Hyperrealiteit en zo

A. Buadrilliard heeft nooit zijn opleiding afgemaakt, las ik ergens. Hij was geen academicus... Maar dat (fait-divers) ter zijde. Wat zorgt ervoor dat met de kennis van hyperrealiteit je beter begrijpt wat er nu gebeurt in de wereld? En is dit een filosofische vondst, of toch ook gewoon iets dat onder cultuur (antropologie) te scharen valt?

Is Baudrillard vooral bekend om zijn differentiatie van waarden (en van kopieën)?:

  • gebruikswaarde (use value)
  • economische waarde
  • symbolische waarde
  • sign value
Bij kopieën heeft hij het over:
  • natuurlijke kopieën
  • productieve kopieën
  • code & simulatie (we leven nu in een wereld van simulatie, we zitten nu al in de Matrix, hoor ik iemand zeggen).
Dan maar iets verder kijken.

Een inleiding.

In deze video gebruiken we een reeks voorbeelden om aspecten van Jean Baudrillards werk over postmodernisme uit te leggen. Dit is een essentiële mediatheoreticus voor degenen die A-level mediastudies studeren, maar is ook van toepassing op communicatiestudies en culturele studies. We kijken naar hyperrealiteit, cultuur als simulatie en simulacra, en hyperrealistische inertie.

... vandaag gaan we het hebben over de absolute vader van mediatheorieën... Ik heb urenlang YouTube-video's bekeken over postmodernisme en ik vind dat ze een van twee dingen doen: ze maken het zo ongelooflijk ingewikkeld dat we heel erg snel de weg kwijtraken of ze gaan zo ver voorbij aan de details dat we niet echt optimaal gebruikmaken van deze theorie, dus vandaag ga ik mijn hoed in de ring gooien en proberen uit te leggen postmodernisme, dus hier is je uitdaging... 

Wat is postmodernisme?... Postmodernisme verwijst naar de staat van cultuur waarin media in zulke verbijsterende hoeveelheden worden geproduceerd dat het de grenzen heeft overschreden in de realiteit zelf en hyperrealiteit overheerst en ik ben je kwijt, nietwaar? het is nogal een konijnenhol dat we hebben ontdekt, dus laten we het gewoon en eenvoudig opsplitsen wat is cultuur cultuur is de kunsten de ideeën de intellectuele expressie van een samenleving traditionele cultuur zou kunst omvatten poëzie architectuur maar in hedendaagse cultuur hebben we het ook over tv reclame muziekvideo's youtube sociale media dus wat is het doel van cultuur nou, het is hoe we de wereld om ons heen interpreteren en betekenis geven wat we realiteit noemen het helpt ons die grote vragen in het leven te beantwoorden wat betekent het om mens te zijn hoe moeten we leven wat is liefde wacht even als cultuur is hoe we de realiteit representeren en betekenis vinden wat leren we in godsnaam van oh shit ik denk dat ik klaar ben om weer te gaan daten waar ben je naar op zoek ik beoordeel kinderen op hun naam je mag geen woord zeggen je denkt dat je een beetje bent je kunt betalen voor mij om een ​​nieuwe set extensies het is een puinhoop, nietwaar er zijn zoveel stemmen en berichten nu hoe weten we welke waar zijn zijn ze allemaal wel waar welkom in de hyperrealistische wereld van postmoderniteit maar nu heb je een snapshot van waar dit konijnenhol eindigt laten we een korte geschiedenisles nemen om uit te zoeken hoe we hier zijn gekomen baudrillard een controversiële Franse academicus schetste de ontwikkeling van cultuur in drie duidelijke fasen in het begin was er premoderne cultuur uiteraard was er geen tv of bioscoop maar er was kunst heel veel kunst en theater en muziek dat soort dingen wat je hoge kunst zou kunnen noemen schilders beeldhouwers en schrijvers keken naar de wereld om hen heen realiteit en representeerden het binnen hun begrip van de wereld op dat moment wat voornamelijk maar één ding betekent religie dus in de westerse cultuur was het christendom de drijvende kracht in kunst muziek en architectuur en ze fungeerden als een kaart

van hoe we zouden moeten leven wat goed is en wat liefde is beaujolais noemt dit een groot verhaal een overkoepelende ideologie of betekenis toegepast op de realiteit door middel van cultuur dus het moet gezegd worden voor hoge kunst hoewel het vrij primitief was het gaf een consistente boodschap die van de kerk spring vooruit naar de industriële revolutie over de 19e 20e eeuw en cultuur begon er een beetje anders uit te zien Industriële Revolutie beetje anders snelle vooruitgang in massaproductie van

beelden, hetzij door middel van fotografie, film of drukwerk betekende dat cultuur werd geproduceerd met een buitengewoon tempo wat meer is in tegenstelling tot schilderijen deze foto's en afdrukken en films zagen er echt uit in tegenstelling tot hun duidelijk onechte neven op canvas.

