Kwalitatief oordeel vergt kwantitatief fundament
Kwaliteit en kwantiteit zijn taalkundige abstracties die desondanks behulpzaam kunnen zijn bij het organiseren van activiteiten. Wat doe je als eerste en hoe meet je of iets aan de eisen voldoet? Beide begrippen zijn te beschouwen als meta-informatie die helpen structureren.
Kwantiteit is van de twee in ieder geval het meest bekende begrip en die minder discussie zal oproepen. Iedereen weet wel wat kwantiteit is: een numerieke opsomming van gegevens, of binnen een organisatie-context, van output of van producten. Het gaat hier om aantallen, en om de manier van registreren: wiskundig of rekenkundig.
Als casus neem je de productiekwaliteit: men produceert 100 units, 2 daarvan vallen uit door schade, de kwaliteit is dan 98%.
Dezelfde case van een initiële productiekwaliteit van 98%; echter via klachten komen vijf (5) producten terug, de kwaliteit valt terug tot 95%. Dit voorbeeld is typisch organisatorisch waar kwaliteit integraal moet worden onderzocht. Enkel naar productieafdelingen kijken zonder klantenservice te betrekken, is zinloos.
Het adagio meten = weten is zeker geen cliché (al kan je dit niet overal gebruiken, wel bij standaard processen, maar minder bij creatieve taken)
Bij de case Onvoldoende - Voldoende merk je dat verschil. Een onvoldoende is puur een kwalitatieve beoordeling, die zonder kwantitatieve onderbouwing weinig waard is. Is de onvoldoende nu 5 op schaal van 10, of 5,4? Of was het net geen 5 maar een 4,8?
Het begrip onvoldoende is organisatorisch een doodlopende weg. Wat gebeurt er bij twee onvoldoendes of bij één onvoldoende die gecompenseerd wordt door een voldoende? Daar merk je de grens van taalkundige bewoordingen.
Bij een rekenkundige onderbouwing kan je een 5,4 wellicht compenseren met een ander cijfer voor een andere materie waar voor je een 8,3 haalt. Hier kan je een factor weging toepassen die e.e.a. in samenhang laat zien: de 5,4 weegt 80% de 8,3 weegt slechts 20%.
Bij de casus Geschikt - Ongeschikt werkt het niet anders. Ook hier mag je een onderbouwing verwachten, waaruit die ongeschiktheid blijkt. Je ziet dan dat kwaliteitsprocessen op te delen zijn. Hoe abstracter hoe lager het kwalitatief oordeel.
Geschiktheid is op te bouwen uit, bijvoorbeeld, rationele kennis (60% belang) en creativiteit (40%). Naarmate je meer inzoomt op de abstractie neemt de kwaliteit van het oordeel toe en voor organisaties geeft het meer transparantie omtrent hun denk- en handelswijze.
Maar toch kom je nog veel gevallen tegen waar de kwantitatieve onderbouwing ontbreekt en op organisatorisch vlak kan je dan bijna zeker concluderen dat de achterliggende organisatie een kwalitatief probleem heeft.
Kwantiteit is van de twee in ieder geval het meest bekende begrip en die minder discussie zal oproepen. Iedereen weet wel wat kwantiteit is: een numerieke opsomming van gegevens, of binnen een organisatie-context, van output of van producten. Het gaat hier om aantallen, en om de manier van registreren: wiskundig of rekenkundig.
Als casus neem je de productiekwaliteit: men produceert 100 units, 2 daarvan vallen uit door schade, de kwaliteit is dan 98%.
Dezelfde case van een initiële productiekwaliteit van 98%; echter via klachten komen vijf (5) producten terug, de kwaliteit valt terug tot 95%. Dit voorbeeld is typisch organisatorisch waar kwaliteit integraal moet worden onderzocht. Enkel naar productieafdelingen kijken zonder klantenservice te betrekken, is zinloos.
Het adagio meten = weten is zeker geen cliché (al kan je dit niet overal gebruiken, wel bij standaard processen, maar minder bij creatieve taken)
"Zo spoedig mogelijk"' is ook een kwalitatieve indicatie, echter de kwantitatieve onderbouwing ontbreekt. "binnen 2 werkdagen" is beter, of binnen 48 is nog nauwkeuriger. Beide begrippen kwantitatief en kwalitatief leiden tot andere begrippen: absoluut en relatief. Een uitval percentage van 5% is relatief laag, maar in absolute bedragen kan de schade sterk oplopen.
Meetfouten zijn ook zeer afhankelijk van de kwantitatieve benadering. 3 meter is minder nauwkeurig dan 2,9 en nog nauwkeuriger is het om met twee decimalen te meten: 2,91 meter.
Meetfouten zijn ook zeer afhankelijk van de kwantitatieve benadering. 3 meter is minder nauwkeurig dan 2,9 en nog nauwkeuriger is het om met twee decimalen te meten: 2,91 meter.
Het begrip onvoldoende is organisatorisch een doodlopende weg. Wat gebeurt er bij twee onvoldoendes of bij één onvoldoende die gecompenseerd wordt door een voldoende? Daar merk je de grens van taalkundige bewoordingen.
Bij een rekenkundige onderbouwing kan je een 5,4 wellicht compenseren met een ander cijfer voor een andere materie waar voor je een 8,3 haalt. Hier kan je een factor weging toepassen die e.e.a. in samenhang laat zien: de 5,4 weegt 80% de 8,3 weegt slechts 20%.
Bij de casus Geschikt - Ongeschikt werkt het niet anders. Ook hier mag je een onderbouwing verwachten, waaruit die ongeschiktheid blijkt. Je ziet dan dat kwaliteitsprocessen op te delen zijn. Hoe abstracter hoe lager het kwalitatief oordeel.
Geschiktheid is op te bouwen uit, bijvoorbeeld, rationele kennis (60% belang) en creativiteit (40%). Naarmate je meer inzoomt op de abstractie neemt de kwaliteit van het oordeel toe en voor organisaties geeft het meer transparantie omtrent hun denk- en handelswijze.
Maar toch kom je nog veel gevallen tegen waar de kwantitatieve onderbouwing ontbreekt en op organisatorisch vlak kan je dan bijna zeker concluderen dat de achterliggende organisatie een kwalitatief probleem heeft.
Of dat ze met twee maten werkt: voor haar belangrijke processen hanteert ze kwantitatieve eisen, voor minder belangrijke kwesties valt ze terug op enkel kwalitatieve beoordelingen. Dat is dan onprofessioneel.
--
Met twee maten meten: de Bundesbank en de Duitse regering neemt het Draghi en de ECB kwalijk dat de rente te laag is, terwijl destijds bij de start van de euro Duitsland met moeite haar begroting onder controle kon krijgen was de rente toen niet te laag (maar te hoog). Comment van de economist.
--
Met twee maten meten: de Bundesbank en de Duitse regering neemt het Draghi en de ECB kwalijk dat de rente te laag is, terwijl destijds bij de start van de euro Duitsland met moeite haar begroting onder controle kon krijgen was de rente toen niet te laag (maar te hoog). Comment van de economist.
Reacties