De perfecte zwerm (Len Fisher)
In het Nederlands is de titel van The Perfect Swarm, de wetenschap van complexiteit in het dagelijks leven (Len Fisher, 2009), vertaald met: zwermintelligentie, en dat is gedaan om het biologische kenmerk uit de natuur te gebruiken voor het beschrijven van groepen, die lijken soms slim, maar doen (als massa) ook gewoon domme dingen. Het bekendste voorbeeld hiervan is de massa die zich door Bernie Madoff heeft laten beetnemen. In hoofdstuk zes komt dit fenomeen aan de orde, onder mutually assured delusion (mad). Het boek kwam rond het Madoff-schandaal op de markt overigens...
De opbouw van het boek is vrij logisch, en begint na een korte uitleg over de zwerm, met het voorbeeld van de vogels in de natuur, de zwerm die door (individuele vogels) maar met drie regels bij elkaar wordt gehouden en wij als toeschouwers kunnen bewonderen: het geheel is meer dan de delen.
De essentie van het boek past ook bij die observatie van de zwerm vogels, want hoe complex het ook lijkt, deze complexiteit is altijd terug te leiden dan wel te beheersen door het gebruik van slimme regels. Homo Heuristicus lees ik ergens nabij het eind.
Niet toevallig denk ik, gegeven de publicatiedatum van het boek, komt de onzichtbare hand van Adam Smith aan de orde in de uitleg van zwermintelligentie. Dat evenwicht komt niet zomaar tot stand, "denkend dat het instituut markt wel over een negatieve terugkoppeling beschikt." Omdat in de praktijk, systemen werken met zowel positieve als negatieve terugkoppeling en zelfs kettingreacties kunnen veroorzaken. " Het uiteindelijke evenwicht wordt bepaald door regels van de interactie tussen individuen, en twee kernproblemen zijn hierbij: het blootleggen van de interactiepatronen als ook de informatie-uitwisseling tussen (in dit geval) dieren.
Als een groep over een collectief aanpassingsvermogen wil beschikken, zijn lineaire regels niet voldoende. De complexiteitstheoretici John Miller en Scott Page geven een lijst van acht criteria voor dit aanpassingsvermogen, "los, maar respectvol gebaseerd op achtvoudige pad van boeddhisme:" juiste zienswijze, juiste intentie, juist spreken, juist handelen, juiste afrekening, juiste inspanning, juiste opmerkzaamheid, juiste concentratie. Een voorbeeld van interactiepatronen is de bevolkingsgroei, die wiskundigen in een vergelijking hebben weten te vangen en die te zien is als een S-curve, deze werkt ook voor bacteriën in een petri-schaal.
Hoofdstukken twee Treksprinkhanen en Bijen en drie Mierenlogica gaan in op de natuurlijke verschijnselen die de basis geven voor de complexiteitstheorieën. Deze eerste groep is bijzonder omdat het verschil tussen de zelfstandige sprinkhaan en het leven van deze in een groep zo verschilt. Wanneer ze elkaar benaderen blijken de sprinkhanen serotonine aan te maken, hetgeen de dieren socialer maakt en elkaars gezelschap beginnen op te zoeken.
Bij mieren is bekend dat ze een soortgelijke stof achterlaten wanneer ze op pad gaan (feromonen geheten) en die zorgt ervoor dat mieren herkennen welke weg ze moeten nemen, namelijk die waar al de meeste mieren voor zijn gegaan. (De case van de bijen gaat in hoe deze op een speciale manier van leiderschap op hun doel weten af te gaan...)
Direct hier op aansluitend is er een soortgelijk krachtenspel in de menigte (hoofdstuk vier). Mensen kunnen in ruimte snel anderen volgen en dan ontstaat er bijvoorbeeld een denkbeeldige "rivier" van voetgangers die sneller lopen dan anderen. Of in een volle zaal werkt het "in de regel" dat mensen wanneer de dichtheid toeneemt, zich anders gedragen dan wanneer de dichtheid afneemt. Ook de zwermformule voor vogels werkt bij mensen, bijvoorbeeld dat je de snelheid van je buurman inde gaten houd en diegene voor je blijft volgen, zo ontstaan dan ook menselijke zwermen.