Baudrillard noemde deze representaties van realiteit simulaties en ze voegen een nieuwe laag van geloofwaardigheid toe aan hun boodschap over welke berichten hebben we het nou uiteraard bestond religie nog steeds maar in de nasleep van de wereldoorlog begonnen nieuwe ideeën te ontstaan zoals consumentisme mevrouw richardson draagt tweed nieuwe tweed maar vond een toilet spray communisme wetenschap wat betekent dat cultuur er minder consistent zo uit begon te zien en meer zo dus als we terugdenken aan die grote vragen van eerder misschien zou mens-zijn er zo uit moeten zien misschien zouden we zo moeten leven ook op zaterdagochtenden neem ik meestal een uur of zo de tijd om de rekeningen en rekeningen door te nemen misschien ziet liefde er zo uit deze explosie van nieuwe massaproductie cultuur die de oude verwierp werd bekend als modernisme spring nu vooruit naar het midden van de 20e eeuw waar een hele generatie is opgegroeid omringd door al deze massaproductiebeelden. 

[... we worden gebombardeerd door cultuur die nu deel uitmaakt van ons dagelijks leven onze realiteit, met andere woorden al die video's die je kijkt op youtube de advertenties die eraan voorafgaan ... buiten het raam dit is de postmoderne wereld en het zijn de effecten van al deze media om ons heen...  drie belangrijkste observaties schetsen:

  1. ten eerste het feit dat onze realiteit voor een deel bestaat uit culturele representaties overal betekent dat wanneer we nieuwe culturele producten maken we onvermijdelijk eindigen met verwijzen naar andere stukken cultuur. Spider-man verscheen voor het eerst in 1962. ... wat in feite betekent dat we kopieën van kopieën maken. ... onze culturele producten niet anders kunnen dan geïnspireerd worden door andere teksten soms intertekstualiteit wordt opzettelijk gebruikt zoals in Family Guy waar vaker wel dan niet elke aflevering verwijst naar bestaande cultuur voor parodie...
  2. het tweede gebied waar ik het over wil hebben is het idee dat we nu vanwege alle media om ons heen niet in staat zijn om onderscheid te maken tussen simulatie en realiteit het woord dat hij hiervoor gebruikt is hyperrealiteit - het vervagen van de grenzen tussen wat echt is en wat gesimuleerd. .. een voorbeeld .. is Tsjernobyl hoeveel van wat je weet is gebaseerd op feiten dingen die je weet dingen die je hebt onderzocht en hoeveel is gebaseerd op wat je zag in de tv
  3. ...

... (bron: https//www.youtube.com/watch?v=5D86_ptqd8I)

TWEE 

Hyperrealiteit [van] JEAN BAUDRILLARD ...  is in de semiotiek en het postmodernisme een onvermogen van het bewustzijn om de werkelijkheid te onderscheiden van een simulatie van de werkelijkheid, vooral in technologisch geavanceerde

postmoderne samenlevingen. Hyperrealiteit wordt gezien als een toestand waarin wat echt is en wat

fictie is naadloos in elkaar overvloeien, zodat er geen duidelijk onderscheid is tussen

waar het ene eindigt en het andere begint. Het maakt het mogelijk om de fysieke werkelijkheid te vermengen met virtuele werkelijkheid (VR) en menselijke intelligentie met kunstmatige intelligentie (AI). Het postmoderne semiotische concept van "hyperrealiteit" werd omstreden bedacht door

de Franse socioloog Jean Baudrillard in Simulacra and Simulation. Baudrillard definieerde

"hyperrealiteit" als "de generatie door modellen van een werkelijkheid zonder oorsprong of werkelijkheid"; hyperrealiteit is een representatie, een teken, zonder een oorspronkelijke referent. Volgens Baudrillard hebben de goederen in deze theoretische staat geen gebruikswaarde zoals gedefinieerd door Karl Marx, maar kunnen ze worden begrepen als tekens zoals gedefinieerd door Ferdinand de Saussure. Hij gelooft dat hyperrealiteit verder gaat dan het verwarren of vermengen van het 'echte' met het symbool dat het vertegenwoordigt; het omvat het creëren van een symbool of een reeks signifiers die iets vertegenwoordigen dat niet echt bestaat, zoals de Kerstman. Baudrillard leent, van Jorge Luis Borges' "On Exactitude in Science" (al geleend van Lewis Carroll), het voorbeeld van een samenleving waarvan cartografen een kaart maken die zo gedetailleerd is dat deze juist de dingen beslaat die het moest vertegenwoordigen. Wanneer het rijk ten onder gaat, vervaagt de kaart in het landschap. Hij zegt dat in zo'n geval noch de representatie noch het echte overblijft, alleen het hyperreële. Baudrillards idee van hyperrealiteit werd sterk beïnvloed door fenomenologie, semiotiek en Marshall McLuhan. Baudrillard en Eco legden uit dat het "het onbeperkte bestaan ​​is van "hyperreële" getallen of "niet-standaard reële getallen", oneindig en infinitesimaal, die zich groeperen rond verondersteld vaste of reële getallen en factoriseren door middel van overdrachtsverschillen."

