Lage Landen Hoge sprongen
Lage Landen, grote sprongen is een boek dat gepubliceerd werd door de Rabobank ter viering van haar jubileum, Nederland van 1898 tot 1998.
De inhoud volgt een thematisch karakter:
- onvergetelijk heden (geeft een fotoreportage van 100 jaar ontwikkeling)
- allemaal Nederlanders
- "eens komt een klare schone dag..."
- in Holland staat een huis
- vreemd volk over de vloer
- in den beginnen was het woord... en aan het eind het beeld.
- spierkracht en kenniskracht
- geld als water
- meer tijd, minder tijd, geen tijd
- de bevrijding van jeugdland
- hoe tucht een lelijk woord werd
- god, Nederland oranje
Het boek sluit af met het thema van de titel: lage landen hoge sprongen. De twintigste eeuw heeft vooral in Nederland grote veranderingen gebracht. Door de late industrialisatie en de traditie van isolationisme en neutraliteit was Nederland eind negentiende eeuw in veel opzichten een behoudend land. In de beschutting van dijk en duin leefde men in vroomheid en eenvoud en verhief zich niet. In de loop van de twintigste eeuw heeft ons kikkerlandje zich met een koene sprong bevrijd uit het zuigende veen en de vrijheid gezocht. Welke bijzondere eigenschappen van Nederland en de Nederlanders maakte deze sprong mogelijk?
Nederland had altijd een geprofileerde reputatie. Traditioneel werd het door gezapigheid en veronderstelde boerenslimheid in handel gekoppeld aan een hoge mate van zelfgenoegzaamheid.
Het Engelse woordenboek bevat diverse opsommingen onder het lemma Dutch: Dutch Treat, Dutch Comfort, Dutch Gold, Talk like a Dutch (iemand de les lezen)...
Het beeld bij andere naties was van welvarende Hollanders met weinig scrupules. Ook gierigheid was een eigenschap die men herkende bij ons volk. In Amerika waren het vooral de kleinschaligheid, schattigheid en gezapigheid van Holland die het beeld bepaalden. Het zwaaiende vingertje was bekend en in de jaren '80 kwamen Hollanders de Amerikanen de les lezen over de kruisrakketten, hetgeen de diagnose Hollanditis opleverde.
Maar in veel opzichten heeft Nederland zich in de loop van de twintigste eeuw ontwikkeld tot een land dat voorop loopt in sociale en culturele veranderingen en dat het experiment niet schuwt.
In de eerste helft van de twintigste eeuw was er veel verandering op economisch vlak. De industrialisatie kwam op gang en in handel en landbouw was Nederland altijd al op export-georiënteerd. Maar op sociaal en cultureel gebied was Nederland een buitenbeentje binnen Europa: het was een kerkelijke, gezagsgetrouwe en groepsgewijze natie.
De zeer complexe en lang geprolongeerde verzuiling vormde daarbij een sleutelfactor. De katholieke minderheid en een prominente orthodox gereformeerde groep gingen zich krachtig organiseren en waren als voortrekkers van de verzuiling. De overheid nam een beperkte plek in op het maatschappelijk middenveld. De overheid was niet zwak, maar Nederland was een sterk verticaal geordende samenleving met een traditie van strikte gezagshandhaving. in de praktijk was ordehandhaving een kwestie van sociale controle.
Pas in de jaren 60 begonnen de zuilen af te brokkelen en veranderde Nederland in een meer open en mobiele samenleving. Soms sloegen we door in een anti-autoritaire samenleving. T.o.v. de gehele eeuw is niet alleen een emancipatie van achtergestelde groepen zichtbaar, maar juist de sterke groei van individuele ontplooiingsmogelijkheden opvallend. Nederland ging in de loop van de eeuw lijken op een een-ouder-gezin. Onder de moederlijke leiding van drie vorstinnen breidde de voorzienigheid van de overheid over steeds meer gebieden uit. De vaderrol, traditioneel vervuld door een streng gezag en opperwezen, raakte op de ACHTERGROND.
Het bijzondere van de Nederlanders.
In de jaren '60 en '70 kreeg de vaderlandsliefde een deuk, maar in de jaren '90 veerde dit weer op en ontstond er een soort van trots voor o.a. het succesvolle poldermodel. Het streven naar samenwerking, overleg en compromis dat bij de zuilen bestond zorgde voor sociale vrede tussen vakbonden en werkgevers.
