[Ik probeer al langer het verschil (in vertaling) te vinden tussen fear and anxiety, of miedo en angustia / ansiedad. Want de Nederlandse taal lijkt daar geen onderscheid te maken... En zo kwam ik op Heidegger.]
"Angst maakt het niets duidelijk (Heidegger, 1974: 51) en die functie van niets is wat voortkomt uit het contrast tussen angst en angst, tot op zekere hoogte waarin angst een ontisch karakter heeft terwijl angst een karakter heeft ontologisch. Angst verwijst naar dingen, terwijl angst daar naar verwijst waardoor dingen kunnen bestaan; vandaar de de angst neemt af en wordt daarop volgehouden maximale, extreme vraag, de vraag over waarom er iets is en niet liever Niets."
[Het essay begint zo:]
Samenvatting: Angst (Angst) is voor het Dasein de permanente mogelijkheid om tegen een niets aan te lopen dat zijn radicale wiebelen: het faillissement van zijn terrein (Gründe), dat voortdurend op de rand van de afgrond staat (Ab grund). Op de manier van Heidegger onderscheiden we volgens Kierkegaard in dit werk eenvoudige ‘angst’ (Furcht) en hun verwijzing naar een existentiële categorie van een hogere categorie als de onbepaalde angst. We eindigen bij de hand van Freud, die aandacht besteedt aan de fundamentele spanning tussen het Heimlich en het Unheimlich, en ziet hoe angst een staat van ‘in de wereld zijn’. Trefwoorden: existentialisme, nietsheid, Dasein, Heidegger, Freud, griezelig.
...
1. Prelude: de setting op muziek van de wereld
Onze woning in het universum is dat niet alleen, zoals gebeurt in de rest van de dingen, een fysiek –materieel – wezen maar bovendien bewonen wij het sentimenteel gezien zo’n ‘universum’ worden ons huis – een eigen woning die maakt Dit is onze “wereld”. En toch de wetten fysieke dingen eisen hun tol van ons allemaal – dingen en mensen – met gelijke “disconsideratie”; alleen dat simpele dingen - die van weinig belang zijn (vgl. Heidegger, 2001: 134) – ze komen niet in opstand, ze komen niet in opstand Ze protesteren tegen de plebejische behandeling die ze van de regering krijgen universum. Aan de andere kant, voor ons – en misschien wel daarin ligt onze kwetsbaarheid die Nietzsche heeft ons blootgesteld gelaten – we zijn beledigd door kilheid en onverschilligheid waarmee de zon schijnt – alsof er niets is voorbij zou zijn gegaan – de donkerste dag van onze tijd leven. Geconfronteerd hiermee hebben we alleen – en als we goed kijken, Het is niet een beetje – om dat te lasteren en te vervloeken
“onrechtvaardige” natuur die zo is zonder onderscheidingsvermogen werk: “Pallida mors aequo pulsat pede pauperu tavernes regumque turres” (Horacio, Carmina, ik, 4).
...
2. Een sentimentele opening. De angst van verwelkomen
Praten over angst is praten, hopeloos, uit het niets. een niets dat ontgaat ons in zoverre doet een beroep op een ongrijpbare ‘realiteit’, die niet waar kan zij laat je vangen door het instrument
bevoorrecht concept. Zoiets bestaat niet als een concept van niets; niets
verdwijnt in de uitoefening van zijn intellect.
Geïntellectualiseerd zou iets zijn, en niets, niets is. Wat er is, is een ervaring van
niets, dus dat wat het concept ons geeft steelt ervaring schenkt het aan ons –de
De vraag zal zijn om te proberen daar toegang toe te krijgen ‘ervaring’ van niets. Met deze Heidegger
zou wijzen op een herwaardering, een herstel van dat wat in een termijn
meer klassiek zouden we zoiets als de logica van het hart, die Pascaliaanse logica
degene waarvan het hart redenen heeft dat de intelligentie kan het niet begrijpen
(Pascal, Pensées, 277). Dat wat overbleef Marge is nu de hoeksteen.
...
