Biografie HBC... in het nieuws
Onlangs verscheen de biografie van Hugo Brandt Corstius (HBC), met een schets van een wraakzuchtige gelijkhebber? Maar was hij ook een gelijkkrijger? Heeft HBC gelijk gekregen met zijn wereldbeeld, of is hij een achterhaald fenomeen dat goed bij de tijdgeest paste, maar meer ook niet? **
Een review van de biografie als een mooi kerstverhaal? Had HBC iets met kerst, overigens? Ik lees het nergens. Waarschijnlijk niet.
EEN. Een recensie op Trouw
Veelzijdig portret van de wraakzuchtige gelijkhebber Hugo Brandt Corstius. Bewonderaar Elsbeth Etty schrijft een genuanceerde biografie over de beroepsprovocateur, Vrij Nederland-columnist en schrijver Hugo Brandt Corstius.
Een halve eeuw geleden was veelschrijver (en in sommige ogen ook vuilschrijver) Hugo Brandt Corstius (1935-2014) een spraakmakende columnist. In die rol, door hem opgesplitst en verdeeld over tientallen alter ego’s met namen als Piet Grijs, Stoker, Battus, Maaike Helder en zo meer, schopte hij verwoed tegen heilige huisjes en gevoelige schenen aan. Als hij ook maar even de reuk opsnoof van machtswellust en machtsmisbruik, discriminatie en racisme, politiek onbenul of valse pretenties, dan posteerde hij zich achter de schrijfmachine en ratelde een salvo af.
Brandt Corstius werd gevreesd om zijn provocaties en de door hem ontketende relletjes, maar stond ook bekend als een hardnekkige, manipulatieve en niet zelden ook uiterst wraakzuchtige gelijkhebber. Had hij zich eenmaal in iets of iemand vastgebeten, dan slingerde hij zijn prooi langdurig in het rond.
Ex-vriendin Renate Rubinstein, kind van een vader die omkwam in Auschwitz, werd week in week uit beticht van ‘neo-antisemitische schunnigheid’. Onno Ruding, onder Lubbers minister van Financiën, kreeg te horen dat hij vanwege zijn houding tegenover uitkeringstrekkers een eigentijdse verschijning van de beruchte jodenvervolger Adolf Eichmann was. Ook hoogleraar Wouter Buikhuisen, die onderzoek wilde gaan doen naar mogelijk biologische oorzaken van crimineel gedrag, werd als nazi gebrandmerkt.
Vergetelheid - HBC’s ooit geduchte reputatie is inmiddels flink verkruimeld. Met de kwesties en personen waarover hij zich druk maakte is ook hij zelf, samen met het overgrote deel van zijn oeuvre, in de vergetelheid geraakt. Alleen wie jong was in de jaren zestig/zeventig en niet alleen het hart maar ook de politieke gezindheid links had zitten, herinnert zich hem nog. Vaak was hij amusant, soms was je het met hem eens, soms ergerde hij je. Was hij actief in de media, dan moest je uitkijken dat hij je niet onverhoeds een mes in je rug stak. Wanneer je hem daarna toevallig tegenkwam, deed hij poeslief, alsof er nooit iets was voorgevallen.
Maar nu is er een biografie, geschreven door voormalig NRC-journalist Elsbeth Etty. In haar voorwoord maakt ze er geen geheim van dat ze zich met Brandt Corstius nauw verwant voelt. Net als hij is ze columnist en literair criticus. Net als hij koestert ze een immense bewondering voor Multatuli, de auteur die anno 1860 even welsprekend als woedend opkwam voor de door ons uitgebuite Javanen. Niet voor niets heeft Etty een van haar twee motto’s (‘Misschien is niets geheel waar, en zelfs dat niet’) ontleend aan Multatuli’s Ideeën, de immense verzameling notities, aforismen en romanaanzetten die Brandt Corstius meer dan eens typeerde als prototype van de column.
