Het coöperatieve alternatief (2)
"Coöperatief fuseren." Uit dit hoofdstuk blijkt al de convergentie van de toekomstige Rabobank naar mainstream maatstaven: meedoen met marktdenken, waar fusies leidend zijn.
Er was een brede fusie beweging. [context en toonbeeld van die tijd was het bedrijf Internatio Müller. Opgericht in 1970 door een fusie van Internatio handel en Scheepvaart en het Handelshuis Müller & Co. Dat verdwijnt van de beurs in 2001. Imtech neemt de notering over en gaat in 2015 failliet.] Akzo kwam tot stand door fusie van Aku en KZO en in 1971 verscheen het Rijn-Schelde-Verolme concern.
Ontzuiling en democratisering. In 1956 bezocht 90& van de gelovigen nog trouw de zondagsmis. In1976 was dat nog maar 30%. Tegelijk ontstond een democratiseringsbeweging met als meest spectaculaire voorbeeld de bezetting van de Katholieke Hogeschool in Tilburg. Studenten werden mondiger, maar ook de vakbonden, de bevoegdheden van ondernemingsraden nam toe. Ook boeren en tuinders begonnen zich te manifesteren. Door de oliecrisis konden velen het hoofd niet boven water houden. In 1975 verscheen Graven naar macht een studie van politicologen aan de UvA naar de bronnen van macht.
over de motieven voor fusie s in het bankwezen zijn verschillende theorieën in omloop. Een impuls door ambitieuze managers zou kunnen. Het imago van een te kleine bank, kan ook. Maar meer logisch is de ontwikkeling van de economie en het ondernemingsklimaat: de arbeidskosten stegen (welvaartstaat) en bedrijfsleven ging diepte-investeringen doen om deze te compenseren die konden minder uit eigen vermogen worden gefinancierd.. De grotere behoefte aan kapitaal in het bedrijfsleven stimuleerde de banken om het fusieproces te emuleren, om zo de grotere investeringen te kunnen financieren.
In 1964 ontstaat de AMRO en ook de ABN door fusies. De fusie van de Boerenleenbank en de Raiffeisen bank verloopt in drie fasen en rond zich af in 1972. Het woord fusie wordt al gebruikt sinds 1967 (binnen de bank). Dat gaat niet zomaar. Het Eindhovens confessionalisme staat nog ver af van het Utrechtse cultuur. In Eindhoven groet men elkaar op het werk nog met Geloofd zij Jezus Christus. Mertens was de leider in het zuiden, voorzitter van de land en tuinbouwbond en lid van de KVP, was een Limburgse boerenzoon. In Utrecht stond dr. Verhage aan het roer, een nuchtere Zeeuw die recht voor zijn mening uitkwam. Hij was econoom (Rotterdam) en gepromoveerd op een dissertatie over handel in bloembollen.
De fusie werd breed uitgemeten in de kranten - moderne bankreus, mammoetbank - , want en passant werd de nieuwe combinatie de grootste bank (qua balanstotaal) in het land. "Dat spelen die boeren en tuinders toch maar eens even klaar."
Er volgt een moeizame weg vol met "bloedgroepenkwesties" van autonomie versus centralisatie en dan moet er van twee banken een bank gemaakt worden. in 1975 geeft Duisenberg (dan min financiën) zijn bewondering voor de coöperatieve structuur van de nieuwe bank.
"De fusie bevestigt de theorie dat verscherping van de concurrentie vaak de hoofdoorzaak is van fusies." En kwam volgens Hoogleraar H.W. de Jong een branchevervaging op gang in de geïntegreerde nationale markt. het verschil met andere fusies is de implementatie van het Rabobank model met een geheel eigen besluitvormingstraject.
4. Van Massamarkt naar maatwerk.
De fusie leidde tot denken in grotere getallen. De start begin met een crisis met heroriëntatie tot gevolg die de Rabo omschrijft als van massa naar maatwerk.
