Ik heb twee versies van De Camera Obscura (dCO) thuis. Het verhaal gaat dat we familie zijn van deze auteur, van de kant van mijn oma van vaders' kant en daarmee was het boek een vaste gast in de diverse boekenkasten. Later vroeg ik me af of het preken in "onze familie" daarmee in relatie zou kunnen staan? En in hoe ver is Nicolaas Beets als dominee, een typisch product van de Nederlandse cultuur? Is dat niet altijd zo met literatuur?
Op wikipedia vind ik een enkele pagina over het werk, en geen enkele vertaling. Is het boek nooit vertaald?
BinG AI over dCO:
Wat is de samenvatting van het boek de camera Obscura van Nicolaas Beets
"De Camera Obscura, geschreven door Nicolaas Beets onder het pseudoniem Hildebrand, is een verhalenbundel uit 1839. Beets begon met het schrijven van de meeste stukken in 1837, toen hij nog een student godgeleerdheid was in Leiden. Het werk kreeg pas in 1871 zijn definitieve vorm, doordat Beets tijdens de jaren daarna vaak verhalen bleef toevoegen.
Het boek biedt een levendig beeld van het Nederland van die tijd, waarin de trekschuit en de postkoets nog veelvuldig werden gebruikt, terwijl men tegelijkertijd werkte aan de eerste spoorlijn. Een van de bekendste delen van het boek gaat over de familie Stastok. Hierin logeert Hildebrand bij een oom en tante die de belichaming zijn van de burgerlijke klasse uit het begin van de 19e eeuw. Het boek bevat ook het schrijnende verhaal “Het diakenhuismannetje vertelt zijn verhaal”, waarin Beets inzicht geeft in de wantoestanden van die tijd.
De Camera Obscura werd van meet af aan populair, hoewel sommige recensenten in de beginjaren kritisch waren. Ze hadden bezwaar tegen de werkelijkheidsbeschrijving in het boek, die volgens hen geen boodschap voor de lezer had. Niettemin veranderde het sentiment snel en vanaf de jaren 50 van de negentiende eeuw werd er enkel nog positief over het boek geschreven. De illustraties in verschillende drukken waren onderwerp van discussie, maar het boek behield een bijna onaantastbare status. In latere herdrukken werden aanpassingen gedaan, zoals modernisering van de spelling en inkortingen, maar de essentie van de Camera Obscura bleef overeind.
Kortom, dit werk biedt een boeiende inkijk in het Nederlandse leven van die tijd, met humoristische en soms aangrijpende verhalen die nog steeds tot de verbeelding spreken (Meer informatie / referenties: nl.wikipedia.org bol.com bazarow.com literatuurgeschiedenis.org scholieren.com)
Wie zijn de belangrijkste personages in het boek?
Copilot
In “De Camera Obscura” van Nicolaas Beets spelen verschillende personages een belangrijke rol. Laten we eens kijken naar de voornaamste:
Hildebrand (de protagonist): Hildebrand, het pseudoniem van de auteur zelf, is het belangrijkste personage in het boek. Als verteller en waarnemer neemt hij ons mee door de verhalen en schetsen. Zijn observaties en humoristische kijk op het Nederlandse leven vormen de kern van het werk.
Familie Stastok: Binnen de verhalenbundel is er een specifieke reeks verhalen die zich afspeelt rondom de familie Stastok. Deze familieleden, zoals oom Stastok en tante Stastok, belichamen de burgerlijke klasse uit het begin van de 19e eeuw. Hun interacties en situaties bieden inzicht in het dagelijks leven en de sociale conventies van die tijd.
Bij-figuren: Naast de hoofdpersonages zijn er ook bij-figuren die het verhaal verrijken. Denk aan belangrijke vrienden, vriendinnen of collega’s van de hoofdpersonen. Deze bij-figuren plaatsen de hoofdpersonages in een bredere context en dragen bij aan de sfeer en diepgang van het werk.
Kortom, “De Camera Obscura” is een rijke verzameling van personages die samen een levendig beeld schetsen van het Nederlandse leven in de 19e eeuw. 📖🎩🇳🇱
Meer informatie 1 lisettevandeheg.nl 2 backwords.eu 3 nl.wikipedia.org
U: Kan je meer vertellen over de rol van Nurks in het boek en zijn belevenissen en symboliek
Copilot
Nurks, een intrigerend personage uit “De Camera Obscura” van Nicolaas Beets, speelt een opvallende rol in het boek. Laten we eens dieper ingaan op zijn belevenissen en de symboliek die hij vertegenwoordigt.
