De oorsprong van de Romantiek (Isaiah Berlin)
Mijn interesse voor de romantiek is niet enkel iets historisch. Veel fenomenen die we in onze dagen doorleven - het nationalisme, het existentialisme, democratie, totalitarisme - zijn fundamenteel beïnvloed door de romantiek, dat alles doordringt.
De overvloed aan literatuur over de Romantiek is groter dan de romantiek zelf, schrijft Isaiah Berlin in het begin van dit boek, het is dan ook lastig om een goede definitie te vinden. Het belang van deze stroming is dat het grote mate van het westerse denken heeft beïnvloed. En Berlin gaat op zoek naar de oorsprong van deze beweging. Die kwam namelijk niet uit Engeland, zoals de algemene mening was in zijn tijd. Hij zoekt in tegenstelling tot eerdere geschiedkundigen of filosofen niet naar het gedrag van romantici in eerste instantie maar naar een tijdsvlak waarin dit denken tot een transformatie leidde. Hij geeft het voorbeeld van het denken over Mohammed met aan de ene kant Voltaire die in het begin van de achttiende eeuw een Toneelstuk over de profeet schreef en de visie van de Schotse filosoof Carlyle over dezelfde profeet; de eerste vond hem een fanatisch monster die een vijand was van de waarden zoals tolerantie en waarheid, de Schot daarentegen bewonderde de heroïsche eigenschappen van Mohammed in het begin van de negentiende eeuw. Omdat de visie van de filosofen nogal verschilt in die tijd over wat romantiek was en wanneer het begon wil Berlin de factoren onderzoeken die tot een transformatie leidde in de overgang van de ene naar de andere eeuw.
Daarmee komt hij uit op de (drie) principes van de verlichting en waarvan de essentie was dat de vragen die uit die tijd speelden, niet alleen te beantwoorden waren, maar dat al die individuele vragen over het leven - en vooral ook de antwoorden hierop - compatibel met elkaar zouden zijn. De rationalistische traditie meende dat het zoeken naar deze antwoorden een ideaal vormde, ook al zou die utopie misschien niet te bereiken zijn, dan moest men dit toch proberen. De wereld was volgens dit beeld een grote puzzel die alleen nog opgelost moest worden. De natuur speelde wel een rol in dit denken, maar vooral als object om de principes van die natuur te ontrafelen. De waarheid waarna men in die tijd van deillustratieVerlichting zocht was een algemene waarheid. Berlin refereert hier aan een uitspraak van Montesquieu die meende dat de introductie van het katholieke geloof een vooruitgang was voor de Azteken ten tijde van Cortes en Moctezuma, terwijl deze laatste meende dat het katholieke geloof goed was voor Spanje, maar dat de religie van de Azteken goed was voor hen. Later introduceert Hume de stelling dat geloven dat iets waar is, niet hetzelfde is als deductieve waarheid.
Wat duidelijk wordt is dat tegen het einde van de verlichting, men aan een alomvattende waarheid begon te twijfelen. En die beweging, stelt Berlin, kwam voornamelijk uit Duitsland.
Hij ziet de wortels van de Romantiek in het Piëtisme, dat een tak was van het Lutherse denken. En waarin het individu zijn eigen relatie met zijn schepper begon te onderzoeken. Johann Georg Hamann was de persoon die de laatste klap uitdeelde aan de verlichting. Hij meende dat het leven een stroom was die je niet kon opdelen in stukken, omdat je het anders zou vernietigen. De wetenschap was adequaat voor haar eigen doel, maar had geen nut buiten haar grenzen en het was zeker niet mogelijk om de natuurwetenschap los te laten op het menselijk leven. Goethe vond daarin een bevestiging van zijn denken dat je de wereld niet kon ontleden zoals je de vlinders aan de muur spijkert om ze te catalogiseren om daarmee een rationele orde te vinden. In de gedachte van Hamann was: god is geen wiskundige maar een dichter.
"De natuur van de dingen" stoort ons niet zei Rousseau, maar "de slechte wil" doet dat wel. Maar voor Kant was deze gedachte definitief onwaar: voor hem was het niet de slechte wil van de mensen maar de natuur van de dingen die tot problemen leidden. En ook al was een fervent tegenstander van het romantisch denken, Berlin ziet in hem desondanks de eerste vader van deze beweging. Dat relateert hij niet door de positie van de wetenschap van deze, want Kant was een authentieke wetenschapper die alle dagdromerij verafschuwde, maar juist aan de moraal-filosofische "Kant:" Kant was geïntoxiceerd door het idee van menselijke vrijheid. De mens is verantwoordelijk voor zijn eigen handelen.