Bij groepsintelligentie: de meerderheid of het gemiddelde? (hoofdstuk vijf) komt veel van het werk van James Surowiecki aan bod. In dit geval gebruikt Fisher niet de term expert die met zijn schatting bijna altijd slechtere uitkomsten voorspelt dan de gemiddelde mening van de groep. Hij refereert hier aan een studie van Investment strateeg Michael Mauboussin die investeerders categoriseert als dan wel rule-following, dan wel probabilistische voorspellers. En in navolging van Philip Tetlock stelt hij dat Vossen betere voorspellers zijn dan Egels (hij vermeldt er niet waar deze theorie van Vossen en Egels vandaan komt).
Hoofdstuk zes gaat in op vormen van consensus. Te beginnen met de Delpi-methode. En vervolgens de quorumreactie. Dat is te begrijpen als het sleetse pad dat iedereen al bewandeld heeft: wat doet de volgende, nieuwe groep: die kiest hetzelfde pad. Stemmethoden is een tweede onderwerp (naar de theorie van Kenneth Arrow en de maatschappelijke keuze-paradox) en groepsdenken (Irving Jawis) is qua cultuur het meest interessant in dit hoofdstuk. Dwaze consistentie? Dat komt voor bij het eerder genoemde MAD. Groepsleden negeren bewijzen die voor anderen buiten de groep evident zijn. Drie kenmerken zijn daarbij essentieel:
1. druk in de richting van uniformiteit
2. gesloten denkwijze binnen de groep zodat twijfel wordt weggeredeneerd
3. overschatting van de groep als superieur aan andere groepen of zelfs onkwetsbaar.
Rages, besmetting en communicatie: de wetenschap van netwerken (zeven) begint met netwerken, connectiviteit, hubs en met verdelingen (de 80-20-regel die uit netwerken voort kan komen) en over het Mattheus'effect: nieuwe knooppunten in een netwerk zullen waarschijnlijk verbindingen aangaan met ander knooppunten die al veel verbindingen hebben.
Minder bekend is het vlinderdas-netwerkmodel. Hiermee komt de rol die gerichtheid speelt in de stroom van het netwerk tot uitdrukking; de mate waarin op de verbinding sprake is van een-of tweerichtingsverkeer. Het netwerk dat resulteert dan in een centrale kern (de stam van de vlinder) met een binnencontintent (linkervleugel) en een buitencontintent (rechtervleugel) en losse eilanden. Een voorbeeld van dit netwerk is het darknet, waar je alleen binnenkomt wanneer je het exacte adres weet. Het is een eenrichtingsverkeer.
Dan komen er diverse onderwerpen aan bod die voorbeelden geven hoe deze theorie van netwerken ingezet kan worden op persoonlijk niveau. Wat kan je doen wanneer je effectiever wil netwerken of je netwerk wilt uitbreiden. Veel marketingsbureaus gebruiken deze theorie. En een belangrijk voorbeeld in het boek van Fisher is het boek Zen and the art of motor maintenance. Een boek dat geen enkele uitgever wilde publiceren, totdat het bij iemand kwam die meende dat het boek een publiek verdiende.
Netwerken kan je benutten om een kritiek massa te creëren, een motief te bieden om een keten in gang te zetten, je eigen knooppunt geschikter maken, of zorgen dat er in je netwerk meer twee richtingsverbindingen ontstaan.
Vuistregels, hoofdstuk acht, is waar natuur en cultuur toch wel het beste samenkomt. De natuur is complex, maar de mens (cultuur) gebruikt dan maar vuistregels, om de complexiteit te, ... omzeilen, ...