Baudrillard betwist echter McLuhans beroemde uitspraak dat het 'medium de boodschap is', door te suggereren dat informatie zijn eigen inhoud verslindt. Hij suggereerde ook dat er een verschil is tussen de media en de werkelijkheid en wat ze vertegenwoordigen. Hyperrealiteit is het onvermogen van het bewustzijn om de werkelijkheid te onderscheiden van een simulatie van de werkelijkheid, vooral in technologisch geavanceerde samenlevingen.[8] De hyperrealiteitstheorie van Baudrillard gaat echter een stap verder dan de mediumtheorie van McLuhan: "Er is niet alleen een implosie van de boodschap in het medium, er is, in dezelfde beweging, de implosie van het medium zelf in het reële, de implosie van het medium en van het reële in een soort hyperreële nevel, waarin zelfs de definitie en de afzonderlijke actie van het medium niet meer kunnen worden bepaald.

Hyperrealiteit is belangrijk als paradigma om de huidige culturele omstandigheden te verklaren.

Consumentisme, vanwege zijn afhankelijkheid van de waarde van de uitwisseling van tekens (bijv. merk X laat zien dat men modieus is, auto Y geeft iemands rijkdom aan), kan worden gezien als een bijdragende factor in de creatie van hyperrealiteit of de hyperreële conditie. Hyperrealiteit misleidt het bewustzijn om zich los te maken van elke echte emotionele betrokkenheid, in plaats daarvan te kiezen voor kunstmatige simulatie en eindeloze reproducties van fundamenteel lege schijn. In wezen (hoewel Baudrillard zelf misschien huiverig is voor het gebruik van dit woord), vervulling of geluk wordt gevonden door simulatie en imitatie van een voorbijgaand simulacrum van de realiteit, in plaats van enige interactie met enige "echte" realiteit.

Hoewel hyperrealiteit geen relatief nieuw concept is, zijn de effecten ervan vandaag de dag relevanter dan toen het voor het eerst werd geconceptualiseerd.[verwijzing nodig] Dit wordt toegeschreven aan de manier waarop het effectief de postmoderne conditie vastlegde, met name hoe mensen in de postmoderne wereld stimulatie zoeken door onwerkelijke werelden van spektakel en verleiding te creëren en niets meer Hyperrealiteit, zo wijzen sommige bronnen erop, kan inzicht bieden in de postmoderne beweging door te analyseren hoe simulaties de binaire tegenstelling tussen realiteit en illusie verstoren maar het pakt de tegenstrijdigheden die inherent zijn aan deze spanning niet aan of lost ze niet op.

Belangrijke relationele thema's. Simulatie wordt gekenmerkt door een vermenging van 'realiteit' en representatie, waarbij er geen duidelijke indicatie is van waar de eerste ophoudt en de laatste begint. Simulatie is niet langer die van een territorium, een referentieel wezen of een substantie; "Het is de generatie door modellen van een echt zonder oorsprong of realiteit: een hyperrealiteit. Baudrillard suggereert dat simulatie niet langer in een fysiek domein plaatsvindt; het vindt plaats in een ruimte die niet gecategoriseerd is door fysieke grenzen, d.w.z. binnen onszelf, technologische simulaties, enz.

JEAN BAUDRILLARD... Jean Baudrillard was een Franse socioloog, filosoof en cultuurtheoreticus wiens werk het nauwst verbonden is met het poststructuralisme en het vroege postmodernisme, waardoor het idee van hyperrealiteit is gevormd.

