eigen tuintje moeten cultiveren’. Voltaire maakt dit duidelijker in zijn latere werk Le philosophe ignorant (De onwetende filosoof) uit 1766. Deze cultivering moest komen van de eindeloze humanistische strijd om de onwetendheid uit te roeien, met steeds een ironische glimlach op het gezicht.
Candide is vanwege de aanval op de gevestigde orde in verscheidene landen op de zwarte lijst van boeken gezet. Onder meer in 1929 in de Verenigde Staten – de douane vond het boek te obsceen – , in 1935 in de Sovjet-Unie en in 1953 door Nederlandse rooms-katholieke instanties die Candide strijdig vonden met de goede katholieke moraal.
Interessant en verrassend actueel is Voltaires metafysische denken, de wijsgerige leer die het wezen van de werkelijkheid onderzoekt en probeert te duiden. Metafysica kan, aldus Voltaire, in een kort zinnetje samengevat worden:
“Het is niet duidelijk.”
In Voltaires Filosofische woordenboek uit 1765 poneert Voltaire de stelling dat alle metafysische debatten bestempeld kunnen worden met de oude Romeinse rechterlijke uitspraak ‘non liquet’, oftewel: ‘Het is niet duidelijk’. Daarbij kwam nog dat Voltaire een hekel had aan gesloten en alomvattende systemen, zoals het christendom, omdat deze systemen mensen een dogmatische absolutisme oplegden. Wie de werkelijkheid tegemoet treedt en de waarheid wil ontdekken, moet volledig vrij zijn en onbelemmerd kunnen redeneren.
Zoals het postmodernisme van mening is, stelde Voltaire dat ‘dé waarheid’ vermoedelijk altijd onvolledig is. ‘Dé waarheid’ is altijd slechts voorlopig en daarnaast ook veranderlijk, aldus Voltaire.
Kort voor zijn dood woonde Voltaire in Parijs nog de uitvoering bij van zijn eigen toneelstuk Irène (1778) bij in het Franse staatstheater Comédie-Française. Na het slotakkoord van dit toneelstuk volgde een staande ovatie voor de Franse filosoof. Ook had Voltaire in Parijs nog een ontmoeting met het Amerikaanse multitalent Benjamin Franklin, die hem ondersteunde en binnenleidde in een loge van de vrijmetselaars.
Voltaire overleed op 30 mei 1778; hij ging de geschiedenisboeken in met een paar opmerkelijke laatste woorden. Volgens de overlevering werd de Franse filosoof kort voor zijn dood bezocht door een priester. Toen die hem vroeg de duivel af te zweren, schijnt hij gezegd te hebben:
“Dit is niet het moment om vijanden te maken!”
Vanwege zijn scherpe kritiek op de kerk besloten de autoriteiten dat Voltaire niet in kerkelijke grond begraven mocht worden. Volgens de bisschop van Parijs konden zijn restanten maar beter op een mesthoop gegooid worden. Voltaire werd ter aarde besteld in de buurt van een abdij in de Champagne. In 1791 liet het revolutionaire bewind dat na de Franse Revolutie aan de macht was gekomen, zijn overblijfselen met een waardige ceremonie overbrengen naar het Pantheon in Parijs.
Meteen na de dood van Voltaire kocht de Russische tsarina Catharina de Grote – naast de boekencollectie van de filosoof Diderot – de enorme bibliotheek van Voltaire op. De collectie bestond uit 22.000 brieven en 6.000 boeken. Deze verzameling is momenteel nog steeds te vinden in de Russische Nationale Bibliotheek in Sint-Petersburg.
Beroemde citaten:
- Onze priesters zijn niet wat het dwaze volk denkt. Op onze goedgelovigheid berust hun hele wetenschap. – Uit: Oedipe (1718)
- Écrasez l’infâme: ‘Verpletter wat eerloos is’ . – Dit was Voltaires favoriete motto, waarmee hij al zijn brieven beëindigde.
