Filosofen over ... Lafhartigheid
Thomas van Aquino schreef eeuwen geleden al over lafhartigheid:
De lafhartigheid
Vervolgens zullen we ingaan op kleinmoedigheid (vgl. q.112, a.1 ad 2). Daarover stellen we twee problemen voor:
1. Is angstvalligheid een zonde?
2. Tegen welke deugd is het in strijd?
ARTIKEL 1 Is kleinmoedigheid een zonde?
Bezwaar 1: Het lijkt erop dat kleinmoedigheid geen zonde is.
1. Elke zonde maakt een mens slecht, net zoals elke deugd hem goed maakt. Maar de angsthazen zijn niet slecht, volgens wat de filosoof zegt in Ethiek IV. . Daarom is de lafhartigheid geen zonde.
2. De filosoof zegt in dezelfde passage ook dat hij die grote goederen waard is en toch niet gelooft dat hij bijzonder laf is... Maar niemand is grote goederen waard behalve de deugdzame mens; want zoals de filosoof daar zegt: in werkelijkheid is alleen het goede waard van eer. Daarom zijn de lafhartigen deugdzaam, en daarom is de lafhartigheid geen zonde.
3. In Sirach 10:15 wordt ons verteld dat het begin van alle zonde hoogmoed is. Maar kleinmoedigheid komt niet voort uit trots, omdat de trotse zichzelf meer verheft van wat het is; de angsthazen daarentegen doen afstand van wat hij verdient. Daarom is zwakheid geen zonde.
4. zegt de filosoof in IV Ethiek. Dat noemen we een lafhartig persoon die gelooft dat hij dingen minder waard is dan hij verdient. Maar soms werd dit door heiligen gedaan mannen, zoals we zien in het geval van Mozes en Jeremia, die de missie waartoe God hen had geroepen waardig waren en die toch allebei weigerden omdat nederigheid, zoals we lezen in Ex 3,2 en Jer 1,6. Daarom is kleinmoedigheid geen zonde. Daar staat tegenover: er is het feit dat we in het morele leven niets anders dan zonde moeten vermijden. Maar lafhartigheid moet vermeden worden, aangezien ons in Kol 3:21 wordt verteld:
- Ouders, maak uw kinderen niet boos, zodat ze niet moedeloos worden. Daarom is kleinmoedigheid een zonde.
Ik antwoord: Alles wat tegen de natuurlijke neiging ingaat, is een zonde, omdat het in strijd is met de natuurwet. Maar in ieder wezen is er een natuurlijke neiging daartoe de actie uitvoeren die evenredig is aan zijn capaciteit, zoals deze voorkomt in alle wezens, zowel levende als levenloze. En net als bij veronderstelling één overschrijdt de mate van zijn capaciteiten door te streven naar meer dan hij kan, zo faalt ook de angsthaas in die mate van zijn capaciteiten door te weigeren te zorgen voor wat hij kan. Wat in verhouding staat tot de mogelijkheden ervan. Daarom is kleinmoedigheid een zonde, net als aanmatiging. Vandaar de dienaar die zijn geld begroef heer en niet met hem onderhandelde uit angst, voortkomend uit kleinmoedigheid, wordt hij door zijn heer gestraft, zoals we lezen in Mt 25:14 e.v. en Lk. 19:12 e.v.
Op de bezwaren:
1. De filosoof noemt degenen die anderen schade toebrengen slecht. En in deze zin wordt er gezegd dat de angsthazen niet slecht zijn, omdat hij niemand kwaad doet, tenzij per ongeluk, namelijk: door niet de werken te doen waarmee hij anderen zou kunnen helpen. In feite zegt Sint-Gregorius in Pastorali dat degenen die vermijden omdat ze nuttig zijn voor anderen door te prediken, zijn ze, als ze streng worden beoordeeld, schuldig aan evenveel zonden als de daden waarmee ze zouden kunnen bijdragen voordeel voor het algemeen belang.
2. Niets belet iemand die een deugdzame gewoonte heeft een zonde te begaan, zeker een dagelijkse zonde als dezelfde gewoonte blijft bestaan, maar dodelijk als de gewoonte verloren gaat. Gewoonte van een doordrenkte deugd. En daarom kan het gebeuren dat iemand, vanwege de deugd die hij bezit, in staat is grote dingen te doen, die grote eer waard zijn, en zonder Maar door geen gebruik te maken van zijn deugd, zondigt hij, soms op een dagelijkse manier, soms op een dodelijke manier.
Of er kan worden gezegd dat de angsthaas tot grote dingen in staat is vanwege zijn vermogen tot deugd, of vanwege zijn natuurlijke goede instelling, of vanwege de wetenschap, of vanwege zijn goede eigenschappen. extern fortuin; maar als hij weigert ze voor deugd te gebruiken, wordt hij zwakmoedig.
3. Kleinmoedigheid kan op de een of andere manier zelfs voortkomen uit trots; bijvoorbeeld als de angsthaas buitensporig vasthoudt aan zijn mening en daarom gelooft dat hij de dingen niet kan doen waartoe hij wel in staat is. Daarom staat er in Spreuken 26:16: Een lui mens denkt dat hij wijzer is dan zeven mensen die weten hoe te reageren. Inderdaad, niets weerhoudt iemand ervan zich depressief te voelen over sommige dingen en erg trots te zijn op andere. Dat is de reden waarom de heilige Gregorius in Pastorali over Mozes zegt dat hij misschien arrogant zou zijn geweest als hij zonder angst de leiding van zijn volk had aanvaard, en tegelijkertijd zou hij arrogant zijn geweest als hij had geweigerd het bevel van zijn volk te gehoorzamen...