Baudrillards vroege semiotische studie ontdekte dat de hedendaagse consumptiemaatschappij bestaat uit een groot netwerk van tekens en symbolen die gedecodeerd moeten worden. Het is van hieruit dat hij de basis vormde voor het werk Simulacra and Simulation, dat het idee verder uitbouwde dat onze huidige maatschappij alle realiteit en betekenis heeft vervangen door symbolen en tekens, en dat menselijke ervaring een simulatie van de realiteit is. Hier vertelt Baudrillard een verhaal van Jorges Luis Borges dat vertelt over keizerlijke kaartenmakers die een kaart maken die zo groot en gedetailleerd is dat deze het hele rijk beslaat, en in een één-op-één-relatie staat met het gebied dat eraan ten grondslag ligt. Het is een perfecte replica van het rijk, en dus nemen de burgers van het rijk nu de kaart, of het simulacrum van het rijk, voor het echte rijk. De kaart begint uiteindelijk te rafelen en te scheuren, maar het echte gebied onder de kaart is veranderd in woestijn en alles wat overblijft is de gerafelde kaart als een simulacrum van de realiteit. In onze cultuur, beweert Baudrillard, beschouwen we ‘kaarten’ van reality-tv en -film als meer echter dan ons werkelijke leven. Deze simulacra of hyperrealistische kopieën gaan vooraf aan ons leven, zodat onze televisievrienden ‘levender’ voor ons kunnen lijken dan de echte persoon die dat personage speelt. Hij begon ook te bestuderen hoe media onze perceptie van de realiteit en de wereld beïnvloedden. Hier ontdekte hij dat we in een postmoderne, media-geladen maatschappij ‘de dood van het echte’ tegenkomen, waar men in een hyperrealistisch rijk leeft door steeds dieper verbonden te raken met dingen als televisiesitcoms, muziekvideo’s, virtual reality-games of Disneyland, dingen die de realiteit zijn gaan simuleren. Hij beweert dat in een postmoderne cultuur die wordt gedomineerd door tv, films, internet en media, alleen simulaties van de realiteit bestaan, die niet meer of minder ‘echt’ zijn dan de realiteit die ze simuleren. Baudrillard wijst op het simulatieproces waarbij representaties van dingen de dingen die worden gerepresenteerd vervangen en dat de representaties belangrijker worden dan het ‘echte’. De massale verzameling van deze simulaties heeft geresulteerd in de toestand van hyperrealiteit, waarbij we alleen voorbereide realiteiten ervaren, zoals bewerkte oorlogsbeelden of reality-tv, en het onderscheid tussen het ‘echte’ en simulaties is ingestort.

Baudrillards concept van hyperrealiteit is nauw verbonden met zijn idee van Simulacrum, dat hij definieert als iets dat de realiteit vervangt met zijn representaties. Baudrillard merkt op dat de hedendaagse wereld een simulacrum is, waarbij de realiteit is vervangen door valse beelden, in die mate dat men geen onderscheid meer kan maken tussen het echte en het onwerkelijke. In deze context deed hij de controversiële uitspraak: “De Golfoorlog heeft niet plaatsgevonden”, waarbij hij erop wees dat de ‘realiteit’ van de Golfoorlog aan de wereld werd gepresenteerd in termen van representaties door de media. (bron: Mohanlal Sukhadia University, https://www.mlsu.ac.in/econtents/2289_hyper%20reality%20boudrilard.pdf)

DRIE

Jean Baudrillard (1929-2007) was een Franse filosoof en cultuuranalist die zijn academische leven begon als marxistisch socioloog met interesse in de consumptiemaatschappij (hij voltooide zijn proefschrift in 1966). Hij concludeerde dat wat voorheen een productiemaatschappij was, nu (na de Tweede Wereldoorlog) een consumptiemaatschappij was geworden. Hij raakte langzaam ontevreden over het marxisme en ging structuralisme en semiologie in zijn analyse opnemen, waarbij hij de objecten die we consumeren zag als een systeem van tekens dat gedecodeerd moest worden, waarbij dit systeem ingebed was in structuren van consumptie en vrije tijd die hij vond dat sociologisch geanalyseerd konden worden. Hij legde zijn semiotische analyse van de consumptiemaatschappij uit in zijn boeken The System of Objects (1968), The Consumer Society* (1970) en The Mirror of Production (1975). Zijn belangrijkste eerdere werk is For a Critique of the Political Economy of the Sign (1972), waarin hij het marxisme verwierp als de enige geldige manier om de consumptiemaatschappij te analyseren.

Marx zei dat alle objecten een "gebruikswaarde" hebben: een hamer is bijvoorbeeld handig om spijkers in een plank te slaan. Maar onder het kapitalisme worden alle objecten gereduceerd tot hun "ruilwaarde", hun waarde of prijs op de markt (de hamer kost misschien $ 10 in de plaatselijke bouwmarkt). Baudrillard zei, tot zover, zo goed; maar hij voegde eraan toe dat, althans in geavanceerde kapitalistische landen, consumptiegoederen ook een teken ruilwaarde hebben: ze zijn tekenen van onderscheid, smaak en sociale status. Een BMW of een gouden horloge kan zeker zowel gebruiks- als ruilwaarde hebben (we kunnen de BMW naar ons werk rijden of het horloge verkopen aan een tweedehands juwelier); maar, zegt Baudrillard, we moeten ook hun status begrijpen als tekens in de code van consumentenwaarden - ze staan ​​voor sociale onderscheiding. Als je met je BMW over de hoofdstraat rijdt, zeg je tegen de ongewassen massa: "Ik ben niet langer een van jullie - ik ben apart, een lid van de rijke en discriminerende klassen." Het is de symbolische waarde van de BMW, zijn cachet, die hem zo onweerstaanbaar maakt voor deze klassen. Ten slotte stelde Baudrillard zich een utopisch rijk voor waarin we allemaal symbolische uitwisselingen aangaan, waarin de geschenken die we geven niet langer consumptieobjecten zijn met ruil- of tekenwaarden, maar in plaats daarvan symbolen worden van vriendschap, liefde of gemeenschap.