Nurks’ Gedrag:
Nurks is een hatelijke, prikkelbare man die er genoegen in schept om zowel vrienden als vijanden te plagen en te treiteren.
Zijn uitspraken zijn scherp en vaak onaangenaam voor anderen.
Ontmoeting met Hildebrand:
Hildebrand, de hoofdpersoon, krijgt plotseling een brief van Nurks waarin wordt aangekondigd dat hij op bezoek zal komen.
Ondanks andere plannen, past Hildebrand zich aan en gaat hij met zijn vriend Boerhave en Nurks op pad.
Belevenissen met Nurks:
Tijdens het bezoek aan Nurks maakt Boerhave al snel kennis met zijn hatelijke uitspraken.
Het gezelschap gaat naar ‘Stoffels’, maar al snel heeft iedereen last van Nurks’ gedrag.
Symboliek:
Nurks symboliseert negativiteit, onvriendelijkheid, en mensen die anderen moedwillig irriteren.
Zijn gedrag contrasteert met de meer positieve en humoristische momenten in het boek.
Nurks is een kleurrijk personage dat de complexiteit van menselijke interacties en de variatie in persoonlijkheden in het Nederland van die tijd weerspiegelt. Zijn aanwezigheid voegt een scherp randje toe aan de verhalen in de Camera Obscura. (Meer informatie / referenties: 1 nl.wikipedia.org 2 literatuurgeschiedenis.org 3 literatuurgeschiedenis.org 4 bazarow.com 5 dreambition.nl 6 scholieren.com 7 dbnl.org)
Wat is de invloed geweest van de Camera Obscura op de literatuur en de maatschappij?
"De Camera Obscura, een intrigerend werk geschreven door Nicolaas Beets, heeft een aanzienlijke invloed gehad op zowel de literatuur als de maatschappij. Laten we eens dieper ingaan op deze impact:
Realisme en Waarneming:
Voordat fotografie werd uitgevonden, bestond er al een vorm van optische waarneming genaamd de camera obscura. Dit apparaat, dat teruggaat tot de 16e eeuw, projecteerde een omgekeerd beeld van de buitenwereld op een binnenoppervlak.
Schrijvers van het realisme, geïnspireerd door de nauwkeurige observatie van fotografen, begonnen oog te krijgen voor de werkelijkheid van arbeiders, het platteland en het dagelijks leven. De Camera Obscura fungeerde als een soort literaire “donkere kamer” waarin de realiteit werd vastgelegd.
Hildebrand en Humor:
Het pseudoniem Hildebrand (gebruikt door Beets) fungeert als de verteller in de verhalenbundel.
Hildebrand beschrijft op humoristische wijze de dagelijkse en minder dagelijkse gebeurtenissen in het Nederland van die tijd. Zijn observaties en scherpe blik bieden een levendig beeld van de samenleving.
Verandering in Kunst en Literatuur:
De komst van fotografie bedreigde traditionele kunstvormen, zoals schilderkunst en tekeningen. Fotografen gingen de beeldtaal van deze kunstvormen gebruiken.
Fototentoonstellingen werden populair, vergelijkbaar met schilderijtentoonstellingen. Fotografen concurreerden rechtstreeks met andere kunstenaars.
Tegelijkertijd gebruikten schilders foto’s als voorbereiding op hun werk. De fotografie bood nieuwe mogelijkheden voor kunstenaars om de werkelijkheid te verkennen en te overstijgen.
In essentie heeft de Camera Obscura bijgedragen aan een nauwkeurigere weergave van het dagelijks leven, humoristische observaties en een verschuiving in de kunstwereld. Het blijft een waardevol stukje literaire geschiedenis dat de maatschappij en de kunst blijvend heeft beïnvloed. (Meer informatie 1literatuurgeschiedenis.org 2literatuurgeschiedenis.org 3jeugdbibliotheek.nl)
Verder uitdiepen qua cultuur
Was Beets als schrijver betrokken bij de problematiek van zijn tijd? Ik vond o.a. een verhaal over (de relatie met) de slavernij en het afschaffen daarvan.