- “Zodra het mooie, het verhevene, algemeen goed wordt, schijnt het niet meer mooi en verheven.” – Uit: Essai sur les mœurs et l’esprit des nations (1756).
- De enige visie van het christendom, is eenvoud, naastenliefde, nederigheid. Wie probeert haar metafysisch te behandelen, zou er slechts een bron van eindeloze vergissingen van kunnen maken. – Voltaire in reactie op de filosoof Blaise Pascal.
- Met spijt spreek ik over de Joden: dit volk is, in menig opzicht, het verwerpelijkste dat ooit de aarde heeft bevuild. – Uit: Dictionnaire philosophique (1765).
- Het aardse paradijs is waar ik ben. – Slotregel van zijn gedicht Le Mondain (1736).
- Il faut cultiver notre jardin: ‘We moeten onze tuin cultiveren’ . – Slotregel van de vertelling Candide (1759).
- Wanneer het om geld gaat, belijdt iedereen dezelfde godsdienst.
- Wie zich aanhoudend met historische studies bezighoudt, is niet meer bekwaam om met ware vreugde het leven aan te zien.
- LIEFDE (liefde)
- Voltaire hield zich altijd verre van de romantische standpunten van andere verlichte figuren. Hij beleefde een hartstochtelijke relatie met de markiezin Du Châtelet en zijn liefde voor zijn nicht Madame Denis. Maar in zijn werk en in zijn meer persoonlijke geschriften liet hij steeds weer goed blijken dat hij sceptisch stond tegenover een al te grote verheerlijking van de liefde. Zoals hij in Candide schrijft: "Ik heb die liefde gekend, die heerser der harten, die ziel van onze ziel; "Niets behalve een kus en twintig trappen in mijn kont waren ooit iets voor mij waard."
- CHARITY (weldaad)
- Naast de term 'tolerantie' en het woord 'menselijkheid' (dat wordt geïnterpreteerd als solidariteit) is weldadigheid een van de sleutelwoorden van de nieuwe burgerlijke moraal van de Verlichting. Voltaire zou de grote "verspreider" ervan zijn en in Ferney zou hij proberen het op de proef te stellen. "Ik heb een klein beetje goed gedaan; het is mijn beste werk", schrijft hij in de brief aan Horatius.
- WETENSCHAP
- "Wetenschap is als de aarde, je kunt er maar een klein beetje van bezitten", aldus Voltaire in een van zijn gedachten. De auteur van de Elementen van Newtons Filosofie had een goede kennis van de natuurkunde en wiskunde van zijn eeuw en volgde met grote belangstelling de nieuwe stellingen van de natuuronderzoekers. In Cirey voerde hij zijn natuurkundige experimenten uit en in Ferney zijn natuurhistorische experimenten. De wetenschappelijke Voltaire is nog niet volledig onderzocht.
- GESPREK
- Net als de meeste mensen uit de Verlichting – met uitzondering van Jean-Jacques Rousseau – was Voltaire een groot liefhebber van conversatie. De gravin van Bentinck schreef na een bezoek aan hem in Les Délices: "Hij spreekt zoals nog nooit iemand eerder heeft gesproken." Voor Charles de Brosses was het gesprek echter enigszins absurd, zo niet onmogelijk: "Ik vecht nog liever met een vlo", protesteerde hij. Hoe dan ook, bezoekers genoten van zijn capriolen en het was een gewilde schat als je met een anekdote of een Voltaireiaans bon mot terugkwam uit Ferney.