In de jaren 80 en 90 keerde Baudrillard zich grotendeels af van het marxisme en structuralisme naar het poststructuralisme. Hij werd de hogepriester van de postmoderne cultuur en wendde zich tot een extreme versie van McLuhans communicatietheorie - hij was gefascineerd door de manier waarop media onze perceptie van de realiteit en de wereld beïnvloeden. Hij concludeerde dat we in de postmoderne media-geladen conditie iets ervaren dat "de dood van het echte" wordt genoemd: we leven ons leven in het rijk van de hyperrealiteit, en maken steeds diepere verbindingen met dingen als televisieseries, muziekvideo's, virtual reality-games of Disneyland, dingen die slechts de realiteit simuleren.

Vroeg in deze nieuwe fase van zijn werk reflecteerde Baudrillard op liefde. In zijn boek On Seduction (1980) beweert hij dat er twee vormen van liefde zijn. De verleidelijke vrouwelijke modus, die kunstmatig en symbolisch is, behelst geflirt, dubbelzinnigheden, sluwe blikken, gefluisterde beloften,

maar een uitstel van de daadwerkelijke seksuele daad. Het omvat de manipulatie van tekens als make-up, mode en opwindende gebaren om controle te krijgen over een symbolische orde. Aan de andere kant is er de mannelijke seksuele modus, gecentreerd op de fallus, die direct en natuurlijk is en probeert een echte orde te beheersen - om de seksuele daad te voltooien. Bovenop elk van deze modi is nu de "coole" verleiding van mediabeelden gepompt door televisie, radio en film.

Hij zet dit thema van coole verleiding voort in zijn boek The Ecstasy of Communication (1988 in vertaling). Hierin bespreekt Baudrillard hoe we onszelf overgeven in een "extase van communicatie" aan de verleidende kracht van de massamedia - televisie, advertenties, films, tijdschriften en kranten (hoewel Baudrillard een fervent filmfan is). De lichtgevende ogen van televisie- en computerschermen dringen op een extatische en obscene manier door in onze privéruimtes - onze geheimen verdwijnen en de beelden die we consumeren worden steeds pornografischer.

Halverwege de jaren tachtig ging Baudrillard op pad. Zijn reisverslag America (1986 in het Frans) creëert een simulacrum van het Amerika waar hij doorheen reisde. Hij praat over het geweld van het Wilde Westen, jazz, de lege woestijnen van het Zuidwesten, de neonlichten van motels 's nachts, stammenoorlogen tussen bendes in New York City, en nog veel meer.

Baudrillard zag Amerika als een glinsterende leegte, een wilde, lege non-cultuur, kortom, als het puurste symbool van de hyperreële cultuur van het postmoderne tijdperk. In zijn lezing over film die hij in 1987 in Sydney, Australië, gaf, The Evil Demon of Images, beweert Baudrillard dat hoewel de VS de Vietnamoorlog op de grond verloor, ze deze in het hyperreële rijk wonnen door films als Apocalypse Now en Platoon, die de oorlog op fantastische wijze naspelen, niet als het verhaal van een nederlaag door een gedete vijand, maar als die van interne verdeeldheid. Cinematografisch gezien verslaan de Amerikanen zichzelf.

Voor de Golfoorlog van 1991 schreef Baudrillard een artikel in Libération waarin hij beweerde dat de oorlog niet zou plaatsvinden.

Daarna beweerde hij dat deze niet had plaatsgevonden, want het westerse publiek was er alleen van op de hoogte als een reeks hyperrealistische beelden op onze tv-schermen. Er was geen echte vijand - Saddam Hoessein was een voormalige bondgenoot van de VS in het Midden-Oosten - en de uitkomst was volkomen voorspelbaar.

Dus ondanks het vreselijke verlies aan mensenlevens (voornamelijk aan de Iraakse kant), was de oorlog op zijn best een hyperrealistische oorlog. Baudrillards werk in de jaren 1990 bleef zich richten op dit thema van de hyperrealiteit van de postmoderne cultuur, waarbij zijn schrijven steeds onsamenhangender en aforistischer werd (misschien een echo van Nietzsches stijl). Hij draait het enigszins om in zijn korte werk The Spirit of Terrorism (herziene editie 2003), waarin hij de aanval op de Twin Towers "de moeder aller gebeurtenissen" noemt waar de ontheemden van de wereld heimelijk over fantaseerden. Toch was de Amerikaanse militaire reactie op 9/11 weer een pseudo-gebeurtenis, weer een reis naar de (Afghaanse) woestijn van het echte.