Nederlanders tonen nog steeds een opmerkelijke drang tot zelforganisatie, ze sluiten zich aan bij organisaties en verenigingen voor een gezamenlijk doel. Ook de neiging om de verschillen binnen de perken te houden is een Nederlandse eigenschap. Rijkdom wordt niet tentoongesteld, en morele betrokkenheid, engagement is groot.
Onze spaarzaamheid en soberheid doorstonden de eeuw ook met glans. Niet voor niets kreeg de gouden koets in 1898 De levensverzekering als plek.
De meest kenmerkende eigenschap bleef de gehechtheid aan de huiselijke sfeer, oost west, thuis best. (Nederlanders hebben relatief de meeste caravans).
De oorlog markeerde hert einde van de neutraliteitspolitiek, waardoor de leuze "in isolement ligt onze kracht" tot het verleden werd gestuurd. Na de oorlog herleefde de verzuiling een nieuwe start, en pas in de jaren 60 en 70 zette de ontzuiling door, vergezeld van (een versnelde) emancipatie, welvaartsgroei en individualisering.
Op zoek naar een nieuw evenwicht.
Er zijn vele tegentrends en bewegingen te vinden in de laatste decennia. Nederland is sinds het begin van de eeuw (1900) op alle fronten opengelegd, georganiseerd en "bestemd." Dat bracht uniformering en schaalvergroting met zich mee waar bij allerlei verschillen tussen regio's zich afvlakten. Maar Nederland liep ook tegen grenzen aan. Net zoals de brommer die opgevoerd wordt werd onze economie steeds verder opgevoerd en nu in sommige sectoren de motor driegt vast te lopen moeten we op zoek naar een nieuw evenwicht tussen groei en verantwoord "rentmeesterschap." Een voorbeeld [uit die tijd] was een ramp als de varkenspest, waardoor de aansporing kwam om van binnenuit op een andere manier te gaan kijken naar het evenwicht tussen productiegroei en rentemeesterschap...[bron: Lage Landen, Hoge sprongen, 1998]
-- een aanzet tot de details.
1. Allemaal Nederlanders. gaat over de staat van het land. de bevolking op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden leefden praktisch geïsoleerd van de rest. een kwart van het bodemoppervlak lag er woest en verlaten bij. in het zuiden en in delen van Twente had e katholieke boeren en arbeiders. diagonaal over Nederland liep de bible-belt van de orthodox-gereformeerden, werkzaam in ambacht, landbouw en visserij. plattelanders trokken naar de stad. woon-werkverkeer mocht niet veel tijd kosten. de fiets veroverde Nederland, in 1900 waren er 100.000 fietsen. Trein was het vervoermiddel voor de betere klasse.
De Gooische Moordenaar: de opkomst van forensen door de komst van de trein en de vestiging buiten de stad (Amsterdam). De eerste auto reed in 1895, en er kwamen al snel regels. De automobiel moest een "cijferbord" hebben.
Na de tweede wereldoorlog steeg het vervoer en communicatie-cijfers ot duizelingwekkende hoogten. in 1946 verwerkte Schiphol 1000 passagiers, aan het einde van de eeuw ca.70.000.
De overheid fungeerde tot de jaren 70 voor het autoverkeer als wegbereider. Maar met de groei kwamen nieuwe uitdagingen, met het asfalt bleven files komen. Boosdoener: woon-werk-verkeer. Milieubesef en natuurbewustzijn speelde al vroeg een rol. IN 1905 ontstond de vereniging tot behoud van natuurmonumenten. De natuur was iets om te temmen en te ontwikkelen in de ogen van veel Nederlanders. Elk stukje grond kreeg een Bestemming.
Ook bij de spoorwegen heeft de trend naar schaalvergroting en rationalisatie een tegenreactie opgeroepen, door de komst van kleinschalige organisaties die in het gat van de onrendabele trajecten sprong.
De economische macht concentreert zich in het westen (van de 100 grootste ondernemingen hebben 72 hun hoofdkantoor in het westen). Het voorzieningsniveau is nationaal geworden.
De eenwording heeft eenvormigheid met zich meegebracht. Overal zie je dezelfde winkelpromenades. Maar ook de vervlakking van de cultuurverschillen tussen regios heeft een tegenstroom opgeroepen, door een lokaal elan in de regio's.
2. "Eens komt een klare schone dag..."
.. wordt vervolgd.
Reacties