Etty had trouwens evengoed melding kunnen maken van een zekere gelijkenis tussen Brandt Corstius en zijn aartsvijand Theo van Gogh. Allebei keken ze misprijzend terug op een gelukkige jeugd, allebei vonden ze dat je bij een column de feiten vrijelijk naar je hand mocht zetten omwille van het effect. Net als Van Gogh ging het Brandt Corstius er niet alleen om zijn publiek een geweten te schoppen, hij zat ook verlegen om aandacht. Hoewel Etty voorbijgaat aan die behoefte, kan het wel degelijk een drijfveer zijn geweest om minstens vier columns per week te produceren, colleges en lezingen te geven en eens in de zeven dagen aan te schuiven bij een actualiteitenprogramma.
Reputatie van lastig rotjoch. Als kind liet de latere plaaggeest zich al flink gelden, zo worden we gewaar in de allereerste zinnen van de biografie. De toon wordt meteen gezet met een bekentenis die Brandt Corstius’ deed in een uit 2003 daterende column. Daarin schreef hij dat sarren en zuigen hem in het bloed zat. ‘Toen mijn moeder begon te persen, begon ik te pesten. Omdat mijn vader leraar was, ging ik leraren treiteren.’
Etty laat zien dat haar held al vroeg de reputatie van lastig rotjoch genoot. Het deerde hem niet in het minst. Zonder dat duidelijk is of een psycholoog hem ooit als zodanig heeft gediagnosticeerd, beweerde hij naderhand behept te zijn met het syndroom van Asperger. Hij achtte zich daarom niet in staat tot enige empathie. Hij vond medegevoel en medeleven zelfs iets onnatuurlijks. ‘De mens is mens omdat hij anders dan worm en dromedaris weet dat hij een uniek individu is, niet op aarde gezet om zich te verdiepen in soortgenoten.’
In overeenstemming met de conventies van het biografische genre baseert Etty zich in dit chronologisch geordende relaas niet alleen op brieven, documenten en het gepubliceerde oeuvre, maar ook op getuigenissen van familie, vrienden en vriendinnen en collega’s. Die oordelen niet allemaal even gunstig. Hans van den Bergh, de levenslange vriend met wie Brandt Corstius in hun gezamenlijke studententijd een homoseksuele relatie onderhield, zonder dat die het verkeer met het andere geslacht in de weg stond, noemde hem ‘een halve psychopaat’. Bewonderaar Martin van Amerongen was er van overtuigd dat zijn VN-collega zou hebben gepleit voor de plaatsing van kruisraketten op Nederlandse bodem als Renate Rubinstein daartegen was geweest.
Papa had betere dingen te doen - Ook Brandt Corstius’ drie kinderen, de inmiddels prominente journalisten Aaf en Jelle, en de in Amerika werkzame Merel, laten zich in gemengde bewoordingen over hun vader uit. Na het overlijden van zijn eerste echtgenote liet hij de zorg voor zijn verweesde gezin meestal over aan haar zuster of aan een van zijn talloze minnaressen, mocht die voor korte of langere tijd bij hem ingetrokken zijn. Wanneer er geen invalmoeder beschikbaar was, moest het nageslacht zelf maar zien hoe het zich wist te redden. Papa had betere dingen te doen. De werkzaamheden als universitair docent in Amsterdam en bijzonder hoogleraar in Rotterdam beperkte hij tot het uiterste. Hij voldeed aan zijn onderwijstaak, maar aan vergaderen en overleggen deed hij niet. Wie hem beschuldigde van luiheid en gemakzucht kreeg te verstaan dat hij in één uur meer werk verzette dan anderen in een hele week.
Etty maakt veel ruimte voor Brandt Corstius’ politieke stellingname ten tijde van de Koude Oorlog. Zijn tirades aan het adres van ‘communistenvreters’ die waarschuwden voor de expansiedrift van de Sovjet-Unie, zoals die zich bijvoorbeeld manifesteerde ten tijde van de bloedig onderdrukte Hongaarse opstand, kunnen nog altijd rekenen op haar applaus. Ook het anti-papisme van de man die ze consequent Hugo noemt, als was hij een intimus, is zeer naar haar smaak. Wanneer ze ook maar even een mogelijkheid ziet om bij wijze van depreciërende kwalificatie de woorden ‘katholiek’ of ‘rooms’ te laten vallen, grijpt ze die kans gretig aan.