Er zijn vijf verschillende soorten regels. Voorbeelden van regels die in het bedrijfsleven werken zijn:
9. Het voorlaatste hoofdstuk gaat over patronen en hoe je via (bijv.. verbeelding) een patroon zichtbaar kan maken. Een voorbeeld van een dergelijke praktijk is dat van het periodieke systeem (Dimitri Mendelejev), dat begonnen is als een ordeningsprincipe waar hij zocht naar patronen en regelmatigheden.
De wet van Benford werkt voor het vinden van statistische patronen van cijfers in een verzameling; hoe vaak komt welk cijfer voor? En dan is er de Ramseytheorie die (volgens Keynes een van de meest opmerkelijke bijdrage aan de wiskundige economie ooit) een manier berekende welk deel van ons vermogen of inkomen opzij gelegd moet worden voor eventualiteiten. Deze theorie voorspelt dat wanneer groepen groeien er patronen ontstaan, bijvoorbeeld op feestjes van mensen die elkaar kennen en zij die elkaar niet kennen.
Het laatste hoofdstuk geeft als samenvatting, Simpele regels voor complexe situaties. Beginnend met tien regels uit de theorie van de zwermintelligentie (als je een groep wilt overtuigen van iets nieuws begin dan niet bij de invloedrijke persoon Knooppunt) maar met een groep early adopters).
Dan zijn er regels uit sociaal en gedragsonderzoek (als er een waarschuwing klinkt neem dit dan serieus en kom in actie!), regels uit de natuur (de quorumreactie), regels uit het bedrijfsleven (vermijd groepsdenken, spreid je kansen) en regels uit computersimulatie en wiskunde.
--
2018/08/de-wijsheid-zit-in-de-menigte
De opbouw van het boek is vrij logisch, en begint na een korte uitleg over de zwerm, met het voorbeeld van de vogels in de natuur, de zwerm die door (individuele vogels) maar met drie regels bij elkaar wordt gehouden en wij als toeschouwers kunnen bewonderen: het geheel is meer dan de delen.
De essentie van het boek past ook bij die observatie van de zwerm vogels, want hoe complex het ook lijkt, deze complexiteit is altijd terug te leiden dan wel te beheersen door het gebruik van slimme regels. Homo Heuristicus lees ik ergens nabij het eind.
Niet toevallig denk ik, gegeven de publicatiedatum van het boek, komt de onzichtbare hand van Adam Smith aan de orde in de uitleg van zwermintelligentie. Dat evenwicht komt niet zomaar tot stand, "denkend dat het instituut markt wel over een negatieve terugkoppeling beschikt." Omdat in de praktijk, systemen werken met zowel positieve als negatieve terugkoppeling en zelfs kettingreacties kunnen veroorzaken. " Het uiteindelijke evenwicht wordt bepaald door regels van de interactie tussen individuen, en twee kernproblemen zijn hierbij: het blootleggen van de interactiepatronen als ook de informatie-uitwisseling tussen (in dit geval) dieren.
Als een groep over een collectief aanpassingsvermogen wil beschikken, zijn lineaire regels niet voldoende. De complexiteitstheoretici John Miller en Scott Page geven een lijst van acht criteria voor dit aanpassingsvermogen, "los, maar respectvol gebaseerd op achtvoudige pad van boeddhisme:" juiste zienswijze, juiste intentie, juist spreken, juist handelen, juiste afrekening, juiste inspanning, juiste opmerkzaamheid, juiste concentratie. Een voorbeeld van interactiepatronen is de bevolkingsgroei, die wiskundigen in een vergelijking hebben weten te vangen en die te zien is als een S-curve, deze werkt ook voor bacteriën in een petri-schaal.
Hoofdstukken twee Treksprinkhanen en Bijen en drie Mierenlogica gaan in op de natuurlijke verschijnselen die de basis geven voor de complexiteitstheorieën. Deze eerste groep is bijzonder omdat het verschil tussen de zelfstandige sprinkhaan en het leven van deze in een groep zo verschilt. Wanneer ze elkaar benaderen blijken de sprinkhanen serotonine aan te maken, hetgeen de dieren socialer maakt en elkaars gezelschap beginnen op te zoeken.