In 1973 breekt het begrip zuinigheid aan (Wim Kan: zuinig over de drempel). Nederland gaat een periode van schaarste tegenmoet. Het bedrijfsleven stak zich dieper in de schulden. De politiek had moeite zich los te maken van het keynesiaanse gedachtegoed, waar de overheid bij neergang flink haar uitgaven verhoogt. De welvaartstaat bleek verslavend te zijn. Er volgde een koude sanering in 1981. De dienstensector werd de belangrijkste bron van werkgelegenheid. Rond 1990 werkte 66% in deze sector. Landbouw bedroeg nog maar 5% (maar onderschat dit percentage niet, schrijven de historici want de sector had nauwelijks last gehad van de economische krimp en veel geïnvesteerd). De export groeide en het midden-en-kleinbedrijf was de bron van de werkgelegenheidsgroei. In de jaren 80 en 90 ontdekte het bedrijfsleven efficiency en flexibiliteit . Het aantal bedrijven was lange tijd constant en begon nu (vanaf ca. 1985) weer te groeien. De sterke internationalisering was een ander belangrijkkenmerk van de jaren tachtig.
In 1982 gaat de Tilburgse hypotheekbank failliet. Er komen bedreigingen aan de bron: de Rabo ziet spaarders als de leverancier van de belangrijkste grondstof voor de kredietverlening (spaargeld dus). Er komen echter concurrenten. Zoals Robeco met Roparco in 1981. [ook hier zie je branchevervaging: een belegger zoekt de spaarmarkt op, en langzaam verschuift, nu nog niet, beleggen naar sparen als nieuwe trend in de jaren 90.] Marktaandelen van Rabo is nog steeds hoog maar het gaat ook om de omvang van de totale markt. Die daalt door de afname van vrije besparingen terwijl de contractuele besparingen (pensioenfondsen en levensverzekeringen) stijgen.
Andere kwestie is de kerntaak van kredietverlening aan de agrarische sector. De winst van de bank staat niet meer in verhouding tot de moeilijkheden in deze agrarische sector. Door uitbreiding van de kerntaken richting grotere bedrijven en MKB komen er nieuwe uitdagingen. Vooral op verzekeringsvlak komt er concurrentie. De Rabo komt hier met haar eigen Polis, maar werkt ook via kantoren samen met agenten. De uitbreiding van de dienstverlening is o.a. te zien aan de overname van de lage landen die consumptieve kredieten aanbiedt aan particulieren voor o.a. vervoer
Qua internationalisatie is er een twee sporen beleid: samenwerken dan wel eigen presentie (vestigingen) in het buitenland. Ook het automatiseringsproces (richting informatisering) heeft eigen uitdagingen vanwege het decentraal karakter van de organisatie.
In deze ontwikkeling blijkt de Rabo bank een duurdere kostenstructuur gekregen te hebben dan rivalen door haar grotere netwerk van decentrale kantoren. Dat was eerst een concurrentievoordeel dat omsloeg in een nadeel. Tevens was steeds meer hoger opgeleid personeel nodig en de organisatie kwam met projecten als Opvoering Toegevoegde waarde in samenwerking met consultant McKinsey.
Rond 1990 begint de periode van individualisering. Dit is het laatste hoofdstuk. Een individualiserende samenleving. Nederland is ziek, verklaart Lubbers, door de opkomst van massale arbeidsongeschiktheid. Uitkeringen moeten worden gekort. bedrijven moeten inspelen op deze trend van individu centraal. Er volgt een nieuwe concentratie. ABN en AMRO fuseren in 1990. Ook ING komt dan tot stand in de nieuwe gefuseerde vorm. De All-Finance gedachte komt op. Rabo fuseert zodoende met Interpolis. Maar ook Robeco wordt deel in de nieuwe toekomst.
"Beleggen is in de afgelopen 15 jaar een rage geworden." De eerste beleggingsmaatschappij dateert van 1774 (eendragt maakt magt). Het aantal beurs genoteerde beleggingsmaatschappijen steeg van 64 in 1984 naar 183 in 1990. Huishoudens die beleggeen stegen van 9 naar 15% in die tijd. Robeco was de belangrijkste concurrent (in 1977 had ze 75% marktaandeel en Rabo neemt de partij over. in 1990 komen Korteweg en Wijffels (Rabo) tot een akkoord. Vervolgens volgt Schretlen en Rabobank Internationaal groeit in deze markt.
Dan volgt - met grote stappen - de existentiële vraag: wat heeft een coöperatie het individu te bieden? Een van de uitkomsten is dat voor een krediet in 1998 een partij niet meer lid hoeft te zijn, particuliere klanten zijn welkom. De achtergrond van deze individualisering is de terugtrekkende overheid, euforie over marktwerking, invloed van informatietechnologie waarin Rabo een financieel conglomeraat werd, in lijn met de ontwikkeling van andere partijen. De rest is geschiedenis met de opsplitsing van de ABN AMRO...
Reacties