Leve het Latijn (Nicola Gardini)
Geschiedenis en schoonheid van een nutteloze taal.
Gardini schrijft een ode aan het Latijn. Het boek is vertaald naar het Nederlands via een subsidie van het letterenfonds. Het laatste van de 22 hoofdstukken behandelt het idee van nutteloosheid uit de titel, de rest van de hoofdstukken gaan over de schoonheid. En dat laatste weet de auteur mooi te verwoorden.
Anders dan het Grieks waar ik nagenoeg niets van af weet, weet ik iets meer van Latijn en zie ik mezelf tot de doelgroep: mensen die nog wat aansporing kunnen gebruiken om de dode taal - ook daar heeft de auteur een antwoord op - aandacht te geven. De echte doelgroep zijn scholieren, zo schrijft hij, maar ook de minder jonge lezers.
Eerst dat nut. Dat is er niet, aan de ene kant, Latijn is geen wiskunde van de alfa-wereld zo interpreteer ik zijn argument. Maar Latijn kan diepgang aan het leven geven. na het lezen van het boek heb ik diverse schrijvers zien passeren, maar heb ik vooral geleerd hoe het Latijn verandert door de omgeving waarin het gebruikt werd totdat het rond de middeleeuwen nauwelijks nog gebruikt wordt. Het Latijn begint in het Romeinse rijk, maar wordt overgenomen door de christelijke cultuur die het misschien wel misbruikt voor haar doel: de taal van religie. Haar heiligheid krijgt hierdoor meer caché. Ook hier schrijft de Latinist niet over, hij geeft enkel de aanzet.
"Wie spreekt over liefde voor het verleden, heeft het eigenlijk over liefde voor het leven; er ligt zoveel meer leven in het verleden dan in het heden," Die uitspraak is van de schrijfster van Herinneringen van Hadrianus en haar motto wordt aangehaald, voor de inhoud.
Waar het Latijn misschien minder nut heeft dan het Grieks zit in het ontbreken van de focus op retorica. Hier legt Gardini nauwelijks aandacht op, omdat het niet van het Latijn is, maar te meer van het Grieks. Het enige punt waar het misschien speelt is in - hoofdstuk 18 doornstruiken, afgronden en herinneringen - daar komt Augustinus in relatie met Cicero aan bod. Deze beiden hebben het over drie redeneerstijlen. Cicero in Orator. De eerste stijl dient om uitleg te geven, de tweede om te oordelen, en de derde om te overtuigen. Dat Garini hier in zijn hoofdstuk over het nut van Latijn niet op terugkomt is eigenlijk een hiaat in zijn argumentatie.
Het boek geeft een soort chronologisch overzicht van de taal en van zijn fascinatie voor de taal. Die begon het gymnasium en in de relatie met het Italiaans. Sommige woorden in die taal lijken op een Latijnse woord, maar vaak betreft het geen afleiding. Zoals met Bello en bellum. Hij legt uit wat latijn is, waar het gesproken werd en welke toepassingen het diende, zoals in het rechtssysteem.
Of, in het geval van architectuur, van Vitruvius, dat was een architect die tot op heden veel geciteerd wordt. hij bracht woorden in als: impluvium, atrium, triclinium, tablinum, vestibulum en fauces.
Maar de focus in het boek, is het literaire latijn, van de auteurs die volgen in de aansluitende hoofdstukken zoals: Cicero, Sallustius, Vergilius, Livius, Ovidius, Horatius, Propertius, Seneca, Tacitus, Augistinus, Hiëronoymus "en andere uit de latere eeuwen..."
Zonder Aeneus zou Dante de Goodelijke Comedie niet hebben kunnen schrijven. het boek zit vol van literaire verwijzingen en die zijn op zich al leerzaam. Dan zijn er de vele korte passages teksten met vertaling die inspirerend werken. En dan de grote namen, en de vele anakdotes van alexander de Grote en zijn fascinatie voor Diogenes. Latijn als literaire filosofie zoals die van Seneca (...) of Horatius (het toonbeeld van efficientie) is behulpzaam bij het leven; de wijsheid die er toen al was, kan bespiegelend werken.
In sommige gevallen komen meer contemporaine of moderne denkers of schrijvers aan het woord over de Latijnse cultuur, zoals Nietzsche die een lofzang op Horatius hield.
Reacties