Bij mieren is bekend dat ze een soortgelijke stof achterlaten wanneer ze op pad gaan (feromonen geheten) en die zorgt ervoor dat mieren herkennen welke weg ze moeten nemen, namelijk die waar al de meeste mieren voor zijn gegaan. (De case van de bijen gaat in hoe deze op een speciale manier van leiderschap op hun doel weten af te gaan...)
Direct hier op aansluitend is er een soortgelijk krachtenspel in de menigte (hoofdstuk vier). Mensen kunnen in ruimte snel anderen volgen en dan ontstaat er bijvoorbeeld een denkbeeldige "rivier" van voetgangers die sneller lopen dan anderen. Of in een volle zaal werkt het "in de regel" dat mensen wanneer de dichtheid toeneemt, zich anders gedragen dan wanneer de dichtheid afneemt. Ook de zwermformule voor vogels werkt bij mensen, bijvoorbeeld dat je de snelheid van je buurman inde gaten houd en diegene voor je blijft volgen, zo ontstaan dan ook menselijke zwermen.
Bij groepsintelligentie: de meerderheid of het gemiddelde? (hoofdstuk vijf) komt veel van het werk van James Surowiecki aan bod. In dit geval gebruikt Fisher niet de term expert die met zijn schatting bijna altijd slechtere uitkomsten voorspelt dan de gemiddelde mening van de groep. Hij refereert hier aan een studie van Investment strateeg Michael Mauboussin die investeerders categoriseert als dan wel rule-following, dan wel probabilistische voorspellers. En in navolging van Philip Tetlock stelt hij dat Vossen betere voorspellers zijn dan Egels (hij vermeldt er niet waar deze theorie van Vossen en Egels vandaan komt).
Hoofdstuk zes gaat in op vormen van consensus. Te beginnen met de Delpi-methode. En vervolgens de quorumreactie. Dat is te begrijpen als het sleetse pad dat iedereen al bewandeld heeft: wat doet de volgende, nieuwe groep: die kiest hetzelfde pad. Stemmethoden is een tweede onderwerp (naar de theorie van Kenneth Arrow en de maatschappelijke keuze-paradox) en groepsdenken (Irving Jawis) is qua cultuur het meest interessant in dit hoofdstuk. Dwaze consistentie? Dat komt voor bij het eerder genoemde MAD. Groepsleden negeren bewijzen die voor anderen buiten de groep evident zijn. Drie kenmerken zijn daarbij essentieel:
1. druk in de richting van uniformiteit
2. gesloten denkwijze binnen de groep zodat twijfel wordt weggeredeneerd
3. overschatting van de groep als superieur aan andere groepen of zelfs onkwetsbaar.
Ook is er een onderdeel van zwermintelligentie in organisaties. Vele bedrijven gebruiken groepsdenken om tot nieuwe business ideeën te komen (zoals bij bedrijven van BMW die gebruikers en klanten uitnodigt om mee te denken aan nieuwe ontwerpen, Beiersdorf, Ford, Boeing,
Rages, besmetting en communicatie: de wetenschap van netwerken (zeven) begint met netwerken, connectiviteit, hubs en met verdelingen (de 80-20-regel die uit netwerken voort kan komen) en over het Mattheus'effect: nieuwe knooppunten in een netwerk zullen waarschijnlijk verbindingen aangaan met ander knooppunten die al veel verbindingen hebben.
Minder bekend is het vlinderdas-netwerkmodel. Hiermee komt de rol die gerichtheid speelt in de stroom van het netwerk tot uitdrukking; de mate waarin op de verbinding sprake is van een-of tweerichtingsverkeer. Het netwerk dat resulteert dan in een centrale kern (de stam van de vlinder) met een binnencontintent (linkervleugel) en een buitencontintent (rechtervleugel) en losse eilanden. Een voorbeeld van dit netwerk is het darknet, waar je alleen binnenkomt wanneer je het exacte adres weet. Het is een eenrichtingsverkeer.
