23 Dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme

Ik ben niet tegen het kapitalisme, vertelt de auteur van dit boek in een interview. 23 things they don't tell you about capitalism, schreef Ha-Joon Chang (Korea) in 2010. Ook al is hij niet tegen, voornamelijk omdat het alternatief nog slechter is - in een parafrase van Churchill -, heeft hij wel een waslijst van problemen te voorschijn getoverd. Waarom het getal drieëntwintig? Ach... Belangrijker is de vraag, wat is er nu echt mis met het kapitalisme?
In plaats van een frontale aanval kiest de schrijver voor een nonchalante aanpak wel aandachtspunten die stuk voor stuk een ander licht laten schijnen op wat het kapitalisme is en wat er toch niet helemaal klopt.
Aan het begin geeft hij een leeswijzer mee, de zeven manieren waarop je het boek kunt lezen, maar anders dan bij Rayuela, blijft de volgorde ondergeschikt aan de clou van het verhaal.


De vorm van het verhaal is bij elk punt hetzelfde en geeft een soort van stramien waarin wat iedereen denkt of zoals de theorie zou stellen, gecontrasteerd wordt met hoe het - kapitalisme - in de praktijk werkt. Ook deze literaire vorm is al eerder gebruikt en deed mij denken aan El Conde Lucanor, waarin de meester aan zijn hulp vraagt naar de kern van een dagelijks probleem en waarom deze eerste dan via een parabel een soort antwoord geeft. Chang schrijft niet in termen van metaforen, maar zijn duale schrijfstijl lijkt hier wel op: eerst zegt hij wat ze je vertellen over het kapitalisme, en dan "wat ze je er niet bij zeggen."

De eerste leeswijzer, wat is kapitalisme precies en voor diegenen die dat niet weten, geeft het boek negen van de drieëntwintig dingen om over te denken.
Te beginnen met de mythe van de vrije markt (#1 er is helemaal geen vrije markt). Die bestaat niet, gegeven een legio aantal (plausibele) voorbeelden, waarin de overheid regels stelt zoals bij kinderarbeid. "Ding twee," gaat in op de rol van het bedrijf, namelijk dat je de eigenaar niet het beleid van het bedrijf moet laten bepalen, want de eigenaar (is aandeelhouder) is alleen maar geïnteresseerd in de korte termijn en niet in lange termijn investeringen. Hoe hij hier de spijker op de kop slaat wordt duidelijk bij de toevoeging van het voorbeeld van GE. Het was namelijk Jack Welsh die de term shareholders value introduceerde, en precies het GE van 35 - 40 jaar later gaat bijna failliet door korte termijn focus (namelijk op financiering van investeringen - GE Capital - en niet op investeringen zelf), #2 companies should not be run in the interest of their owners. Ook het inkopen van eigen aandelen is typisch een korte termijn visie waarin Chang gelijk krijgt in onze tijd.
Bij "ding 5" gaat het om de stelling van Adam Smith over egoïsme; het is door altuisme van de slager die zorgt dat u uw eten krijgt, en niet door zijn goedwillendheid. Hier is de keerzijde dat mensen sociale wezens zijn en dat de primaire motivatie meestal niet egoïsme is en de wereld werkt zoals deze werkt omdat mensen NIET enkel hun eigenbelang nastreven. Hij voert hier een anekdote op van een CEO van grote Japanse staalproducent die stelt dat hij ondanks zijn metallurgische achtergrond toch echt niet het hele bedrijfsproces doorziet en ook zijn managers en accountants niet alles begrijpen of kunnen beheersen. Het bedrijf werkt omdat iedereen toch zoveel mogelijk in het belang van het bedrijf werkt... Ga je wel uit van het slechte van de mens, dan zal je dat ook krijgen; #5 the worst and you get the worst.
bij #8 gaat het om kapitaal en dat dit geen nationale grenzen zou kennen, maar ook hier blijkt dat bedrijven hun research afdelingen toch meestal dicht bij huis houden.
#13 Je moet eerst rijkdom creëren voordat het kan verdelen. Het zijn de rijken die investeren voor banen zorgen. Maar ook hier stelt de auteur, werkt de praktijk niet dat de rijkdom van boven naar beneden stroomt (trickle-down-economics) en dat de gehele economische taart niet groot wanneer er meer geld naar de rijken gaat. Dit gaat ten koste van dat wat overblijft voor de rest. Het argument van de rijken is dat zij hun inkomen investeren, terwijl de arme bevolking het opmaakt, lijkt plausibel op eerste gezicht, schrijft Chang. Echter, de liberale politiek van het tijdperk Tatcher en Reagan waar deze strategie van de extra beloning van de rijken (minder belasting) werd uitgevoerd heeft niet tot meer rijkdom gezorgd. De groeiratio van de jaren 60 en 70 was hoger dan die van de jaren 80 -2009!

