Tien theorieen over de menselijke natuur
Terwijl ik met dit boek en analyse bezig was over de menselijke natuur en over de impact van het boek, kwam ik op een heel ander fenomeen:
Humanology. Dat zijn mensen die een nieuwe tak van wetenschap in het leven willen brengen. Er is een boek met de titel Humanology op Bol.com en op andere verkoopsites en dat heeft al heel wat publiek.
Ook vond ik deze balans:Het is een zeer intuïtieve theorie: de mens is anders dan het dier (1) omdat hij boven zichzelf kan uitstijgen, maar (2) ieder mens heeft ook last van de zwaartekracht. Leuk gevonden. Hoe diep deze theorie gaat en wat de achterliggende ideeën en uitwerkingen zijn staat niet op de website. Het boek van humanology op bol.com is van Luke O'Niell...
Waar ik zelf nog mee bezig was, wat met de toen theorieën over de menselijke natuur. Dat zou je kunnen zien als een gedateerd werkje, maar geeft toch aardige inzichten.
Tien theorieën over de menselijke natuur (Leslie Stevenson en David Haberman) is een oud en mogelijk gedateerd boek, dat desondanks aardige inzichten geeft. Al is het maar de weidse blik naar de menselijke natuur vanuit verschillende visies en niet enkel vanuit de filosofie.
De tien theorieën beginnen met het confucianisme.
Boeken, essays en informatie over het Confucianisme zijn er volop. Een samenvatting ervan vinden kan met de klik van de muis. Relevant voor de essentie van het menselijke natuur is het senioriteitsbeginsel. Confucius leert dat men gezag voor ouderen moet opbrengen. Ouderen hebben ervaring, oudere leiders geven het goede voorbeeld, zo volgt de theorie of in ieder geval moet men vertrouwen hebben in de bestuurders van een natie, en de geschiedenis doet ertoe, want dat past ook bij deze theorie: ervaring is iets uit het verleden. Dit is ongetwijfeld geen samenvatting van deze leer, maar wel belangrijk voor het mensbeeld. Het is overigens niet duidelijk waar deze menselijke natuur vanaf geleid wordt. Het confucianisme mag je niet gelijkstellen met Oosterse filosofie, want het Taoïsme stelt een heel andere leer voor, haast tegenovergesteld. Maar die komt niet in het boek voor.
Het Hindoeïsme - de tweede theorie - is waar ik zelf het minste bekend mee was. Maar hij bijzondere hiervan is dat we in onze cultuur wel veel van het hindoeïsme kennen, namelijk in de vorm van het concept, Karma. De Upanisad waar het hier over gaat, een soort heilige tekst van het hindoeïsme, stelt [in haar theorie van het universum] dat alles in de wereld met elkaar verbonden is. Daarbij past het idee van karma. Mensen kunnen kiezen om het goede te doen, en dat zal leiden tot een volledig leven waarin ook het goede ontvangen wordt. De essentie van de mens is dat deze verbonden is met andere mensen...
De Bijbel, de mens in relatie tot God. Hierin schrijft de auteur dat doctrines zoals incarnatie, verlossing en wederopstanding een probleem vormen voor de rationaliteit van de mens. De mens kan met gewoon denken dit het bestaan van God begrijpen, en dat kan dan ook enkel met gevoel waaronder het geloof (faith, vertrouwen) dat God zich manifesteert in andere vormen. Het oude testament is ook anders in het mensbeeld dan het nieuwe. Het eeuwige leven en onsterfelijkheid is iets van het laatste. Tevens zijn er in beide boeken verschillende visies te lezen [dit is misschien wel de essentie van de christelijke religie, dat er niet een antwoord is, waar velen naar opzoek zijn]...
Deel drie is gewijd aan vijf filosofische denkers.
Plato: het rijk van de rede. Zijn filosofie over de menselijke natuur is dualistisch en hij geloofde in het voortbestaan van de geest na de dood van de mens. Verder leeft de mens met aangeboren ideeën die al bestaan voordat de mens er zelf was. Iets dat door de evolutietheorie tegengesproken wordt. De rede moet de geest (animus) en gevoel (appetitus) in balans houden en deze drie bepalen de menselijke natuur waar de rede leidend is. Volgens de auteur is De Republiek een van de invloedrijkste boeken van alle tijden [vervolg: lijst met meest invloedrijke boeken] daarin zit hij zijn visie op een regering uiteen, is daarin geen voorstander van de democratie (iets dat hij in een ander werk tegenspreekt) gegeven de aard van de menselijke natuur.
Kant: Rede en vrijheid, geschiedenis en grace. Het denken van Kant over de menselijke natuur concentreert zich op moraal en religie in relatie tot wetenschap. Hij probeerde de natuurlijke en menselijke wereld in een systeem te herenigen. Daarin ging hij uit van de rationalistische en empirische visies van zijn voorgangers. Kennis heeft een passieve kant (gevoeligheid) die ook bij dieren aanwezig is, maar daarnaast een actieve zijde die bij de mens een rol speelt door begrip waardoor de mens kan oordelen. Kant bouwt bij deze laatste voort op de biologische filosofie van Aristoteles. Kant is bekend van de drie vragen:
- wat kan ik weten?