- CHRISTENDOM (christendom)
- In de Filosofische Brieven erkent Voltaire in het christendom de waarden van nederigheid, menselijkheid en naastenliefde. Hij bewaart ook de 13e les over liefde, die hij ziet als een geweldig medicijn tegen fanatisme. Er is dus geen sprake van strijd met het christendom, zolang het niets anders is dan humanisme. In werkelijkheid is ‘het ware christendom de volmaakte natuurwet’
- GOD (God)
- Voltaire was een deïst: het bestaan van God werd niet bevestigd door de Openbaring, maar door de orde die in de wereld heerst – met wetten zoals de universele zwaartekracht – die de aanwezigheid van een Eeuwige Meetkundige bekrachtigt: "Dat Grote Wezen dat alles heeft gemaakt en dat aan elk element, aan elke soort, aan elk geslacht zijn vorm, zijn plaats en zijn eeuwige functies heeft gegeven." Bovendien was het idee van God volgens hem nuttig voor het besturen van mensen. Zoals hij waarschuwt in een van zijn beroemdste verzen: "Als God niet bestond, zou hij uitgevonden moeten worden."
- «ÉCRLINE» («écrline»)
- Voltaire bedacht in 1760 de uitdrukking "Écrasez l'infáme" [Verpletter de beruchten]. Daarmee moedigde hij zijn medefilosofen aan om te vechten voor tolerantie en vrijheid, en om in opstand te komen tegen tirannie. Het is de Voltaireaanse kreet die hij aan zijn mannen richt om zich voor te bereiden op de strijd: een kreet die hij uiteindelijk zal afkorten tot "Écrline", of soms tot de initialen E. L.
- VIJANDEN (vijanden)
- Bergier, Biord, Chaudon, Chaumeix, Clément, Desfontaines, Dupanloup, Fréron, Joly de Fleury, Jore, La Beaumelle, Larcher, Lefranc, Maupertuis, Nonnotte, Patouillet, Piron, Jean-Baptiste Rousseau, lean-Jacques Rousseau, Roy, Sabatier de Castres, Travenol, Vernet, zijn enkele van de vijanden van Voltaire, met degenen die bittere publieke controverses in stand hielden. Voltaire liet geen enkele aanval onbeantwoord en vervolgde zijn tegenstanders zelfs na hun dood. "Ik vergeef oprecht iedereen die ik heb uitgelachen", schreef hij in een brief. Zo heb ik soms vergeven.
- SPANJE (Espagne)
- Voltaire had de laagste dunk van Spanje en de Spanjaarden: een land waar de Inquisitie heerste en intolerantie heerste. Bovendien was het land droog en sober, waar ‘niets bekend is dat het leven aangenaam maakt’. De Spanjaarden waren klein en droegen een snor, en de vrouwen waren niet erg vruchtbaar, ondanks hun sensuele namen, zoals Doña Las Nalgas of Doña Boca Vermeja uit Het verhaal van Jenni. In Cándido zal hij zich weer uitleven met de bombastische Spaanse of Portugese namen (Don Fernando d'Ibaraa en Figueroa en Mascarenes en Lampourdos en Souza).
- VERBANNING (verbanning)
- Voltaire bracht vijfentwintig jaar in ballingschap door. Lodewijk XV vergaf hem niet voor zijn verblijf in Pruisen, aan het hof van Frederik II, en voorkwam zijn terugkeer naar Frankrijk. Pas aan het einde van zijn leven, tijdens de regeerperiode van Lodewijk XVI, kon terugkeren naar Parijs. Na zijn dood werd hem een begrafenis in de hoofdstad ontzegd. van de Seine en kort daarna werd zijn bibliotheek verkocht aan Catharina II.
- GELUK (felicité)
- "Mensen die geluk zoeken, zijn als dronkaards die hun huis niet kunnen vinden, ook al weten ze dat ze er een hebben", schrijft Voltaire in een van zijn gedachten. De filosoof heeft het altijd onmogelijk geacht een wetenschap van geluk, zoals sommige verlichten eisten. Hij geloofde juist dat het bij gebrek aan een methode het beste is om eerlijk en vreugdevol te leven.