Behalve columnist was Brandt Corstius zijn leven lang actief als taalgeleerde. Hij pionierde in de computerlinguïstiek toen die discipline nog in de kinderschoenen stond. Het mondde uit in een baanbrekend proefschrift én in het virtuoze gegoochel met woorden dat zijn bekroning kreeg met Opperlandse taal- en letterkunde (1981), een boek waarin hij het standaard-Nederlands met vakantie liet gaan. Het was een bijvangst met de status van de volle buit. Van dat vrolijke spelletjesboek voor lange winteravonden en verregende zomervakanties gingen tienduizenden exemplaren over de toonbank.
Onthullend en onthutsend - Ik heb nog nooit gelogen is, bij het driekwart aan bewondering en het ene kwart aan gematigde kritiek, toch vooral een onthullende en geregeld ook een onthutsende biografie. Hoewel Etty er rond voor uitkomt dat ze een enorme fan van Brandt Corstius is, gaat ze er toch niet voor opzij om ook zijn minder fraaie kanten te belichten. Het beeld dat zo ontstaat is veelzijdig en genuanceerd. Maar het had wat korter gekund. Want ondanks de voortdurend wisselende pseudoniemen waaronder Brandt Corstius schreef klonken al die door hem georkestreerde stemmen onveranderlijk als een eenstemmig koor.
Tijdens zijn laatste levensjaren moest Brandt Corstius meemaken dat zijn ster daalde en zijn kopij steeds minder aftrek vond. Hij begon te lijden aan dementie en raakte los van de taal, het element waarin hij zich altijd met zoveel plezier en overgave had bewogen. Nadat hij eerder de weg was kwijtgeraakt toen Renate Rubinstein hem de bons gaf, en hij diep in de rouw was toen de moeder van zijn kinderen overleed, werd hij ten slotte geraakt in zijn schrijverschap, de kern van zijn bestaan. Daarom is het extra tragisch dat juist dat schrijverschap in de mist van het verleden is zoekgeraakt.
(bron: Jaap Goedegebuure 14 november 2024, https://www.trouw.nl/boeken/veelzijdig-portret-van-de-wraakzuchtige-gelijkhebber-hugo-brandt-corstius~bdf9a3cbd/)
TWEE. (Busato)
‘Wie schrijft schaamt zich niet.’
Zo omschreef in 1977 Hugo Brandt Corstius als columnist Piet Grijs zijn credo. Over deze wiskundige en taalwetenschapper, die zich van tientallen pseudoniemen bediende en voor vrijwel alle media in Nederland heeft geschreven...
De in 2020 overleden taalkundige Liesbeth Koenen, een voormalige student van Brandt Corstius, was daar eerder aan begonnen. Toen uitgeverij Querido in 2021 Etty benaderde die biografie te schrijven, stemde zij niet onmiddellijk in. Haar grote liefde Gijs Schreuders was kort geleden gestorven. Bovendien had ze geen zin het boek van Koenen te voltooien, het moest wel háár boek worden. Ze kreeg de beschikking over het omvangrijke digitale archief van Koenen. Daarvan heeft ze ‘dankbaar gebruikgemaakt in het besef dat Koenens inspanningen mij jaren werk hebben bespaard’, eert Etty haar voorgangster in haar voorwoord.
Pseudoniemomanie - Waarschijnlijk had Koenen in haar versie meer nadruk gelegd op linguïstiek, vermoedt Etty. Zelf wilde ze vanuit haar achtergrond als ‘columnist’ en ‘literair criticus’ zich vooral focussen op de publicist en polemist Brandt Corstius. Waarbij direct zij opgemerkt dat ze beslist genoeg aandacht besteedt aan de woordkunstenaar Brandt Corstius, die als Battus (Grieks voor stotteraar, wat hij was) met Opperlandse taal & letterkunde een uiterst spitsvondige en veel geprezen bestseller schreef. Ook ruimt Etty als ‘Multatuli-adept’ veel plek in voor het mislukte plan van Brandt Corstius om een biografie van zijn held Multatuli te schrijven.
