Dirigenten van "onze tijd"

 Uit een boek van 1956 vond ik deze nu nog bekende dirigenten waaronder een Nederlandse dirigent waarvan je het niet zou verwachten want die heeft een behoorlijke carrière-switch gemaakt . Niet uit de muziek overigens, maar qua stijl.

Stijl is belangrijk en vormt een basiskenmerk bij dit beroep.

De eerste en ook tevens een dirigent die nu nog bekendheid heeft, is (was) Otto Klemperer. Hij werd op 14 mei 1885 in Breslau geboren als zoon van een koopman. Zijn eerste aanraking was met de piano en hij kreeg les van zijn moeder en die gaf de artistieke genen dus door. Korte tijd daarna begon hij viool en muziektheorie te studeren. op zestienjarige leeftijd trad hij toe tot het conservatorium (Frankfurt) waar hij o.a. van de Nederlandse pianist James Kwast les kreeg, en toen nog volledig op piano gericht was. Kwast ging naar Berlijn en Otto volgde hem, een nieuwe wijziging (wederom ingegeven door kwast) bracht hem bij het Stern-conservatorium en daar studeerde hij ook compositie (Hans Pfitzner). OP zijn twintigste verlegde hij zijn terrein naar het dirigeren [compositie is duidelijk toch iets anders, waar niet iedere musicus voor kiest, ook moeilijker om daar een inkomen mee te verdienen? Als ook qua concurrentie met oudere musici.. Dit is een thema dat niet in het boek aangesneden wordt.]

Zijn eerste "waagstuk" is Offenbachs Orpheus en in 1913 volgt Wagners Parsifal. IN 1917 leidt hij de Keulse (Kroll) opera en ontmoet daar zijn toekomstige vrouw, Johanna Geissel [soort zoekt soort]. in 1932 ontvangt hij de Goethe medaille maar dan stopt zijn carrière daar ook in Duitsland ("zoals voor zovelen") en hij emigreert naar de VS [ook dit is een ander thema, hoe de VS zijn top-professionals importeert in die tijd, en daarmee groot wordt...]. Na gezondheidsproblemen, een hersenverlamming wordt het moeilijk, maar zijn volharding en wilskracht [zo dacht men toen nog, in die termen: wilskracht] blijft hij doorzetten. Zijn muzikale loopbaan is [terugkijkend] er een van een regelrechte lijn. Gedurende WOii is het  geestelijk en lichamelijk lijden en gelouterd "als een profeet der kunst" verschijnt hij voor ons. hij wordt het middelpunt der bewondering maar "haat en nijd en kleinzielige bestrijding," vat hem ook ten deel (bijzondere passage). De technische beheersing staat bij hem als conditio sine qua non niet ter discussie en zijn muzikale vertolking is zo vanzelfsprekend dat het moeilijk een stempel op zijn werk te leggen is. De muziek klinkt gewoon [natuurlijk?] zonder dat duidelijk wordt hoe moeilijk dat voor elkaar te krijgen is. Hij overwint de materie en er ontstaat en ongestoord en bezielde muziek, en het lijkt alsof de muziek hem maakt. Andersom dus. De-maat-slaan komt  natuurlijk en de muziek ademt de enig mogelijke interpretatie uit. In plaats van een vertolker of vertaler ziet de auteur hem als medium. Iedere dirigent wordt ontvangen door een publiek en afhankelijk van de uitvoerder trilt de snaar der muzikale ontvankelijkheid mee, afhankelijk van de persoonlijkheid van de dirigent in overeenstemming met die van de uitvoerder of de luisteraar. Maar bij Klemperer ontvangt het orkest geen innerlijke  tegenspraak van de aanwijzingen van de dirigent. Uniek voor Klemperer is zijn bijzondere gevoel voor tempi. En door zijn (latere) ziekte gebruikt hij geen stok.

In een gesprek zegt deze tegen de auteur dat techniek ondergeschikt is. Daar moet je niet meer op letten bij de voorstelling en deze gaat onbewust. Hij probeert zich voor te stellen hoe de componist het gevoeld zou hebben. Hij doorleeft de muziek en doorstraalt zijn wezen, en de orkestleden voelen zijn intenties. Over tempi zegt hij dat je dat aanvoelt, maar toch concludeert Metzx dat over de kunst van het dirigeren niet zoveel te zeggen valt... Hij sluit dit profiel af met ene quote van Robert Schuman: slechts dan, wanneer de techniek de hogere doelen dient, heeft zij waarde."