Terugkerend naar het begin van zijn "postmoderne" fase, begint Baudrillard zijn belangrijke essay "The Precession of the Simulacra" met het vertellen van de prestatie van keizerlijke kaartenmakers in een verhaal van Jorge Luis Borges die een kaart maken die zo groot en gedetailleerd is dat deze het hele

imperium beslaat, en in een één-op-één-relatie staat met het gebied waaronder het ligt. Het is een perfecte replica van het imperium. Na een tijdje begint de kaart te rafelen en te scheuren, de burgers van het rijk rouwen om het verlies ervan (ze hebben de kaart - het simulacrum van het rijk - al lang voor

het echte rijk gehouden). Onder de kaart is het echte gebied veranderd in een woestijn, een "woestijn van het echte." In plaats daarvan is een simulacrum van de realiteit - de gerafelde megakaart - het enige dat overblijft. De term "simulacrum" gaat helemaal terug tot Plato, die het gebruikte om een valse kopie van iets te beschrijven. Baudrillard heeft zijn hele na-1970-theorie van media-effecten en cultuur opgebouwd rond zijn eigen idee van het simulacrum. Hij betoogt dat in een postmoderne cultuur die wordt gedomineerd door tv, films, nieuwsmedia en internet, het hele idee van een echte of een valse kopie van iets is vernietigd: alles wat we nu hebben zijn simulaties van de realiteit, die niet meer of minder "echt" zijn dan de realiteit die ze simuleren.

In onze cultuur, beweert Baudrillard, beschouwen we "kaarten" van de werkelijkheid zoals televisie, film, etc. als realistischer dan ons werkelijke leven - deze "simulacra" (hyperrealistische kopieën) gaan vooraf aan ons leven. Onze televisie-"vrienden" (bijv. sitcompersonages) lijken misschien levendiger voor ons dan hun vlees-en-bloed-equivalenten ("heb je gezien wat Jerry/Rachel/Frasier gisteravond deed?"). We communiceren via e-mail en kunnen beter met videogamepersonages als Lara Croft omgaan dan met onze eigen vrienden en familie. We rijden over snelwegen naar winkelcentra vol

identieke winkelketens en producten, kijken televisieprogramma's over filmregisseurs en acteurs, gaan naar films over televisieproductie, stemmen op ex-Hollywoodacteurs voor president (is hij echt een acteur? Of een politicus? Het maakt niet uit). Sterker nog, we worden nerveus en gespannen als we

te lang weg zijn van onze computers, onze e-mailaccounts, onze mobiele telefoons. Nu ligt het echte rijk in duigen, de hyperrealistische kaart is nog steeds heel intact. We zijn een tijdperk binnengegaan waarin simulacra van de derde orde ons leven domineren, waarin het beeld elke verbinding met echte dingen heeft verloren.

Baudrillards latere filosofie van cultuur kan worden gekenschetst in termen van drie dingen: (1) de orden van simulacra, (2) de "fasen van het beeld" - de vier niveaus waarop kunst de realiteit vertegenwoordigt, en (3) de drie fasen van utopisch en sciencefictionschrijven die hij zag overeenkomen met deze orden en fasen. We zien hoe deze drie sets van onderscheidingen parallel lopen

in de onderstaande grafiek (ik heb wat ik denk dat enkele passende voorbeelden uit de populaire cultuur zijn toegevoegd die bij elke categorie passen): 

--------------

Orders of Simulacra (OoS) - Fases van het Beeld (FvhB) - Utopias & Science-Fiction (USF)

1. OoS - Symbolische orde: de maatschappij is georganiseerd als een vast systeem van tekens verdeeld volgens rang en verplichting (bijv. in het feodale tijdperk kon een boer geen koning worden). De vraag naar de realiteit doet zich niet voor: de betekenis van tekens is al vastgesteld (door God of machtsstructuren). 

1. FvhB - Kunst weerspiegelt een basisrealiteit (zie "Precessie van de Simulacra" voor een uitgebreide bespreking). Voorbeeld: Gotische schilderijen beelden de geboorte van Jezus af als de ware zoon van God, vol met tekenen van zijn goddelijkheid (de Drie Wijzen, een halo boven het hoofd van de Madonna, enz.). 

1. USF - Geen behoefte aan utopische of sciencefiction-schrijfsels: de utopische orde bestaat al in het hier en nu.

2. OoS - Eerste orde van Simulacra: de vroegmoderne periode, van de Renaissance tot de industriële revolutie. Er begint een wedstrijd om de betekenis van tekens. Simulacra heeft als doel een ideaalbeeld van de natuur te herstellen. Vervalsingen en  namaakproducten verschijnen op het toneel: barokke engelen, betonnen stoelen, theater, mode. Maar echte originele s onder de vervalsingen.