- FILOSOOF (filosoof)
- Sommige filosofische verhandelingen trekken de filosofische bijdrage van Voltaire in twijfel. Zij geven aan dat er niets nieuws aan de filosofie is toegevoegd. Als we echter vasthouden aan de etymologie van het woord filosoof, dat wil zeggen 'liefhebber van wijsheid', dan kan niemand hem het legitieme recht ontzeggen om gerekend te worden tot de grote filosofen uit de geschiedenis. Paul Valéry legde de zaak in een van zijn geschriften uit: "Latere filosofen zullen helemaal niet willen dat ik filosoof ben. Ze weigeren hem een titel die hem door een heel tijdperk is toegekend [...]. Maar Voltaire vliegt eroverheen.
- OORLOG (guerre)
- Voltaire beschouwde oorlog als een onvermijdelijk kwaad: de mens is te gewelddadig en te moordzuchtig om zich een eeuwige vrede te kunnen voorstellen, zoals veel verlichte mensen wensten. In zekere zin is het de wet van het leven: "Alle dieren zijn voortdurend in oorlog. Sommige soorten zijn geboren om andere te verslinden; "Zelfs lammeren en duiven verslinden enorme hoeveelheden onzichtbare dieren", schrijft hij in het Filosofisch Woordenboek. Misschien zou de mens, begiftigd met rede, anders moeten zijn. Maar het lijkt eerder het tegenovergestelde: in sommige culturen, concludeert Voltaire, zijn "mens" en "krijger" synoniem.
- SMAAK (goût)
- Smaak – of liever gezegd, goede smaak – is een typisch achttiende-eeuws debatonderwerp; Voltaire bleef hem behandelen en schreef zijn beroemde gedicht De Tempel van de Smaak. De man met goede smaak moet drie kwaliteiten bezitten: een grote gevoeligheid; Behendigheid bij het beoordelen is het resultaat van een lange training, een brede en goed ontwikkelde cultuur en tenslotte een groot onderscheidingsvermogen. Daarom bestaat ‘de goede en zekere smaak’ uit het snel waarnemen van iets moois, ondanks de mogelijke gebreken, en van een gebrek ondanks de verdiensten.
- INQUISITIE
- Het is een van Voltaires grootste obsessies, omdat het op de een of andere manier symbool staat voor de duisternis waartegen de lichten van de Verlichting vechten. Als historicus bestudeerde Voltaire de oprichting van de Inquisitie in Europa: het mislukken ervan in Frankrijk en de verspreiding ervan door heel Italië, met name in Venetië. Maar het was ongetwijfeld in Spanje dat deze praktijk het diepst wortel schoot: Torquemada, de grote inquisiteur, "berechtte veertien jaar lang bijna tachtigduizend mensen en liet er zesduizend verbranden, met veel pracht en praal", schrijft hij in de Essay d'hôtes d'hôtes.
- VROUWEN (vrouwen)
- Voltaire vond het artikel "Vrouw" in de Encyclopedie belachelijk, waarin stond dat de glorie van de vrouw ligt in haar taken als moeder. Hij wordt soms beschouwd als een feministische auteur, hoewel deze beoordeling ongetwijfeld overdreven is. Maar Voltaire zag altijd haar gelijke in het vrouwelijk geslacht, en onder de vrouwen had hij veel echte vrienden, misschien wel meer dan welke andere verlichte man ook. In "Vrouwen, wees uw man onderdanig", een titel waarmee hij een brief van Sint Paulus parodieert, schrijft hij bij monde van maarschalk Granwey: "De natuur [...] heeft ons organen gegeven die verschillen van die van de man, maar door ons noodzakelijk voor elkaar te maken, heeft zij niet bedoeld dat de verbintenis slavernij zou betekenen." Ja, het is zonder twijfel een openlijk feministische tekst.
