Ten Great Economists
Ten Great Economists, From Marx to Keynes. Is een boek van Joseph A. Schumpeter. Het boek kwam net niet af voor zijn dood en is door zijn vrouw (Elizabeth Bood Schumpeter) uiteindelijk uitgegeven. Het siert een grote econoom om een dergelijk werk te schrijven.
De eerste vraag is natuurlijk, wie zijn dat dan:
- . Karl Marx (1818–1883)
- . Marie Esprit Léon Walras (1834–1910)
- . Carl Menger (1840–1921)
- . Alfred Marshall (1842–1924)
- . Vilfredo Pareto (1848–1923)
- . Eugen von Böhm-Bawerk (1851–1914)
- . Frank William Taussig (1859–1940)
- . Irving Fisher (1867–1947)
- . Wesley Clair Mitchell (1874–1948)
- . John Maynard Keynes (1883–1946)
Dat Marx op de eerste plaats komt, ook al is het geen ranglijst, is niet verwonderlijk. Schumpeter dankt zijn motivatie grotendeels aan Marx, en Marx de Profeet is dan ook het eerste artikel in het boek.
...
Schumpeter ontmoette, schrijft Elizabeth, Menger, Boehm-Bawerk en Wieser in Wenen. Hij was gecharmeerd van de(ze) Oostenrijkse school, maar had ook affiniteit en interesse in de school van Lausanne waar Walras doceerde en waar de theorie van het marginaal nut, waar de echte oprichter van de school (Lausanne) Pareto was.
Over Marx schrijft Schumpeter in drie facetten: Marx als profeet, Marxisme ziet Schumpeter ook als een soort religie, dan is er de Marx als socioloog dan is er de Marx als econoom en als laatste Marx als meester. Schumpeter schrijft dat vooral in de sociale wetenschappen de specialisatie hoogtij viert maar voor een meester is het ook nodig om de synthese te laten zien, dat kon en deed Marx dan ook, in deze laatste rol, waar de econoom, de socioloog en de profeet samenkomen.
Walras viert Schumpter in zijn rol als pure economische wetenschapper. Niks meer, maar ook niet minder want er zijn maar weinig die dat kunnen, zo'n nauwe focus. Walras was niet erg praktisch, hij faalde in een eerdere mijnbouwstudie en ging uit van de kennis en theorie van Cournot. Later ging Marshall verder met zijn theorie.
Carl Menger leidt Schumpeter in met kennis over Adam Smith en Ricardo, en de specifieke bijdrage van Menger aan de waardetheorie, gebaseerd op de noodzaak van goederen en dan vooral het idee van marginaal nut.
Over Marshall zegt Schumpeter dat zijn theorie in feite achterhaald is, maar ook een mijlpaal biedt van hoe ver de economie sindsdien gevorderd is.
Vilfredo Pareto werd door een biograaf de burgerlijke Marx genoemd, maar Schumpeter vindt die karakteristiek niet passend, want er was weinig bourgeois aan Pareto. Hij minachtte de gewone burger. In de VS is Pareto populair geweest, korte tijd, maar in een kleine intellectuele cirkel heeft hij grote invloed uitgeoefend. Hij was product van een franco-italiaanse maatschappij (cultuur) die ver af stond van het Amerikaanse en Britse mainstream-denken van die tijd. Pareto paste bij het laissez-fair denken, maar hij was tegen een pluto-democratie als element van het liberalisme. De socialisten staan bij hem in het krijt voor zijn bijdrage aan hun doctrine. Maar zelf was hij een fervent antisocialist. De Franse katholieken kunnen Pareto bedanken voor zijn steun aan de affaire Dreyfus. Pareto was een onafhankelijke denker en een strijder, al is zijn invloed nu nauwelijks meer actueel...
... (dit deel over Pareto) wordt vervolgd.
Dit boek komt nog uit de tijd van het project - De opkomt van de econoom - en een echte samenvatting heb ik niet meer kunnen maken.
--
Reacties