#16. We zijn niet slim genoeg om alles maar aan de markt over te laten. Hier hoef je enkel maar de financiële crisis te noemen en het punt is gemaakt.
#19 Ondanks de val van het communisme leven we nog in geplande economieën. Hoe minder planning van en door de overheid er is hoe beter het is voor de economie. Ook deze waarheid blijft niet overeind, Want ondanks dat het communisme heeft gefaald, blijft de planeconomie (indicative planning) bestaan, denk aan de Europese luchtvaart industrie. Zelfs op ondernemingsvlak werkt dit zo, stelt de auteur. Denk eraan wanneer jouw CEO zou zeggen, we gaan geen visie maken, we kijken gewoon wat er gebeurt in de markt en passen ons flexibel aan. Hoe zouden werknemers hierop reageren?
#20. Gelijkheid van kansen hoeft niet altijd eerlijk te zijn. Werken markten egaliserend, is een van de vragen in dit hoofdstuk. De cappuccino society in Zuid Afrika laat zien dat gelijke kansen alleen werken wanneer de startwaarden ook gelijk zijn. Een scholier die honger heeft kan niet goed studeren, omdat zijn basisbehoeften niet ingevuld worden. Of natuurlijk kan een oud president van Peru Alejandro Toledo naar een Amerikaanse universiteit gaan en daar een PhD behalen, maar voor de meerderheid van de Peruanen is dat een onhaalbare droom. Een illusie en volgens de auteur, "de uitzondering die de regel bevestigt."
Het laatste "ding" #22 uit de reeks wat is kapitalisme, gaat over financiële markten. Die moeten minder efficiënt werken en niet meer efficiënt. De argumentatie hier is ook eenvoudig te volgen, het kapitaal is zo efficiënt dat het ongeduldig is en dat de werkelijke sectoren geen tijd krijgen om te bloeien alvorens het kapitaal al weer verdwenen is. De praktijk case is hier IJsland, die in de kortste tijd een financiële sector uit de grond stampte die de hele economie van het land in de afgrond trok toen het kapitaal weer verdween.

Dit zijn de "eerste" negen punten om een idee te geven wat kapitalisme is. Een tweede thema dat van de rol van politiek "is a waste of time," gaat in op aanvullende dingen zoals de rol van de vrije markt in relatie tot arme landen. De rijken landen, zo gaat de stelling zijn rijk geworden door handelsbarrières, terwijl wanneer deze eenmaal rijk zijn, de arme landen nu de regels opleggen om vrijhandel toe te staan.

Al met al geven deze "dingen" wel een kijk op de weeffouten van het kapitalisme. Het boek is duidelijk een product van de financiële crisis (en kwam twee jaar later uit) en is bedoeld om een verandering voor te stellen , door niet alles anders te doen, zoals bv de visie van de donut economie, maar om het "vrije markt" element van het kapitalisme te begrenzen, zo sluit hij zijn conclusie af. Meer overheid dus.

Maar of dit boek te lezen is als een veranderingsgids betwijfel ik toch. Wanneer je deze hoofdstukken leest kan je het eens zijn, als ook wel tegenargumenten geven, of soms je wenkbrouwen opheffen (#4 de wasmachine heeft meer veranderd dan het internet - iets wat lijkt op de technologieparadox, namelijk dat techniek overal zichtbaar is behalve in de productiviteitsstatistieken) maar echt inspireren tot handelen doet het niet. Het geeft wel inzicht in een aantal cultuurproblemen en dat is al heel wat.

To do: hoe zou je dit verhaal kunnen toepassen op de werking van de EU en de EURO?
De auteur, dat is ook niet onbelangrijk, is duidelijk een ontwikkelingseconoom. Dat is nog meer zichtbaar in zijn vorige boek: Bad Samaritans.