Etty’s insteek is zeer goed voorstelbaar. Er is veel gespeculeerd waarom Brandt Corstius zoveel verschillende pseudoniemen hanteerde. Zijn verklaring dat elk pseudoniem een kant van zijn persoonlijkheid vertegenwoordigde, voldoet volgens Etty niet. ‘Daarvoor lijken zijn alter ego’s te zeer op elkaar en komen hun artikelen zowel inhoudelijk als stilistisch te sterk overeen.’ Zijn in de woorden van Etty ‘pseudoniemomanie’ is eerder terug te voeren op zijn productiviteit. ‘Door steeds een andere pet op te zetten veroverde hij de gigantische ruimte in de media die voor een scribent met maar één naam ondenkbaar was.’
Veelnaam - Zo schreef hij meer dan veertig jaar columns voor het – toen nog – weekblad Vrij Nederland. Jarenlang ging hij daarin als Piet Grijs keihard tekeer tegen Renate Rubinstein alias Tamar, een andere beroemde columniste van Vrij Nederland, die hij onder meer antisemitisme verweet.
Hun columnistenruzie is met de kennis van nu des te opmerkelijker omdat, zoals Etty toelicht, Brandt Corstius al in maart 1957 smoorverliefd op haar raakte. Pas op zijn 27e begon hij haar actief het hof te maken, hij fantaseerde zelfs over trouwen. Rubinstein, die hem Veelnaam noemde, wilde het na een kortstondige vrijage bij vriendschap laten. Brandt Corstius raakte daarvan volledig van de kaart, met onder meer depressies, zelfmoordaankondigingen en stalking tot gevolg.
Tot aan haar dood zou Rubinstein volhouden dat de haat jegens haar in zijn columns voortkwam doordat zij hem de bons had gegeven – wat hij als afgewezen minnaar stelselmatig bleef ontkennen. Bij Vrij Nederland zou Carel Peeters, chef van de Boekenbijlage, zijn volgende slachtoffer worden.
Op de man - Sowieso speelde Brandt Corstius nogal op de man. Zo moest psychiater Andries van Dantzig, die Rubinstein hem nota bene had geadviseerd, het ontgelden. Vanwege een onbetaalde rekening had die het gedurfd tijdens een vakantie beslag te laten leggen op de inboedel van zijn flat. Sindsdien figureerde de psychiater in diverse publicaties consequent als ‘Van Poolse Havenstad’.
Ook de Leidse hoogleraar en criminoloog Wouter Buikhuisen kreeg het in een serie van vijftien columns zwaar te verduren omdat hij van plan was onderzoek te doen naar biologische oorzaken van crimineel gedrag – iets dat Brandt Corstius fascistisch vond. Tot op de dag van vandaag wordt hem – terecht, als je het mij vraagt – karaktermoord verweten en dat hij Buikhuisen weggepest heeft van de universiteit.
Destijds was zeker wat aan te merken op het arbeidsethos van Buikhuisen, die in de jaren zestig in zijn proefschrift het woord provo had gemunt, een groepering die op veel sympathie kon rekenen van Brandt Corstius. Maar ook zijn eigen academische werkhouding was weinig voorbeeldig, leert de biografie van Etty. Brandt Corstius was buitengewoon hoogleraar aan de Erasmus Universiteit en daar waren de nodige klachten over hoe hij zijn leerstoel invulde. Als wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit van Amsterdam onttrok hij zich vrijwel volledig aan bestuurlijke en organisatorische taken. Zijn wetenschappelijke productie was na zijn dissertatie en wat overzichtswerken in de jaren zeventig zo goed als opgedroogd.
Halve erectie - Die droogte gold bepaald niet voor zijn productie als columnist en essayist. Zijn grote werklust belette hem evenmin om er jarenlang ook een opvallend grote schare minnaressen op na te houden.
Tijdens zijn studententijd hield hij een soort eigen banga-lijstjes bij onder de noemer ‘Het eerste dozijn en de andere meubelstukken’. Daarop figureerden onder anderen de namen Leonie, Marian, Juliette en Lina. ‘De letters A, Z, S en N bij hun namen,’ noteert Etty, ‘betekenen waarschijnlijk Aanraken, Zoenen, Strelen, Neuken.’