Ook bij Serge koussevitzky was zijn vader een beroepsmusicus en Serge kreeg ene viool in zijn handen toen hij zo groot was om deze vast te houden. Hij liep van huis weg en kregen bij het Moskow's conservatorium enkel de mogelijkheid om blaasinstrumenten te studeren, maar op de hoorn - die hij koos - speelde hij virtuoos, maar vond het instrument niet bevredigend en trok naar Berlijn en kwam te studeren tot dirigent...

Leopold Stokowsky  stond voortdurend in de publieke belangstelling, maar ondanks zijn reclame-affiniteit was hij een grootst musicus. Hij werd geboren als Engelsman, emigreerde naar de VS en zijn vader was Pool...

Pierre Monteux werd verbonden met het Nederlandse muziekleven. Begon met de viool en later altviool die een wat donkere kleur had ("bedoeld wordt de toonkleur"). Hij begint een dirigenten-loopbaan in 1912 en hij bleef actief tot over zijn tachtigste jaar. Hij blijft altijd staan gedurende de repetities en hij dirigeert zijn bekende repertoire "par coeur." Hij had geen voorkeur voor symfonieën of operas, de en opera ligt het zwaartepunt van het werk anders, omdat er ook solisten zijn.

Ook Toscanini was een begaafd musicus. Hij was zoon van een kleermaker en begint op negenjarige leeftijd het conservatorium en had een voorliefde voor opera. hij kreeg op twintigjarige leeftijd door een conflict van een andere dirigent met de leiding over en opera dat hij leidt zonder moeite en uit het hoofd. Zelf kwam hij ook altijd in conflict met de directies of orkestleden en dirigeert ook in Bayreuth op het Wagner-festival.

Van Bruno Walter is de uitspraak: "Ich hasse die Schuechternheit in der Kunst, Ich liebe sie im Leben." Zijn vader was een hardwerkende man en zijn moeder een muzikale vrouw die haar aspiraties op haar kinderen projecteerde. Hij verliep een normale opleiding, maar werd op relatief latere leeftijd opgemerkt een opgenomen door het conservatorium, en zijn ouders waren tegen een wonderkind-opleiding en wilde de jongen normaal en breed opleiden. Von Buelow was zijn grote inspiratiebron en gaf hem de stap in de richting van dirigent.

[Dan de voor onze en latere generaties echt bekend,] Herbert von Karajan, in die tijd (1956 dus) De Huidige dirigent van het Berliner Philharmoniker, en behoort dan tot de jonge dirigenten. Ook hier was er sprake van een wonderkind, waar de ouders hem rustig het Gymnasium en het Mozarteum lieten doorlopen.. Op zijn achttiende besloot hij dirigent te worden [het wordt steeds niet duidelijk wat daar nu het echte motief van was]. Men oordeelt zeer verschillend over zijn prestaties. Door zijn intelligentie beheerst hij volledig de techniek, hij is een detaillist en ook hij dirigeert uit het hoofd. Hij wil niets aan het toeval overlaten ieder detail wordt gestudeerd zodat niets aan het toeval vervalt. Improvisatie komt bij hem niet voor.

Dan - De Maestro (zelf) - Leonard Bernstein. is een van de jonge Amerikaanse dirigenten met een wieg op ook Amerikaanse bodem. Studeert op Harvard compositie en Piano,e n gaat naar filadelfia om zijn studie (o.a. orkestratie) te voltooien. Hij krijgt zijn grote inspring-kans [zie film] wanneer Bruno Walter verstek laat gaan... Hij behoort tot de jonge Amerikaanse musici van wie men nog veel verwacht. [is ook componist van de WestSide Story en wordt duidelijk hoe hij de gedeelde focus van productiviteit tussen dirigent en componist vorm geeft...?]

Na Anton Verhey die twee paragrafen toegeschreven krijgt, zie ik opeens de naam: André Rieu, hij si dirigent van het Limburgse symfonie orkest en is geboren in Haarlem (1917), studeert piano,  en komt te werken onder Willem van Otterloo aan het Amsterdamse conservatorium.