--
2015/07/de-motor-van-het-kapitalisme

losse uitspraken:
- The welfare state is the bankruptcy law for workers
- Good economists are not required to run good economic policies. The economic bureaucrats that have been most successful are usually not economists. 

Die passage zocht ik:
De Oost-Aziatische economieën van Japan, Taiwan, Zuid-Korea,
Singapore, Hong Kong en China worden vaak 'wonder' genoemd
economieën. Dit is natuurlijk hyperbool, maar voor zover:
hyperbolen gaan, het is niet te bizar.
Tijdens hun Industriële ‘Revolutie’ in de negentiende
eeuw, het inkomen per hoofd van de bevolking in de westerse economieën
Europa en zijn uitlopers (Noord-Amerika, Australië en Nieuw
Zeeland) groeide tussen 1 procent en 1,5 procent per jaar
(het exacte aantal is afhankelijk van de exacte periode en
het land waar je naar kijkt). Tijdens de zogenaamde ‘Gouden Eeuw’ van
kapitalisme tussen het begin van de jaren vijftig en het midden van de jaren zeventig,
Het inkomen van de bevolking in West-Europa en zijn uitlopers groeide met
ongeveer 3,5 tot 4 procent per jaar.
Daarentegen, tijdens hun wonderjaren, ongeveer tussen
de jaren vijftig en het midden van de jaren negentig (en tussen de jaren tachtig en
vandaag in het geval van China), groeide het inkomen per hoofd van
ongeveer 6-7 procent per jaar in de Oost-Aziatische
bovengenoemde economieën. Als groeipercentages van 1-1,5 per
cent beschrijft een ‘revolutie’ en 3,5–4 procent een ‘gouden’
leeftijd', verdient 6-7 procent het een 'wonder' te worden genoemd
Gezien deze economische records, zou men natuurlijk
veronderstel dat deze landen veel goeds hebben gehad?
economen. Op dezelfde manier waarop Duitsland uitblinkt
engineering vanwege de kwaliteit van zijn ingenieurs en
Frankrijk is wereldleider op het gebied van designerartikelen vanwege de
talenten van zijn ontwerpers, het lijkt duidelijk de Oost-Aziatische
landen moeten economische wonderen hebben verricht, want
van het vermogen van hun economen. Vooral in Japan,
Taiwan, Zuid-Korea en China – landen waar de
regering speelde een zeer actieve rol tijdens het wonder
jaar – er moeten veel eersteklas economen zijn geweest
werken voor de overheid, zou je redeneren.


Niet zo. Economen schitterden namelijk door hun
afwezigheid in de regeringen van het Oost-Aziatische wonder
economieën. Japanse economische bureaucraten waren meestal
juristen van opleiding. In Taiwan hebben de meeste belangrijke economische functionarissen
waren ingenieurs en wetenschappers, in plaats van economen, zoals is
het geval in China vandaag. Korea had ook een hoog aandeel van
advocaten in zijn economische bureaucratie, vooral vóór de
jaren 80. Oh Won-Chul, het brein achter de zware van het land
en chemisch industrialisatieprogramma in de jaren 70 – die zijn economie transformeerde van een efficiënte exporteur van laagwaardige productieproducten tot een speler van wereldklasse
in elektronica, staal en scheepsbouw – was ingenieur van opleiding.
...
 In Taiwan hebben de meeste belangrijke economische functionarissen waren ingenieurs en wetenschappers, in plaats van economen, zoals is het geval in China vandaag. Korea had ook een hoog aandeel van advocaten in zijn economische bureaucratie, vooral vóór de
jaren 80. Oh Won-Chul, het brein achter de zware van het land
en chemisch industrialisatieprogramma in de jaren 70 –
die zijn economie transformeerde van een efficiënte exporteur van
laagwaardige productieproducten tot een speler van wereldklasse
in elektronica, staal en scheepsbouw – was ingenieur van
opleiding.
Als we geen economen nodig hebben om een ​​goede economie te hebben
prestatie, zoals in de Oost-Aziatische gevallen, wat heb je eraan?
economie?


Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Begraven of cremeren?

Het grootste bordeel van Europa