"Vijf jaar na de publikatie van de derde druk van de Camera Obscura, waarin voor het eerst De familie Kegge wordt opgenomen, zal Beets zich over de kwestie van de slaven uitspreken in een redevoering onder de titel De bevrijding der slaven, in 1856 gehouden voor de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering van de afschaffing der Slavernij. Pas in 1863 zal de slavernij ook in Nederland wettelijk verboden worden (Engeland 1834; Frankrijk: 1848). Maar wettelijk verbod en praktische uitvoering verhouden zich nog lang tot elkaar als ideaal en werkelijkheid. De Engelse wetgeving van 1834 betekende kennelijk niet dat Kegge niet een aantal van zijn huisslaven als huisbedienden heeft kunnen meenemen naar Nederland, tenzij we mogen aannemen dat ze uit vrije wil met de familie zijn meegekomen. (bron: Spektator. Jaargang 4 (1974-1975). Enkele sociale aspecten van ‘de familie Kegge’." G.J. Van Bork, https://www.dbnl.org/tekst/_spe011197401_01/_spe011197401_01_0027.php)
... Iemand die hier (ook) onderzoek naar gedaan heeft schrijft:
"De Curaçaose auteur Frank Arion had al op 21 mei 1991 aan het institut Néerlandais van de universiteit van Parijs in een multutuli-lezing gepleit voor het herlezen van europese canonieke werken vanuit een soortgelijk oogpunt, waarbij hij onder meer het bekende verhaal “De familie Kegge” uit
Hildebrands Camera Obscura als getuige aanvoerde:
- wie de familie Kegge van dominee Nicolaas Beets oftewel Hildebrand niet alleen ziet als een uit de hemel gevallen stuk koddigheid op zich, moet toch ontdekken dat hier stelling genomen werd tegen zekere lichtgewicht figuren, die zich met arbeid van anderen in de koloniën wisten te verrijken om daarna in het moederland een air van grand seigneur aan te nemen. (martinus Arion 2009: 63-89)
wat levert Saids [“The family Kegge” (1851) in the context of the abolition of slavery
- Edward W. Said] “contrapuntal reading” van dit bekende verhaal en deze visie van Frank martinus Arion op? is “De familie Kegge” vanuit dat interpretatiekader misschien een anti-imperialistisch en anti-koloniaal verhaal? ten dele, zal blijken, want de verteller kadert zijn kritiek op de ex-koloniaal veel breder in als een kritiek in het algemeen op de parvenu en de personen die meer willen schijnen dan ze zijn, en verdedigt de ware aristocratie die hij zowel in Nederland aantreft in de persoon van baron Van Nagel en diens dochter Constance als in de geestesadel van de oude in west-indië geboren en getogen grootmoeder e. marrison, de meest Caribische van de familie Kegge. “De familie Kegge” is in essentie geen anti-koloniaal verhaal omdat het geen rechtstreekse kritiek op het koloniale systeem verwoordt en omdat de daaraan gekoppelde slavernij in west-indië niet meer dan in enkele details aan de orde gesteld wordt. Arion wijst er daarom terecht op dat het verhaal een stellingname is tegen “lichtgewicht figuren” die zich in de kolonie hebben verrijkt en na repatriëring mooi weer spelen met de door de arbeid van anderen verworven rijkdom.
Al in 2000 was Jacqueline Bel ten aanzien van haar analyse tot een vergelijkbare conclusie gekomen in haar “Mansfield Park versus de Camera Obscura: ‘De familie Kegge’ als koloniaal verhaal,” als ze schrijft: “kennelijk presenteert Beets een weinig omstreden beeld van de Nederlandse koloniaal: deze is een parvenu” en “Hildebrands kritiek op de koloniaal past binnen een algemeen gevoeld ongemak dat in de Nederlandse literatuur te bespeuren valt waar het gaat om het bezit van de koloniën” (Bel 2000: 384-385). Het is tegen dat “weinig omstreden beeld” en niet meer dan “een gevoel van ongemak” waartegen martinus Arion zich verzet in zijn verdediging van Beets tegen de heersende literatuurkritiek en haar veronachtzaming – het niet kunnen zien of niet willen zien, martinus Arion spreekt van “vooroordeel” en “zelfcensuur” van de critici (martinus Arion 2009: 63-64) – van het koloniale thema in Beets’ werk."