Willem van Otterloo (27 dec 1907), is dan de volgende dirigent. Op dat moment leider van het residentieorkest. Hij woont in het oosten (Winterswijk) en al vroeg op achtjarige leeftijd begonnen met muziek, begonnen met de piano, maar met een liefde voor de violoncelo, maar ondanks de goede invloed van zijn leraar (Werner), wilde zijn ouders dat hij medicijnen ging studeren in Utrecht. Mar de roep der muze was te sterk en hij trok twee jaar later naar het conservatorium in Amsterdam. Daar kon hij ook het  concertgebouworkest bijwonen en leren van de musici. In 1934 werd hij tot tweede dirigent van het Utrechtse Stedelijk orkest benoemd. Nadat de eerste dirigent daar verwerkt vult hij deze positie in. Bij het Concertgebouw moest hij ook een keer invallen en toen was men zo onder de indruk van zijn prestatie dat de oorspronkelijk uitvaller (Schuurman) zelf later opzegde. Ook als componist heeft van Otterloo zijn sporen verdiend. Toen Philips Fonografische instituut aan van Otterloo gevraagd had om grammofoonplaten op te nemen, werd zijn bekendheid (en dat van het residentieorkest) nog groter. Als hobby heeft hij "een elektrische trein," op zolder heeft hij een hele uitstalling waardoor hij tot rust kan komen, zo schrijft de auteur...

Over Wilhelm Furtwaengler, is ook een film gemaakt:

  • Na de Tweede Wereldoorlog en tijdens het de-nazifixatieproces van Duitsland door de geallieerden wordt Dr. Wilhelm Furtwangler, de briljante dirigent van de Berliner Philharmoniker, ondervraagd door een starre Amerikaanse majoor (Taking Sides).

Hij werd geboren in Berlijn en heeft het muziekleven van Berlijn en Wenen bepaald voor lange tijd. Zijn vader was een bekend archeoloog. op achtjarige leeftijd begon hij piano te spelen en later de viool. Zijn vader wilde hem breed scholen en daar heeft hij een wat filosofische instelling aan over gehouden. Daarna begon hij met componeren, maar toen hij verslingerd raakte aan het dirigeren stopte het componeren. Furtwangler is prototype van de moderne dirigent, war voeger de dirigent vast zat aan een stad (Bulow in Meiningen, Liszt in Weimar,  von Weber in Wenen en London, etc)  zijn "de huidige dirigenten niet meer tevreden met een levenslange verbintenis aan een stad." Toch bleef hij moeite houden om te kiezen voor Berlijn om niet Wenen weg te zetten. In gespraeche uber musik," schreef hij zijn ideeen op, iets wat meer moderne dirigenten gingen doen...

Eduard van Beinum (als laatste dirigent, en dirigent van het orkest waar de auteur musiceert) is de opvolger van Willem Mengelberg (weggelaten uit dit overzicht) die - zoals ieder mens een stempel drukt op zijn gezin  "een stempel heeft gedrukt op het concertgebouw-gezin." Van Beinum heeft  geprobeerd dat stempel intact te houden, maar toch iets eigens toe te voegen aan- die erfenis van -  het Concertgebouworkest. Ook al verschillen beide dirigenten hemelsbreed van elkaar. 

[Onder de klanken van Tsjaikovski’s Vijfde Symfonie rijpte destijds een jongensdroom: dirigeren, een beroep of roeping waarvoor destijds geen vakopleiding bestond.334 Eenmaal zelf dirigent bewoog Van Beinum zich in tegenstelling tot zijn voorganger als musicus tussen zijn orkestmusici. Zoals een violist het verwoordde: ‘Je speelde onder Mengelberg, maar met Van Beinum.’ - Competentiestrijd in de Muziektempel. Een zakelijke geschiedenis van het Concertgebouworkest Koopman, B.C.]

Van Beinum komt uit een echte muziekfamilie die drie generatie oud is. maar waar de muze dus automatisch werd opgezocht werd hij ook slachtoffer van die erfenis. Op zeer jonge leeftijd gaf hij blijk dat hij talent had, maar was geen wonderkind die al snel het podium opzocht. Zijn opleiding ging normaal, studeerde viool (met onder andere les van zijn broer) en later altviool.