- wat moet ik doen?
- wat (wetend het antwoord op de vorige twee) kan ik (dan) verwachten?
Kant was geïnteresseerd in de relatie tussen plichten (wat moet ik doen) en geluk
Bij Marx gaat het om de economische basis van de menselijke natuur. [Marx is al vele male aan bod gekomen hier op MCenV en laat ik hier voor wat het is.]
Freud gaat in op het onderbewust van de mens (geest). Hij gaat daarin tegen de theorie van marx dat de mens door sociale oorzaken geleid wordt meent Freud dat deze psychologisch en individueel zijn. Freud gaat ook in op de oorzaken van ongeluk en ziet hier een relatie met de sociale omgeving bijvoorbeeld bij het thema van repressie. Freud ziet het element van zelfkennis als vorm om deze balans terug te vinden. Door nieuwe kennis over de persoon in relatie tot de omgeving kan deze helen (evenwicht vinden).
Sartre: radiale vrijheid. Sartre was een existentialistische denker... [hier schakel ik over op een samenvatting en review van iemand anders:]
TWEE. SAMENVATTING en Recensie voor R.McKee:
Sartre (hoofdstuk acht)
Stevenson beoordeelt het werk van Jean-Paul Sartre eerst in de historische context door te stellen: “Om Sartre te begrijpen, is het nuttig om hem eerst in de context van de historische ontwikkeling van het existentialistische denken te plaatsen. Veel verschillende schrijvers, filosofen en theologen worden ‘existentialistisch’ genoemd. Voor zover er een gemeenschappelijke kern kan worden onderscheiden, zijn er drie belangrijke zorgen die centraal staan in het existentialisme. De eerste had betrekking op individuele mensen. Existentialisten zijn van mening dat zogenaamde algemene theorieën over de menselijke natuur precies datgene buiten beschouwing laten wat het allerbelangrijkste is: het unieke karakter van ieder individu en zijn of haar levenssituatie. Ten tweede is er bezorgdheid over de betekenis of het doel van mensenlevens, en niet zozeer over wetenschappelijke of metafysische waarheden, ook al gaan deze laatste over mensen. Innerlijke of ‘subjectieve’ ervaring wordt als belangrijker beschouwd dan ‘objectieve’ waarheid. Ten derde ligt er een sterke nadruk op de vrijheid van mensen, op het vermogen van ieder individu om zijn of haar houding, doelstellingen, waarden en handelingen te kiezen. Existentialisten handhaven dit niet alleen als een waarheid, maar proberen mensen ervan te overtuigen ernaar te handelen, hun vrijheid uit te oefenen en zich ervan bewust te zijn dat ze dat doen. In de typisch existentialistische visie is de enige werkelijk bewonderenswaardige, ‘authentieke’ manier van leven de manier van leven die ieder mens vrijelijk kiest. Deze gemeenschappelijke kern van het existentialisme is terug te vinden in een grote verscheidenheid aan contexten. Het komt op natuurlijke wijze tot uiting in beschrijvingen van de concrete details van bepaalde karakters en situaties, zowel in het echte leven als in fantasierijke literatuur.” Stevenson vervolgt: “Hij begon een vorm van marxisme te omarmen, die hij omschreef als ‘de onontkoombare filosofie van onze tijd’, hoewel hij door het existentialisme moest worden aangevuld.” Deze verandering komt tot uiting in Sartres Search for a Method (1957) en in zijn tweede obscure magnum opus, Critique of Dialectical Reason (1960). Hij was politiek actief aan de linkerkant, sloot zich een paar jaar aan bij de Communistische Partij, maar nam ontslag ten tijde van de Hongaarse Revolutie in 1956. Hij steunde de strijd van Algerije voor bevrijding van de Franse overheersing en verzette zich tegen de Amerikaanse oorlog in Vietnam. Tegen het einde van zijn leven paste hij zijn methode van ‘existentiële psychoanalyse’ toe in belangrijke biografieën van de Franse schrijvers Baudelaire en Flaubert. Ik probeer in dit hoofdstuk niet in te gaan op de latere ontwikkelingen in Sartres denken; Ik beschouw alleen de existentialistische filosofie van Zijn en Niets...' 