Dan komen er diverse onderwerpen aan bod die voorbeelden geven hoe deze theorie van netwerken ingezet kan worden op persoonlijk niveau. Wat kan je doen wanneer je effectiever wil netwerken of je netwerk wilt uitbreiden. Veel marketingsbureaus gebruiken deze theorie. En een belangrijk voorbeeld in het boek van Fisher is het boek Zen and the art of motor maintenance. Een boek dat geen enkele uitgever wilde publiceren, totdat het bij iemand kwam die meende dat het boek een publiek verdiende.
Netwerken kan je benutten om een kritiek massa te creëren, een motief te bieden om een keten in gang te zetten, je eigen knooppunt geschikter maken, of zorgen dat er in je netwerk meer twee richtingsverbindingen ontstaan.
Vuistregels, hoofdstuk acht, is waar natuur en cultuur toch wel het beste samenkomt. De natuur is complex, maar de mens (cultuur) gebruikt dan maar vuistregels, om de complexiteit te, ... omzeilen, ...
Er zijn vijf verschillende soorten regels. Voorbeelden van regels die in het bedrijfsleven werken zijn:
- Hoe-regels. (Dell INc. regel voor snelle reorganisatie, bedrijfsonderdeel splitsen wanneer omzet boven 1 mrd)
- Grens-regels. Cisco: alleen overnemen van bedrijven met 75 of minder werknemers.
- Prioriteitsregels: Intel, simpele regel: productiecapaciteit gebaseerd moet zijn op de brutomarge (brutoomzet / netto omzet). Hierdoor instaat geweest te focussen op kernactiviteit: overstappen van het maken van geheugen chips, naar winstgevende segment van microprocessors.
- Regels voor juiste tijdstip. Nortel Networks, twee simpele tijdsregels:
- projectgroepen moeten altijd weten wanneer een nieuw product bij de belangrijkste klant moet zijn om daar een order binnen te kunnen halen.
- de ontwikkeling van een product moet altijd korter duren dan achttien maanden. Eerste regels, zorgt voor het in pas lopen met belangrijkste klanten, terwijl de tweede zorgt snel in te spelen op nieuwe kansen.
- Uitstap regels: Orticon (Denemarken) simpele uitstapregel voor interne ontwikkelprojecten: als een onmisbaar lid van een projectteam naar een ander project overstapt wordt het eerste project eenvoudig beëindigd.
9. Het voorlaatste hoofdstuk gaat over patronen en hoe je via (bijv.. verbeelding) een patroon zichtbaar kan maken. Een voorbeeld van een dergelijke praktijk is dat van het periodieke systeem (Dimitri Mendelejev), dat begonnen is als een ordeningsprincipe waar hij zocht naar patronen en regelmatigheden.
De wet van Benford werkt voor het vinden van statistische patronen van cijfers in een verzameling; hoe vaak komt welk cijfer voor? En dan is er de Ramseytheorie die (volgens Keynes een van de meest opmerkelijke bijdrage aan de wiskundige economie ooit) een manier berekende welk deel van ons vermogen of inkomen opzij gelegd moet worden voor eventualiteiten. Deze theorie voorspelt dat wanneer groepen groeien er patronen ontstaan, bijvoorbeeld op feestjes van mensen die elkaar kennen en zij die elkaar niet kennen.
Het laatste hoofdstuk geeft als samenvatting, Simpele regels voor complexe situaties. Beginnend met tien regels uit de theorie van de zwermintelligentie (als je een groep wilt overtuigen van iets nieuws begin dan niet bij de invloedrijke persoon Knooppunt) maar met een groep early adopters).
Dan zijn er regels uit sociaal en gedragsonderzoek (als er een waarschuwing klinkt neem dit dan serieus en kom in actie!), regels uit de natuur (de quorumreactie), regels uit het bedrijfsleven (vermijd groepsdenken, spreid je kansen) en regels uit computersimulatie en wiskunde.
--
2018/08/de-wijsheid-zit-in-de-menigte
Reacties