... Heldring schrijft over Beets en cultuur in zijn memoires, het volgende []:
"Weerzien met domineesland - - Mijn betovergrootvader en mijn overgrootvader (beiden van vaderszijde) waren predikanten. De oudste zoon van de laatste overleed als student in de theologie, en de jongste werd predikant. Een andere zoon werd bankier, maar zijn zoon was weer predikant, en een van zijn zoons ook. Voor zover ik weet, is hij de enige nog levende predikant in de familie, zij het in ruste.
Ik voel mij dus stevig gebed in de Nederlandse cultuur, want niemand zal ontkennen dat de predikant zijn zware stempel op die cultuur heeft gedrukt. En al is in mijn geval de appel ver van de stam gevallen, hij schaamt zich niet voor zijn herkomst.
En zo toog ik deze week vol verwachting naar het Utrechtse museum Catharijneconvent, waar de tentoonstelling ‘Vier eeuwen domineesland’ te zien is. Ik was zo verstandig geweest de catalogus van tevoren te kopen en te bestuderen. Die is echter - ook illustratief - zo uitvoerig, dat de tentoonstelling zelf dan niet heel veel nieuws meer oplevert. (Dit is niet als kritiek bedoeld en zeker niet als advies niet te gaan kijken.)
Een van de predikanten die de catalogus wel noemt, maar niet afbeeldt, is mijn overgrootvader; maar op de tentoonstelling is zijn konterfeitsel wel te zien en wordt aan zijn werk eer gedaan. Ik mocht dus niet mopperen.
Wat de catalogus ook niet gaf - niet kon geven - is het stemgeluid van dominees van diverse richtingen. Op de tentoonstelling echter zijn fragmenten uit preken van acht hunner (allen overleden) te horen. Wat me opviel was het geaffecteerde accent van ds. Schilder. Dat had ik niet verwacht van een gereformeerde dominee. Wat me ook opviel was de gelijkenis tussen een oud-gereformeerde predikant die voor Urker gelovigen preekte, en de bekende dominee Buskes (politiek links, maar theologisch rechtzinnig). Gelijkenis in stemgeluid, maar ook qua inhoud: de een deed nauwelijks onder voor de ander in het verkondigen van hel en verdoemenis. De intellectueel in dit gezelschap was ds. Miskotte. Ik kon begrijpen dat dr. A.H. van der Heuvel vorige week, in een inleiding in de Vrije Universiteit, sprak over ‘Miskotte en zijn elitegemeente’. Het ging in elk geval boven mijn pet, maar zou zelfs die gemeente het woord Schicksal wel hebben begrepen, dat Miskotte plotseling in zijn preek liet vallen? (Het klinkt zeker veel geladener dan het droge Nederlandse lot, dat hetzelfde betekent. Ook Etty Hillesum komt er niet onderuit het zo nu en dan in haar dagboek te gebruiken.)
Maar wanneer we het over de betekenis van de dominee voor de Nederlandse cultuur hebben, denken we toch eerder aan de negentiende-eeuwse predikanten, Busken Huet en Allard Pierson (die dit jaar een revival meemaakt) voorop. Maar beiden kwamen pas tot ontplooiing na hun breuk met de kerk. Le pastorat mène à tout, pourvu qu'on y sorte?
Per slot van rekening heeft Nicolaas Beets zijn roem evenmin te danken aan een werk dat hij als predikant schreef. De Camera Obscura dateert van zijn studententijd. Zelf hechtte hij meer waarde aan de talloze gedichten die hij op latere leeftijd schreef en niemand meer leest (behalve misschien De moerbeitoppen ruischten, dat zelfs een ongelovige nog wel kan ontroeren).