'Het [de theorie van het boek] is onverenigbaar met Freuds geloof in volledig psychisch determinisme. Maar het is ook in strijd met het postulaat van onbewuste mentale toestanden, want Sartre stelt dat bewustzijn noodzakelijkerwijs transparant is voor zichzelf. Elk aspect van ons mentale leven is, volgens Sartre, in zekere zin gekozen, en uiteindelijk onze eigen verantwoordelijkheid. Er wordt vaak gedacht dat emoties buiten de controle van de wil vallen, maar Sartre beweert dat als ik verdrietig ben, dat alleen maar komt omdat ik ervoor kies mezelf verdrietig te maken. Zijn visie, die uitgebreider wordt uiteengezet in zijn Sketch for a Theory of Emotions, is dat emoties niet slechts stemmingen zijn die 'over ons heen komen', maar manieren waarop we de wereld begrijpen. Wat emoties onderscheidt van andere manieren om je bewust te zijn van dingen, is dat ze een poging inhouden om de wereld door magie te transformeren: als je de druiventros niet kunt bereiken, doe je ze af als ‘te groen’ en schrijf je deze kwaliteit eraan toe, ook al weet je dat. heel goed dat hun rijpheid niet afhangt van hun bereikbaarheid. Wij zijn dus verantwoordelijk voor onze emoties; het zijn manieren waarop we ervoor kiezen om op de wereld te reageren (p. 445).” Stevenson suggereert dat dergelijk denken de realiteit van ‘ongecontroleerde neurosen’ bij Freuds patiënten weglaat en dat niet alle emoties controleerbare keuzes zijn. Gedachten van de analist: In de grote literatuur begint de keuze van de auteur voor een karakterafbeelding vaak met de keuze om de fictieve individuen emotioneel of stoïcijns te maken. Net als in het leven probeert fictie vaak een didactische vraag in de hoofden van het publiek te brengen. Als Willy Loman in Death Of A Salesman aarzelt tussen twee emoties (d.w.z. sombere controle versus uitbarstingen), kan het publiek een wild dier in de man zien – en omgekeerd. Wat de vrije wil betreft, zegt Stevenson over Sartre: “Een cruciaal concept in de diagnose van Sartre is dat van ‘kwade trouw’ (mauvaise foi), soms vertaald als ‘zelfbedrog’. Kwade trouw is de poging om aan angst te ontsnappen door denken dat iemands houding en daden worden bepaald door iemands situatie, iemands karakter, iemands relatie met anderen of iemands sociale routine - door iets anders dan iemands eigen keuzes. Sartre gelooft dat kwade trouw een kenmerk is van het meeste menselijke leven...” “Alles wat we doen, elke rol die we spelen, zelfs (zo wil Sartre zeggen) elke emotie die we voelen of elke waarde die we respecteren, wordt alleen in stand gehouden door onze eigen voortdurend opnieuw gemaakte beslissing. Sartre verwerpt nadrukkelijk elke verklaring van kwade trouw in termen van onbewuste mentale toestanden.
Ik probeer de zojuist genoemde gevallen niet te beschrijven als voorbeelden van repressie...' Maar zelfs Sartre geeft toe dat verandering mogelijk is, ongeacht de aanleg of neurose waar het individu momenteel last van heeft. Zoals Stevenson stelt: 'Het cruciale punt is dat we altijd vrij om te proberen anders te worden dan we nu zijn.” En ten slotte zegt Stevenson over metafysische kwesties: ‘Net als Nietzsche beschouwt Sartre de afwezigheid van God als van het allergrootste belang voor het menselijk leven; de atheïst verschilt niet alleen van de theïst op een punt van de metafysica; hij heeft een heel andere kijk op het menselijk leven. In het wereldbeeld van Zijn en Niets zijn er geen transcendente objectieve waarden voor ons vastgelegd – noch geboden van God, noch een platonische ‘Vorm’ van het Goede. Ook bestaat er geen enkele intrinsieke betekenis of doel in het menselijk bestaan (geen aristotelische ‘telos’). In die zin kan ons leven omschreven worden als “absurd”; we zijn ‘verlaten’ of ‘verlaten’ in deze wereld. Het cruciale punt is dat we altijd de vrijheid hebben om te proberen anders te worden dan we nu zijn.” Je zou je kunnen afvragen waarom we zowel vrij als verlaten zijn, en Stevenson stelt: “Hij [Sartre] suggereert dat er momenten zijn waarop deze radicale vrijheid zich duidelijk in ons manifesteert. Op momenten van verleiding of besluiteloosheid (bijvoorbeeld wanneer de man die heeft besloten niet meer te gokken opnieuw met de speeltafels wordt geconfronteerd), realiseert men zich op pijnlijke wijze dat geen enkel motief en geen voornemen uit het verleden, hoe sterk ook, bepaalt wat men doet. volgende. Gedachten van analisten: Raadsels zijn de beste van alle dramatische situaties. Beslissingen onder dwang of in het geheim definiëren een KARAKTER. De reden dat zulke momenten van groot belang zijn voor STORY is omdat ze ofwel definitieve uitkomsten laten zien – ofwel persoonlijke vastberadenheid onthullen – die het innerlijke leven van een PERSONAGE kunnen uitdrukken. En nu we het over Willy Lowman hebben, gaan we verder met het concept van het doorgeven van overgeërfde eigenschappen van ouder op kind, van generatie op generatie, terwijl we ons wenden tot de theorieën van Charles Darwin.
- «Gravitation is not responsible for people falling in love». ALBERT EINSTEIN
Reacties