"Van Beinum eerste dirigent AMSTERDAM, 10 januari - Daags na een indrukwekkend concert ter nagedachtenis aan de onlangs overleden Franse meesters Albert Roussel en Maurice Ravel, is Eduard van Beinum tot eerste dirigent van het Concertgebouworkest benoemd, naast Willem Mengelberg. Hiermee is in zekere zin een einde gekomen aan het schier eindeloze touwtrekken rond deze meest opvallende onder de jonge dirigenten. Zowel het Residentie Orkest, waar Peter van Anrooy reeds in juni 1935 zijn ontslag had aangeboden, als het Utrechts Stedelijk Orchest, dat in feite al sinds het plotselinge overlijden van Evert Cornelis in 1931 zonder werkelijke leider zit, trok aan het kortste eind. Na Evert Cornelis en Henri van Goudoever zou ten slotte in Utrecht Carl Schuricht worden aangesteld en in Den Haag zou men de keuze uiteindelijk op de opvolger van Van Beinum in Haarlem, Schuurman, laten " (1938, dbnl)

Van Beinum zei bij een uitvoering van een orkest , moeder, ik denk dat ik hier later de leiding over ga krijgen," of woorden van die strekking, maar in ieder geval met grote zelfverzekerdheid. Over perfectie zegt hij in het interview met de auteur: ik luisterde ooit naar ene perfect uitgevoerd muziekstuk dat ik een half uur de tijd nodig had om me af te vragen "hoe weinig muziek ik had gehoord." Werkkracht en energie," zei hij later op "moeten in dienst staan van de muze..."

...
Eduard van Beinum (Arnhem, 03.09.1900 - Amsterdam, 13.04.1959) was in his time one of the best conductors in the Netherlands. With his non-dictatorial attitude, he was able to create a great involvement with his musicians, which led to very natural, flowing, pure interpretations, without excesses, exaggerations or other effects. The music, not the ego, came first.

1927-1931: conductor of the Haarlem Orchestral Society
1931-1938: second conductor of the Concertgebouw Orchestra (alongside Willem Mengelberg)
1935-1940: conductor of R.K. Oratoriumvereniging Haarlem
1938-1945: second principal conductor of the Concertgebouw Orchestra
1945-1959: first conductor of the Concertgebouw Orchestra
1949-1952: First conductor of the London Philharmonic Orchestra
1952: Tour of the United States with the Concertgebouw Orchestra
1956-1959: First conductor Los Angeles Philharmonic Orchestra
He introduced Bruckner's symphonies to the Netherlands, thereby establishing a Bruckner tradition for the Concertgebouw Orchestra alongside that of Mahler. Van Beinum was awarded honorary doctorates by Rutgers University in New Jersey and by the Municipal University of Amsterdam. Eduard Van Beinum died of a cardiac arrest on 13 April 1959, during a rehearsal with the Concertgebouw Orchestra.
Eduard van Beinum married Sepha Jansen, a violinist, in 1927. They had two sons.
Bart van Beinum (1929), violinist, wrote a beautiful book: Eduard van Beinum: over zijn leven en werk (Toth, 2000).
Truus de Leur wrote a biography: Eduard van Beinum, Musicus tussen musici (Toth, 2004). Eduard van Beinum recorded Finlandia twice: the second time for Philips in 1957.

--

Zoekend op internet is er nog veel te vinden, zoals deze wijziging bij het Concertgebouw:

"De nieuwe tweede dirigent van het Concertgebouworkest. 3 september 1938 (DGA)
Men zou geneigd zijn te denken dat de benoeming van Johannes den Hertog tot tweede dirigent van het Concertgebouworkest het eerste teken kon zijn van een koerswijziging. Ware dit zo, dan zouden wij het slechts kunnen toejuichen. Want Den Hertog moge als concertdirigent zijn reputatie nog te maken hebben, als kenner en beheerser van de operaliteratuur beschikt hij over een autoriteit die zeldzaam is in dit land. Zijn werk, in Bayreuth en voor de Wagnervereeniging, wettigt de verwachting dat men aan het Concertgebouw thans begint een - ietwat verlate - belangstelling aan de dag te leggen voor de muziek welke niet uitsluitend voor de concertzaal geschreven is." (Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)(2011)–Willem Pijper, dbnl.org)

Den Hertog kwam niet in het boek voor...


 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Economie - Teveel wiskunde, te weinig geschiedenis?

Begraven of cremeren?