Ook ds. François Haverschmidt is vooral nog bekend om de gedichten die hij als de student Piet Paaltjens schreef, hoewel in 1994 nog zijn later geschreven en nog zeer leesbare vertellingen Familie en kennissen een herdruk beleefden. Hij brak wel niet met de kerk, maar uit - ook niet zo lang geleden heruitgegeven - fragmenten van zijn preken blijkt dat hij ten slotte zijn geloof verloren had. Maar dit is alles cultuur in engere zin, meer in het bijzonder schone letteren, kritiek en filosofie, waaraan predikanten vóór, tijdens of na hun ambtsbediening hun bijdrage geleverd hebben (mindere goden als Hasebroek, Van Koetsveld, Ter Haar, J.J.L. ten Kate zijn wel helemaal vergeten). Op de cultuur in brede zin - onze samenleving, way of life, manier van denken - hebben ze hun onuitwisbare stempel gedrukt, ook als ze niet literair of wijsgerig begaafd waren.
Niet voor niets stonden zij tot voor zeer kort, vooral op het platteland, op de tweede plaats, na de burgemeester, in de sociale pikorde. Enkele eeuwen kerkgang en bijbellezing, met de predikant als middelpunt, hebben Nederlanders, incluis hen die geen enkele herinnering meer hebben aan de kerk, gemaakt tot wat ze zijn: niet beter, wèl anders dan anderen.
Wat is dat andere dan dat Nederlanders van anderen onderscheidt? Dat is moeilijk te zeggen, als je er zelf deel van uitmaakt. Identiteit is iets wat anderen bepalen. Maar met dit voorbehoud zou ik geneigd zijn te zeggen dat het belerende een eigenschap is die Nederlanders bij uitstek kenmerkt. Dat hebben we van niemand vreemd: predikanten werden vroeger ook leraren genoemd.
Waarom is dit in andere landen met protestantse inslag minder sterk? Waarschijnlijk - het blijft bij een hypothese - doordat daar de invloed van de leraar/predikant op de cultuur zijn tegenwicht vond in die van het hof, en Nederland was in zijn vormingsjaren een Republiek. Daar ontbrak een tegenwicht dus grotendeels.
Verwaarloos ik de bijdrage van de Nederlandse rooms-katholieken aan het eigene niet? In de eerste plaats maakten zij deel uit van een wereldkerk, wat hun onderscheid van anderen minder markant maakte. In de tweede plaats leeft geen bevolkingsgroep gedurende een paar eeuwen, in het begin zelfs als tweederangsburgers, in een door protestanten gedomineerde omgeving zonder zich op den duur enigszins aan hun cultuur aan te passen.
Overigens: niet alleen Nederlanders, maar alle volken zijn anders dan andere. Dat is het hele probleem met Europa. De tentoonstelling in Utrecht heeft me alleen maar gesterkt in die overtuiging." (NRC Handelsblad van 18-04-1997)
Bloemlezing
(1) "Lijden, medelijden en lijdenstroost,"
(2) Onder deze lieden zijn er zeker vele, die tot de ongerieven van deze manier van reizen moeten gerekend worden, en ik stel voor, hen in drie klassen te verdeelen, en alzoo te brengen tot:
- Slapers,
- Rookers,
- en Praters.
(3) ...
[5] In den loop van ons gesprek verhaalde Henriette mij wonderen van het
[6] huis en de paarden en de slaven, die de familie in de West had; een slaaf voor
[7] den zakdoek, een slaaf voor den waaier, een slaaf voor het kerkboek, een
[8] slaaf voor den flacon! Zij kwam ook op haar kostschool, en klaagde over de
[9] nare madame, die door al de meisjes gehaat was, en verhief hemelhoog de
[10] allerliefste Clementine zus en zoo, haar beste vriendin, waarmee zij ‘in alles
[11] sympathiseerde’. Zij had eene ‘onbegrijpelijken zin’ om in Den Haag te
[12] wonen, of een reis door Zwitserland te doen; bij welke gelegenheid zij lief-
[13] hebberij toonde om al die bergen te bestijgen, welke gewoonlijk niet door
[14] dames bestegen worden. Zij vond het onuitstaanbaar dat de menschen hier
[15] over het gordijntje gluurden als zij een dame te paard zagen, en dat men zich
[16] nooit in deze stad met een heer in 't publiek kon vertoonen of er werd
[17] gezegd dat men verloofd was; een grieve, welke ik door alle mogelijke
[18] dames tegen alle mogelijke steden heb hooren inbrengen, maar waarvan ik
[19] het ijselijke zoo ijselijk niet inzie.
... wordt vervolgd.
--
Reacties