Over zijn verrichtingen als minnaar zijn de meningen verdeeld, aldus zijn biograaf. Sowieso hield Brandt Corstius er nogal Clintoniaanse opvattingen op na: ‘Seks is pas seks als je “erin” bent. Alle stadia ervoor hebben niks met seks te maken. (…) Seks is neuken en neuken is liefde.’
Zijn eigen al dan niet verzonnen maar zeer geestige verklaring voor zijn promiscuïteit was zijn ‘afwijking’ dat hij permanent een halve erectie had. ‘Dat heeft niets met potentie te maken, maar is het gevolg van een verwijd bloedvat of een rudimentair penisbotje, of een verkeerd gesoldeerd hersenchipje.’ Een man zonder die afwijking zou als hij ‘op straat langs een hoerig type loopt’, halfvol schieten en gewoon kunnen doorlopen. ‘Maar wij ongelukkigen schieten bij die gelegenheid geheel vol en moeten met kleine stapjes verder.’
Gek en geniaal - Psychologiseren is bij het lezen van een biografie altijd verleidelijk, ook al leer je iemand slechts op papier “kennen”. Etty haalt genoeg typeringen aan van mensen die hem wel goed hebben gekend en waarin ongetwijfeld een kern van waarheid zit.
Zo verziekte Brandt Corstius volgens zijn zus Liesbeth al vroeg de sfeer thuis door voortdurend hun moeder te treiteren. Zijn dispuutgenoot bij het corps en levenslange vriend Hans van den Bergh, met wie hij langdurig een heimelijke homoseksuele relatie onderhield zoals Etty onthult, noemde hem onder meer een ‘halve psychopaat’ en verweet hem een ‘gemis aan warme menselijkheid en ‘ziekelijk egocentrisme’. Journalist Martin van Amerongen typeerde hem als ‘beroepshater’, ‘briljant’ en ‘volstrekt gewetenloos’. En zijn zoon Jelle omschrijft zijn vader als ‘gek én geniaal’, als iemand die weinig belangstelling toonde voor de verrichtingen van zijn kinderen. ‘Mijn vader heeft nooit iets gezegd over wat ik heb gemaakt. En ik heb er ook niet naar gevraagd, want dan had ik het risico gelopen dat hij had gezegd: ik heb het niet gelezen of gezien.’
Zo’n bekentenis is extra pijnlijk om te lezen, te meer daar Aaf, Merel en Jelle al op jonge leeftijd hun moeder aan kanker verloren, waardoor hun vader er plots alleen voor stond. Als lezer ontkom je onmogelijk aan het oordeel dat Brandt Corstius een weinig warme vader is geweest. Zelf noemde hij zich ‘een asperge’ – naar het syndroom van Asperger waarvan een van de voornaamste kenmerken een gebrek aan inlevingsvermogen in anderen is. Als ‘asperge-vader’ behoorde tot ‘zijn principes’ dat kinderen op hun achttiende het nest moesten verlaten. ‘Na hun eindexamen mochten ze een jaar in Amerika studeren,’ schrijft Etty, ‘maar bij terugkomst waren ze niet meer welkom in hun ouderlijke huis.’ Ook niet als de nood aan de man was.
Brandt Corstius was wel een hele lieve opa voor zijn kleinkinderen. Sowieso werd hij op latere leeftijd veel milder en socialer, schrijft Etty in een empatisch laatste hoofdstuk. Op zijn 78e werd de diagnose alzheimer in een vergevorderd stadium vastgesteld. Daarna ging het rap bergafwaarts. ‘Het leek alsof mijn vader het zichzelf na de diagnose toestond om achteruit te gaan,’ aldus Jelle. ‘De scheidslijn tussen een rare vader en een dementerende vader is een dunne.’
Bolkestein - Etty had zichzelf als opdracht gesteld met haar biografie van Brandt Corstius een getrouw beeld te schetsen van de ‘passies en visies en van de unieke wijze waarop hij daar in zijn bewogen, strijdbare leven vorm aan gaf’. Daar is ze in geslaagd. Niettemin is op alle boeken, ook de goede, altijd wel iets aan te merken.