- ZAKEN (zaken)
- Voltaire vergaarde een aanzienlijk fortuin via verschillende ondernemingen (waaronder geldleningen). Hij was niet hebzuchtig, maar ook niet verkwistend: geld gaf hem vooral persoonlijke en intellectuele onafhankelijkheid, waardoor hij zich op zijn werk kon concentreren. In zijn memoires bejubelt hij zijn geluk: "Mensen vragen me hoe ik erin geslaagd ben als een dominee te leven; ik heb er geen moeite mee om dat te zeggen. Ik heb zoveel arme en verachte schrijvers gekend dat ik al vroeg besloot er niet één van te worden."
- ADEL (noblesse)
- "Adel is een beledigende hersenschim van het menselijk ras; het impliceert dat er mensen van zuiverder bloed zijn dan anderen", schrijft Voltaire in een van zijn gedachten. In zijn geschriften aarzelde hij niet om de aristocraten te bespotten, te protesteren tegen hun privileges en hun excessen aan de kaak te stellen. Toch voelde hij altijd een zekere fascinatie voor hun manier van leven en gaf hij zijn pogingen om een van hen te worden nooit op.
- THUISLAND (vaderland)
- Voltaire's patriottisme is soms in twijfel getrokken. Zijn verblijf in Pruisen en zijn werk voor Frederik II leidden ertoe dat sommigen hem 'de Pruis' noemden. Toch belichaamt Voltaire de Franse geest (moedig, rusteloos, geestig, tolerant) veel beter dan zijn aanklagers. Hij was – en is nog steeds – de grootste ambassadeur van Frankrijk, en er zijn maar weinig namen die zijn grote aantrekkingskracht kunnen evenaren. Polemist "En wat was zijn wapen? Zij die de lichtheid van de wind en de kracht van de bliksem heeft. Een veer. Zo vatte Victor Hugo het samen op de honderdste sterfdag van Voltaire.
- RELIGIE (religie)
- Voltaire had een grote kennis van de grote wereldgodsdiensten. Hij had de Bijbel grondig bestudeerd, maar ook de Koran, de religies van India, van China en de godheden van oude volkeren. Hij zocht naar gemeenschappelijke principes onder hen en veroordeelde hun dogma's en rituelen. Ondanks al zijn studie was hij geen atheïst, noch een ongelovige, maar een deïst, een ware gelovige. En bovenal, een geleerde van heilige teksten: "Een man die religie ontvangt zonder voorbereiding, is niet anders dan een os die onder het juk staat."
- PSEUDONIEM
- FrançoisMarie Arouet gebruikte maar liefst honderdzevenendertig verschillende pseudoniemen. Voor de voorzichtigheid en het plezier, voor de lol en om te kunnen zeggen: "Dat ben ik niet!" Sommige zijn gewoon grapjes, andere zijn woordspelingen. Voltaire had het meeste succes, maar hij componeerde ook nog een andere anagram met zijn achternaam Arouet: Eratou.
- MAATSCHAPPIJ (bedrijf)
- Volgens Voltaire is het de maatschappij die de mens maakt. Het is het meest briljante kenmerk van onze soort: het instinct dat mensen aanzet tot het bouwen van grote sociale structuren en het creëren van rijke en goed opgeleide gemeenschappen. En cultuur en de overdracht ervan zijn het mooiste resultaat van die prikkel. "Iedereen zou moeten horen: 'Onthoud je waardigheid als mens'", schrijft hij in het Filosofisch Woordenboek. Een waardig man is een sociaal wezen; Hij hoeft niet de eenzaamheid op te zoeken, zoals Rousseau wilde.
- TOLERANTIE
- Voltaire geloofde dat God de mens bij zijn geboorte het natuurrecht gaf: het bracht moraliteit en het natuurlijke instinct voor rechtvaardigheid voort. Alle mannen accepteerden haar en konden haar niet veranderen zonder haar te verraden. Maar menselijke religies verdraaien de natuurwetten en lokken fanatisme en oorlogen uit. De grondslag van zijn idee van tolerantie is dan ook sterk religieus van aard: het is een goddelijk gebod om menselijke zwakheden te verlichten en het geluk van de mens te bevorderen.
Reacties