4. Mozes en Jeremia waren de missie waardig waarvoor God hen door goddelijke genade had bestemd. Maar zij, gezien de ontoereikendheid van hun eigen zwakheid, ze verwierpen het, hoewel niet hardnekkig, wat hen trots zou hebben gemaakt.
ARTIKEL 2
Staat kleinmoedigheid tegenover grootmoedigheid?
Bezwaar 1: Het lijkt erop dat kleinmoedigheid niet tegengesteld is aan grootmoedigheid.
1. De filosoof zegt in Ethica IV dat de angsthaas zichzelf niet kent, omdat hij, als hij zichzelf zou kennen, de goederen zou verlangen die hij waardig is. Maar hij onbekend Eigenwaarde lijkt tegengesteld te zijn aan voorzichtigheid. Daarom is kleinmoedigheid hiertegen gekant.
2. Volgens de passage uit Mt 25:26 noemt de Heer de dienaar die uit verlegenheid niet met het geld wilde onderhandelen, slecht en lui. De Filosoof zegt ook mee
IV Ethiek. dat de angsthazen lui lijken. Maar luiheid staat tegenover ijver, wat een daad van voorzichtigheid is, zoals gezegd (q.47, a.9). Daarom, is kleinmoedigheid niet tegengesteld aan grootmoedigheid.
3. kleinmoedigheid lijkt voort te komen uit buitensporige angst; Daarom staat er in Jes. 35:4: Zeg tegen de angsthazen: heb moed, wees niet bang. Het lijkt er ook op dat het zo is oorsprong in ongeordende woede, volgens de uitdrukking van Kol 3:21: Vaders, wek uw kinderen niet tot toorn op, zodat ze niet moedeloos worden. Maar buitensporige angst staat tegenover kracht, en buitensporige woede tegenover zachtmoedigheid. Daarom is kleinmoedigheid niet tegengesteld aan grootmoedigheid.
4. De ondeugd die tegenover een deugd staat, is des te ernstiger naarmate hij er minder op lijkt. Maar kleinmoedigheid lijkt minder op grootmoedigheid dan op grootmoedigheid vermoeden. Als kleinmoedigheid tegenover grootmoedigheid zou staan, zou het daarom logischerwijs een ernstiger zonde zijn dan aanmatiging. Wat in strijd is met de woorden uit Eclo 37,3: Oh vreselijke aanmatiging! Waar ben jij voor geschapen? Daarom staat kleinmoedigheid niet tegenover grootmoedigheid.
Integendeel, er is het feit dat kleinmoedigheid en grootmoedigheid zich onderscheiden door grootheid en kleinheid van geest, zoals hun eigen namen aangeven. Maar groot en klein zijn tegenpolen. Daarom staat kleinmoedigheid tegenover grootmoedigheid.
Ik antwoord: lafhartigheid kan op drie manieren worden beschouwd. In de eerste plaats op zichzelf. En dus is het duidelijk dat hij, volgens zijn eigen redenering, tegen de grootmoedigheid, waarvan het zich onderscheidt als grootheid en parviteit ten opzichte van hetzelfde; in feite, zoals de grootmoedigen, door de grootsheid van hun ziel, neigt op grote schaal, dus de angsthazen doen er, door kleinheid van geest, afstand van. In de tweede plaats kan kleinmoedigheid worden beschouwd als de oorzaak ervan, die van de kant van het begrip onwetendheid over de eigen toestand is, en van de kant van de wil de angst om te falen in dingen waarvan ten onrechte wordt aangenomen dat ze de eigen capaciteiten te boven gaan. In de derde plaats kan kleinmoedigheid worden beschouwd als het effect ervan, namelijk het opgeven van grote dingen waartoe men in staat is. Welnu, zoals we hebben gezegd (q.127, a.2 ad 2), wordt de tegenstelling tussen ondeugd en deugd afgemeten aan de soort zelf en niet zozeer aan de oorzaak of het gevolg ervan. Daarom staat lafhartigheid haaks op grootmoedigheid.
Op de bezwaren:
1. Het bezwaar pleit voor de intellectuele oorzaak van kleinmoedigheid. Er kan echter niet met recht worden gezegd dat het zich tegen voorzichtigheid verzet vanwege zijn oorzaak: omdat dergelijke onwetendheid niet voortkomt uit een gebrek aan kennis, maar eerder uit luiheid bij het inschatten van het eigen vermogen, zoals vermeld in IV Ethiek., of in uitvoeren wat onder eigen kracht valt.
2. Het bezwaar pleit voor het effect van kleinmoedigheid.
3. Het bezwaar gaat uit van de oorzaak van de kleinmoedigheid. De angst die daartoe aanleiding geeft, is echter niet altijd de angst voor de gevaren van de dood. Daarom, binnen deze betekenis hoeft niet in strijd te zijn met kracht. En woede is, vanwege zijn eigen beweging, die aanzet tot wraak, daar niet de oorzaak van kleinmoedigheid, die de geest onderdrukt, maar eerder vernietigt. Het is waar dat het dit veroorzaakt vanwege de oorzaken ervan, namelijk de verwondingen die door de persoon worden toegebracht waardoor de geest van de patiënt depressief is.
4. Lafheid is naar zijn aard een ernstiger zonde dan aanmatiging, omdat iemand daardoor afwijkt van het goede, wat verschrikkelijk is volgens de lezen we in IV Ethiek. . Maar aanmatiging zou verschrikkelijk zijn vanwege de trots waaruit het voortkomt.
Zijn er anderen die hier expliciet over schreven?
... wordt vervolgd
Reacties