3. De ontsnapping uit het niets
“Jezelf opgaan in het ene en het “wereld” waaruit het genezen is, maakt duidelijk een soort ontsnapping aan het ‘er zijn’ voor jezelf als ‘zichzelf kunnen zijn’. Maar dit fenomeen van de vlucht van het ‘er zijn’ eerder zichzelf en zijn bezittingen lijken de minder geschikt om als basis te dienen fenomenaal voor het onderzoek dat volgt. Juist in deze fuga wordt het ‘zijn’ niet geplaatst daar” vóór zichzelf. Reageren op
meest bijzondere beweging van de val, de een omweg leidt weg van ‘daar zijn’.” (Heidegger, 1991: 204) Het gebaar van de ontsnappen, verlaten, afstand nemen, een complex dichotoom gebaar waarmee Als iemand eenmaal in de steek is gelaten, wordt hij ergens in gegoten.
Op de vlucht voor zichzelf oriënteert het bestaan zich, vertrouwt het belangrijkste voor de entiteiten, voor de dingen, naar externe omstandigheden, waar men naartoe vlucht de wereld zelf. Het is vluchten waarheen troost vinden – die context van stabiele en stevige referenties daarvan
introduceert in de context van het leven geïnterpreteerd om a te vinden
totaliserende reactie. Van jezelf afkomen zichzelf, en alles in functie stellen van a
objectief extern lichaam dat regeert, een bestaan opbouwen waar niets van is
"eigen". Een vervreemd geschenk van betekenis die de vorm van ontvangst aanneemt:
kiem van het vóór wat en het waarom van de angst.
...
4. Verblijf in het onherbergzame. De bedrijf uit het niets “Ontmoeting […] maakt het duidelijk
"Hoe is het met je?" In angst zal hij dat doen één ‘onherbergzaam’. Daarin vindt hij
onmiddellijk was zijn uitdrukking merkwaardig onbepaaldheid van wat past
vindt het ‘er zijn’ in angst: de “niets en nergens.” Maar
‘ongastvrijheid’ betekent ‘niet thuis zijn." […] Angst […] brengt naar boven
opnieuw naar het ‘er zijn’ van zijn cadent jezelf opgaan in de “wereld”. Blijft over
doorbroken tot in de kern van het dagelijkse leven bekendheid." (Heidegger, 1991: 208-209)
In angst gaat men “onherbergzaam” (Unheimlich). Unheimlich, het gebrek, de afwezigheid (“ont-”) van het huiselijke, de gebruikelijke, de meest persoonlijke ruimte, het landschap die ieder zichzelf gunt en waar hij zich bevindt (“heim”). In angst – we hebben het eerder geschetst – de Het Dasein is verstoken van dat ecosysteem sentimenteel en taalkundig, waarin men, zoals nergens anders, zo voelt het thuis; en dus verwijst het ons niet naar het landschap comfortabel met wat bekend en gevoeld wordt eigen, maar aan het onherbergzame, aan de elementen, aan de eenzaamheid van de woestijn – een ontmoeting, van binnenkort niet-thuis zijn. Een niet-binnen zijn huis met een origineel karakter
...
[slot:]
Nu is de functie van de angst (angustia). Angst (angustia) is de toestand van stemming, het gevoel, het podium waar verschijnt, wordt gezien als een fenomeen, de Niets. Dat niets dat de ruimte van de overstroomt taal en concept nu gezien hersteld in de vorm van ervaring; HIJ maakt de fenomenale verschijning mogelijk van dat wat intellectueel niet verschijnt. Vandaar de onmogelijkheid van angst maakte niets duidelijk; is de onbepaaldheid van angst (angustia) de plaats bevorderlijk voor de manifestatie ervan. Uiteindelijk beven we van angst iets, maar de trilling die typerend is voor de angst (angustia) komt voor niets naar ons toe.
(bron: Beven zonder angst: angst en angst in de filosofie van Martin Heidegger, Alberto Ferrer GarcÃa, https://www.academia.edu/8630560/Temblor_sin_temor_miedo_y_angustia_en_la_filosof%C3%ADa_de_Martin_Heidegger)
-- Van Dale over, "Angustia:"
- ansiedad: angst => beklemming, spanning, ongerustheid
- pesadumbre: zieleleed => pijn, smart,droefheid
Ansiedad:
- preocupacion: spanning => angst, bezordheid
- (medisch): beklemming => benauwdheid
Reacties