2. FvhB - Kunst maskeert en perverteert een basisrealiteit. Voorbeeld: barokke schilderijen van een onmogelijk mooie Jezus die opstijgt naar de hemel als Superman, met de Madonna die toekijkt met een zalige blik op haar gezicht.

2. USF - Utopia's: Transcendentale of romantische dromen, vervalste kopieën van de echte wereld. "Als we alles maar goed deden, zou het leven mooi zijn!" Thomas More's Utopia. Francis Bacon's New Atlantis.

3. OoS - Second Order of Simulacra: Van de Industriële Revolutie tot

3. FvhB - Kunst maskeert de afwezigheid van een basisrealiteit. Voorbeeld: fotografie en de mechanische reproductie van schilderijen (zie Walter Benjamins belangrijke essay "The Work of Art in the Age of  mechanical Reproduction"). Een ingelijste reproductie van een Renaissanceschilderij van Madonna boven iemands bed, vlak naast een fluwelen afbeelding van Elvis.

3. USF - De klassieke sciencefiction van het tijdperk van massaproductie: robots, het midden van de 20e eeuw. Massaproductie van kopieën of replica's van een enkel prototype: auto's, vliegtuigen, koelkasten, kleding, boeken. Bevrijding van energie via de machine (Marx' wereld). Kopieën die min of meer niet te onderscheiden zijn. Gereproduceerde dingen zijn geen vervalsingen: ze zijn net zo "echt" als hun prototype (hoewel we het prototype nog steeds kunnen herkennen).  raketschepen naar Mars, ruimteverkenning, buitenaardse invasie, intergalactische oorlogen. Huidige technologie geprojecteerd in de toekomst en de buitenaardse ruimte. Robert Heinleins Starship Troopers. Isaac Asimovs I, Robot. Hollywood-sci-fi-films uit de jaren vijftig (bijv. Them, It Came from Outer Space). De originele Star Trek-televisieserie. Borges' keizerlijke kaart.

4. OoS - Derde orde van Simulacra: Het huidige tijdperk - gedomineerd door simulaties, dingen die geen origineel of prototype hebben (hoewel ze wel iets kunnen evenaren). Tijdperk van het model of de code: computers, virtual reality, opiniepeilingen, DNA, genetische manipulatie, klonen, de nieuwsmedia maken het nieuws, Nike-sneakers als statussymbolen, Disneyland. De dood van het echte: geen vervalsingen of prototypen meer, alleen simulaties van de reality - hyperreality. Informatie vervangt de machine als basisproductiewijze.

4. FvhB - Kunst heeft helemaal geen relatie met de reality. Voorbeeld: een virtual reality-vrouwelijke pratende kop leest ons nieuwskoppen voor via het internet. Is ze echt? Een namaak? De vraag heeft zijn betekenis verloren - er is geen origineel om haar mee te vergelijken. Of Madonna (de zangeres) die eruitziet als Marilyn Monroe die het opfleurt met een groep lenige mannelijke dansers in een videoclip op MTV.

4. USF - Het einde van sciencefiction: het echte opgenomen in een hyperrealistische, cybernetische wereld. Niet over een alternatief universum, maar over een simulatie van het huidige. Philip K. Dicks Simulacra.  J. G. Ballards Crash. William Gibsons Neuromancer. Ridley Scotts film Blade Runner. Paul Verhoevens film Total Recall.  David Cronenbergs films Crash en eXistenZ.  De Wachowski-broers The Matrix.  De Borg, het holodek, en VR-personages (Voyagers dokter) in de latere Star Trek-televisieserie.

--------------

Baudrillards schrijfstijl is moeilijk en voor beginnende filosofen en sociale en culturele theoretici is het het beste om het in kleine hoeveelheden te nemen. Als u zijn werk leest, bedenk dan dat zijn centrale bewering over de postmoderne cultuur (hoewel hij beweert dat hij zelf geen postmodernist is) vrij simpel is - dat we leven in een "woestijn van het echte", een culturele ruimte waar televisie, film en computerbeelden "echter" voor ons zijn dan de niet-mediale fysieke realiteit die ons omringt. Dit verlies van realiteit is niet zo moeilijk te begrijpen, ook al is het voor sommigen van ons moeilijk te verteren. (bron: een zeer korte introductie door Doug Mann. https://dems.asc.ohio-state.edu/wp-content/uploads/2015/09/Preview-of-%E2%80%9CBaudrillard-Short-Introduction%E2%80%9D.pdf)

VIJF - wat de filosoof schrijft

... Ik weet niet zeker of ik [Baudrillard] goed begrijp, en voor zover ik dat wel doe, ben ik het slechts gedeeltelijk met hem eens, maar de vragen die hij opwerpt zijn interessant en hier presenteer ik wat ik ervan vind. In dit eerste item pik ik zijn bewering op dat in het gebruik van moderne communicatietechnologie de realiteit verloren is gegaan en vervangen door wat hij 'hyperrealiteit' noemt.

