Filosofie op school - Aristoteles
Filosofie op school is een kort verslag van een reis door de boeken van de middelbare school van het vak filosofie. De komende negen filosofen - qua uitleg - volgen steeds hetzelfde patroon:
- - historische, culturele en filosofische context van de filosoof
- - primaire ideeën van het denken van de auteur
- - Vergelijking met andere filosofen
- - actualiteit
- - een tekst, voorbeeldexamen en
- - conceptuele map
I Context.
Daar Aristoteles (A) een leerling was van Plato is veel van de context gelijk aan die van Plato. Filips II vraagt A om de leermeester van zijn zoon Alexander de Grote (AdG) te worden.
De filosofische context. Plato creëert zijn academie die veel studies produceert, en waar Aristoteles een van de (beste) leerlingen is en dat 20 jaar blijft. A. wordt leermeester van AdG en woont sommige van zijn veldslagen bij. A krijgt interesse in de dorpen en landen die verovert worden en deze kennis gebruikt hij later voor zijn politieke ideeën. Ook verwondert A zich over de Flora en Fauna van deze gebieden die hij methodisch bestudeert.
Hij ziet kennis als iets empirisch en neemt van Anaxagora het idee van Spermata over bij het begin van het universum en kritiseert het idee van Nous, intellect als initiator van het universum. Hij komt met het idee van de eerste onbeweeglijke motor waar alles in gang is gezet. A. ziet de mens als een politiek dier die alleen kan leven in een gemeenschap.
II De Primaire ideeën. A is veel meer dan Plato een empirist [biologische achtergrond, terwijl Plato meer wiskundig onderlegd was] en in zijn werk Metafisica zet hij deze gedachtes uiteen. Zijn biologische kijk vormt de basis voor zijn denken over substantie als een substraat die de basis vormt voor het bestaan. En het is de substantie die blijft voortbestaan ondanks de accidentes / ongelukken.
Andere ontdekkingen zijn: Hilemorfisme, als bestaat uit materie en vorm en Potentie en actie die hij beschrijft in Fysica. Potentie is de mogelijkheid dat iets gebeurt, actie of handeling is de consequentie van die mogelijkheid.
Oorzaak gaat over het waarom van de dingen die bestaan. Deze bestaan uit twee primaire oorzaken: intrinsieke en extrinsieke oorzaken. Dan is er de formele oorzaak die de materie definieert, de efficiënte oorzaak als de agent die de materie maakt en de finale oorzaak als het motief waarom iets gebeurt of gemaakt wordt. Voor A is er dus een teleologie in de natuur: die handelt altijd met een doel [en dit is waar hij een fout maakt?]
Antropologisch beschrijft hij de geest als vegetatief, sensitief en rationeel. Maar in tegenstelling tot Plato bestaat die geest niet voor de geboorte van de mens. Dat betekent een andere kennisfilosofie: A vertrekt altijd vanuit het particuliere (i.t.t. Plato) en het concrete en komt daarna pas bij het generieke of algemene.
vervolgens denkt hij na over Ethiek die ook doelgericht is (het doel is geluk vinden en gebruikt hiervoor de juiste middenweg) en politiek...
III De vergelijking tussen A. en Plato is al deels ter sprake gekomen.
Metafysisch. Voor Plato was de werkelijkheid primair de wereld van de ideeën, bij A. is dat alles hetzelfde, ideeën maken deel uit van de werkelijkheid. A maakt onderscheid tussen de sublunare wereld (fysieke wereld, waar er generatie is en corruptie, verandering en beweging) en de supralunare wereld van de sterren waar er een vijfde element [Empedocles van de vier elementen] is: ether, de vijfde essentie, kwintessens.
Epistemologisch. Bij Plato zit de kennis in het herinneren (reminiscencia) omdat de geest al alle mogelijk gedachtegoed kent. Bij Aristoteles is alles aards, de geest is sterfelijk en het leren gebeurt in en door het leven zelf. Politiek verbindt beide auteurs (Plato's Republiek, versus de Politiek van A), maar Plato is anti-democratisch, omdat hij vindt dat de beste regering door de meest geschikte mensen moet gebeuren. a. ziet de regering afhankelijk van de type stad en omgeving.
Ethisch ten slotte. Bij Plato is de deugd iets van het soort geest dat in het individu domineert, dus voor een ambachtsman is die deugd anders (prudentie) dan voor een soldaat waar het moed was. Bij A. kan deugd los van de klasse door iedereen bereikt worden.
IV Actualiteit. De global village is te zien als een vervolg in het denken in gemeenschappen van A. waar te zien aan de social media, socialisering bij de mens hoort.
Conceptuele schema: - niet verder uitgewerkt.
De gekozen tekst is: Politiek. [... en deze tekst ben ik in delen aan het lezen. Het werk bestaat uit stacato-achtige opsomminge die in kleine hoofdstukken zijn verdeeld. Het begint zo: "Eerste boek, Over de maatschappij / de slavernij (/ het eigendom / de huishoudelijke macht. Hoofdstuk 1: Oorsprong van de staat en de maatschappij. "De maatschappij is een natuurlijk feit. Onderdelen / elementen van de familie: de man, de vrouw, de heer en de slaaf. Het volk vormt zich door middel van associaties van families. De staat vormt zich door associaties van volken: het is het doel van alle andere verenigingen. De mens is in wezen dat essentieel sociaal is. De superioriteit van de staat boven de individuen; noodzaak van een sociale rechtspraak."
Aristoteles heeft kritiek op het werk (De Republiek) van Plato, daar opent hij mee in Boek II:
HOOFDSTUK I. Onderzoek van de Republiek, door Plato
Kritiek op zijn theorieën over de gemeenschap van vrouwen en kinderen: Eenheid
Politiek, zoals Plato het opvat, is een hersenschim en zou de staat vernietigen, in plaats van versterken. – Onverschilligheid die medewerkers gewoonlijk hebben met betrekking tot plichtsgetrouwe eigenschappen gewoon; de onmogelijkheid om de familiebanden die hen verenigen voor de burgers te verbergen; gevaren van het negeren ervan; misdaden tegen de natuur; onverschilligheid van sommige burgers jegens anderen. Absolute veroordeling van dit systeem.
HOOFDSTUK II. Voortzetting van het onderzoek van de Republiek, door Plato
Kritiek op zijn theorieën over de gemeenschap van goederen; algemene moeilijkheden die zich voordoen van het Gemenebest, wat het ook mag zijn. De wederzijdse welwillendheid van burgers kan tot op zekere hoogte het gemenebest vervangen, en is meer waard dan dat; belang van het gevoel van eigenaarschap; Plato's systeem heeft slechts een verleidelijke schijn; Het is onuitvoerbaar en het heeft niet de voordelen die de auteur zegt. -Observaties kritiek op de uitzonderlijke positie van de krijgers en op de eeuwigheid van de magistraten.
HOOFDSTUK III. Onderzoek van Plato's verhandeling over wetten
Relaties en verschillen tussen de wetten en de Republiek. Kritische observaties: de Het aantal krijgers is buitensporig en er wordt helemaal geen rekening gehouden met de buitenlandse oorlog; gebrek aan duidelijkheid en precisie met betrekking tot eigendomsgrenzen; vergeetachtigheid bij over het aantal kinderen; Deze leegte is bij Phaedo niet merkbaar; het algemene karakter van de in de wetten voorgestelde grondwet is bovenal oligarchisch, zoals blijkt uit de wijze van verkiezing van magistraten.]
-- bron: Historia de la Filosofia. Bachillerato, McGraw-HIll, 2013.
Reacties