Naar mijn smaak is Etty soms te hagiografisch over Brandt Corstius. Citaten zijn geregeld wel erg lang, hetgeen de echte fans van Brandt Corstius ongetwijfeld juist zullen waarderen. Mogelijk heeft Etty hen benaderd, maar als lezer had ik graag willen weten hoe bijvoorbeeld Buikhuisen, Peeters en Paul Cliteur nu terugkijken op de ad hominem-aanvallen van hun kwelgeest.
In haar voorwoord stipt Etty aan dat Brandt Corstius VVD-voorman Frits Bolkestein al vroeg verantwoordelijk hield voor de opkomst van radicaal-rechts. Recent politicologisch onderzoek in de vorm van het proefschrift van de socioloog Merijn Oudenampsen uit 2018 zou volgens haar de juistheid van die analyse bevestigen. Om voor die opkomst één iemand als schuldige aan te wijzen, is evenwel betwistbaar. Niet uitgesloten is dat Etty een persoonlijke vete heeft laten meespelen. Bolkestein had haar geliefde Gijs Schreuders (een van de beste docenten die ik ooit heb gehad) vanwege zijn communistische sympathieën en hoofdredacteurschap van De Waarheid eens met een NSB’er vergeleken. Met de opgenomen quotes van Brandt Corstius krijgt Bolkestein er al meer dan genoeg – en beter – van langs.
(Bron: Hugo Brandt Corstius (1935-2014): Asperger-tijd , Vittorio Busato, 9 december 2024, https://biografieportaal.nl/recensie/hugo-brandt-corstius-1935-2014-asperger-tijd/)
DRIE een ronde tafel op Youtube over de biografie.
Daarin hebben de sprekers het ook over gelijk hebben (versus gelijk krijgen) o.a. over de vergelijking met Eichman (van ...) en over grootspraak dat HBC wikipedia al zou hebben uitgevonden. Qua gelijk hebben gaan ze hier vooral in op het idee van vijand en vijandbeeld. Als of je zelf aan de goede kant ... staat. Stond HBC dat?
- https://www.youtube.com/watch?v=CSs1cHIRpRw
In een ander medium, typeert een columnist hem als volgt:
- De waarheden en leugens van Hugo Brandt Corstius. Max Pam las de biografie van Hugo Brandt Corstius. ‘Hugo was een aimabel mens, zo lang er geen schrijfmachine of tekstverwerker in de buurt was. Waren die wel onder handbereik, dan kon hij veranderen in een duivel.’ (https://www.hpdetijd.nl/columns-opinie/column/46781/de-waarheden-en-leugens-van-hugo-brandt-corstius)
VIER.
** - Bijvoorbeeld: is de opkomst van Extreem-rechts een weeffout in onze maatschappij, of bleef HBC maar hopen op zijn gelijk dat de wereld anders in elkaar stak dan zijn tegenstanders duidelijk maakten? Ik denk van niet. Extreem rechts was er ook zonder een HBC gekomen of misschien wel eerder, en gematigder, wanneer we ons niet teveel hadden aangetrokken van deze columnist en retoricus.
Voor mij is zijn verschijning een van de vele bewijzen van irrationaliteit die juist bij academici en zelfs wiskundige te vinden is. Aan de kans op irrationaliteit ontloopt niemand zich.
Maar daarmee ben ik denk ik te negatief. Irrationaliteit als bijproduct van extreme toegewijde rationaliteit en intelligentie. MIsschien is het concept van risico meer behulpzaam bij de kenschets van deze retoricus. Wanneer je zo productief bent als HBC met (of door) zijn vele pseudo's, en risico neemt in het debat dan is het logisch dat de kans op fouten groter is dan wanneer je op de achtergrond blijft. Mijn idee is dan ook dat juist zijn o productieve profiel belangrijk is. Polemist. Iemand die de boel opstookt. Porren om te zien of er iets boven water komt. Want door een gewone / standaard vraag krijg je geen nieuw licht op een onderwerp. Was HBC zelf ook niet gewoon extremist?
Reacties