Om precies te zijn over de realiteit noem ik een paar basisbegrippen in de theorie van taal en betekenis die in eerdere items in deze blog zijn besproken. Een daarvan is die van de betekenaar (woord, beeld, teken) en wat erdoor wordt betekend. Een ander is dat de betekenis van een woord of uitdrukking uit twee delen bestaat: referentie (betekenis van woorden) en betekenis. De referent van het woord ‘stoel’ is de verzameling van alle stoelen, en de betekenis ervan is hoe een object als stoel wordt herkend. Voor een propositie is referentie de waarheid of onwaarheid ervan, en de betekenis is de argumentatie ervoor. Proposities zonder argumenten zijn zinloos.

Ik interpreteer Baudrillard nu alsof we in de huidige cultuur ons richten op de signifiant, het woord, en het zicht zijn verloren op wat het zou moeten betekenen, waarnaar het zou moeten verwijzen. Onze beelden en verbale constructies, nog steeds op de een of andere manier geïnspireerd door de realiteit, raken los van waar ze over gaan. De signifiant steelt de show en duwt het betekende van het toneel. Wat telt is niet langer zozeer wat er wordt gezegd, maar hoe men het zegt. Niet wat waar is, maar wat interessant of opwindend is. Geen argumenten, maar meningen. Dit, erkent Baudrilllard, gaat terug op Marshall McLuhans slogan dat het medium de boodschap is.

Dus wat is er nieuw? De signifiant/het woord heeft altijd losgestaan van het betekende/de referent: het is nooit een ware, complete representatie van het betekende. Zoals we sinds de filosoof Kant erkennen, kunnen we nooit weten en de realiteit representeren zoals die op zichzelf is. Zoals we sinds de filosoof Wittgenstein erkennen, zijn woorden geen ware representatie van onderliggende gedachten. In sommige religies zijn afbeeldingen van God verboden, want als ze God echt representeren, is God niet langer transcendent en als ze hem niet getrouw representeren, misleiden ze ons.

Baudrillard beweerde dat onder invloed van de huidige informatie- en communicatietechnologie de realiteit wordt vervangen door hyperrealiteit. Dat simuleert de realiteit en biedt een geïdealiseerde, opwindendere, extatische realiteit, een leugen die beter is dan de waarheid.

Nogmaals, wat is er nieuw? Kunst, literatuur, theater en muziek hebben altijd opzettelijk de realiteit geïdealiseerd, gereduceerd, gedistilleerd en getransformeerd zoals wij die waarnemen. Het doel ervan is inderdaad, en is altijd geweest, om een hyperrealiteit te bieden, door mogelijke of gestileerde werelden te verkennen. Dit dient als een mentale verkenning die intellectuele en morele verbeelding, ideeënvorming en betekenisverschuivingen stimuleert. Zoals besproken in items 5 en 92 helpt het om de gevolgen van mogelijke acties te simuleren en om moraliteit te verkennen.

Het lijkt er echter op dat we verder in de hyperrealiteit zijn beland. Een voorbeeld van hyperrealiteit, gegeven door Rick Roderick, is de ‘Zwitserse tuin’, waar je Zwitserse koekoeksklokken, berggezichten, kostuums en eten vindt, allemaal handig bij elkaar gebracht, om te bezoeken zonder de moeite te nemen om daadwerkelijk naar Zwitserland te reizen. Een ander voorbeeld was de haai uit de film ‘Jaws’, verleidelijker en interessanter dan welke echte haai dan ook. Bovendien besta je niet tenzij je op tv bent, dus mensen hypen zich om daar te komen, reduceren overwogen meningen tot een slogan, en veranderen karakter in karikaturen.

Wat is er, als er al iets mis is met dit alles? Wanneer we het tasten naar de realiteit opgeven, geven we argumenten en feiten over aan emoties en meningen. Feiten, hoe onvolmaakt ze ook zijn, helpen ons om ons aan de realiteit te binden. Wanneer we feiten negeren, verdwijnt de realiteit inderdaad. Naast de realiteit gaat ook de identiteit verloren, beweert Baudrillard.

* - Consumer society, wordcloud:



--

2024/09/in-gesprek-met-markus-gabriel

-- foto: https://www.groene.nl/artikel/aan-en-uitkleden

Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Het grootste bordeel van Europa

Homerus (Illias) versus Vergilius (Aeneis)