Naast Kant was het Schiller, die een stap verder ging en meende dat de mens de natuur naar zijn hand kon zetten. En de derde persoon die Berlin als Precursor van de romantiek zag was de filosoof Fichte, die meende dat al het leven begint met actie en dat kennis een instrument is om die actie te leiden.
Deze drie denkers waren wat Berlin de gematigden noemden. Daarna kwamen de ongeremde romantici, of de essentie van de romantiek. De drie elementen die Berlin hier noemt zijn de theorie van Fichte, de Franse revolutie en het boek Wilhelm Meister van Goethe, vooral deze laatste heeft een diepe indruk achter gelaten, c.q. een grote verandering gebracht op het leven van (na) de verlichting.
De effecten die nu nog te vinden zijn en die voortkomen uit de romantiek zijn aan de ene kant, het proces van creëren en doen via de eigen wil dat al het andere bepaalt en beïnvloedt en als tweede de acceptatie dat er geen alomvattend systeem bestaat dat de dingen structureert, er bestaat enkel een stroom: de oneindige en eigen creativiteit van het universum.
Dit leidt tot de gedachte dat de mens verantwoordelijk is voor zijn eigen daden, en dat geeft een link naar het existentialisme waar de mens zich niet meer kan verschuilen achter een groter systeem of orde. Het fascisme is echter ook een uitloper van het romantisch denken, doordat de vrije wil van dan wel het individu als van een (grote) groep een onvoorspelbaar proces is dat zich niet laat systematiseren, niet laat voorspellen en ook niet laat rationaliseren.
Als laatste ontspring het liberalisme ook uit de romantiek, dat het aan de mens zelf is om er iets van te maken op deze wereld, en dat men vrij is, en moet zijn en dus ook de ander in deze vrijheid moet tolereren.
... E.e.a. lezende kan je afleiden dat hier de gedachtes van de vos en de egel haar oorsprong vonden. De Egel is een product van de verlichting, de Vos is een product van de Romantiek.
--
2018/07/de-vos-en-de-egel
-- Dit is ook typisch een boek dat je drie keer moet lezen...
April 2019. Flora Michael refereert in haar boek Monoculture, aan dit werk van Berlin, en gaat in op de inleiding van dit boek (de oorsprong van het Romantiek) waarin Berlin schrijft dat de geschiedenis (niet alleen van het denken, maar ook van het bewustzijn, de meningen, actie, de geschiedenis van de moraal, politiek en esthetiek in grote mate de historie is van dominante modellen. Bij het analyseren van een cultuur is het belangrijk dat patroon waardoor de cultuur gestuurd wordt te isoleren. Bij de filosofie van Plato was dat dominante idee bv een geometrisch of mathematisch model, waarin axiomatische waarheden bestaan die aan een harde logica voldoen. Later werkt dit ook in de tijd van Spinoza bijvoorbeeld, en als eerste is zo'n model bevrijdend, maar gaande weg eindigt het in een despotische functie. In het geval van de bijbel (ander voorbeeld) dat van de joden zien we een heel ander model, dat onbegrijpelijk zou zijn voor de Grieken, het ontstaat in het judaïsme en het christendom vloeit eruit voort, en is in grote mate het model van de familie, en de relaties van de vader en de zoon, of misschien van de leden van ene stam (tribe) t.o.v. de andere. Deze relaties geven betekenis aan het leven, de liefde van de vader voor de zoon, broederschap tussen mensen, het pardon, het mandaat van superieur naar een onderdaan, plichtsbesef, en van zonde en boetedoening... Een dergelijk universum zou voor de Grieken onbegrijpelijk zijn...
--
Berlin schrijft (in hoofdstuk twee: eerste aanval op de illustratie) o.a. over het piëtisme in Duitsland en het grote verschil wat deze beweging stuurde richting een interne belevingswereld, en het grote verschil met de uitbundigheid in de Franse hofcultuur. In een vergelijking van een van de leiders van deze beweging zegt deze, "hij die probeert God te begrijpen met zijn intellect wordt (automatisch atheïst in navolging van de woorden van Luther, dat de waarheid de hoer van de duivel is."
De overvloed aan literatuur over de Romantiek is groter dan de romantiek zelf, schrijft Isaiah Berlin in het begin van dit boek, het is dan ook lastig om een goede definitie te vinden. Het belang van deze stroming is dat het grote mate van het westerse denken heeft beïnvloed. En Berlin gaat op zoek naar de oorsprong van deze beweging. Die kwam namelijk niet uit Engeland, zoals de algemene mening was in zijn tijd. Hij zoekt in tegenstelling tot eerdere geschiedkundigen of filosofen niet naar het gedrag van romantici in eerste instantie maar naar een tijdsvlak waarin dit denken tot een transformatie leidde. Hij geeft het voorbeeld van het denken over Mohammed met aan de ene kant Voltaire die in het begin van de achttiende eeuw een Toneelstuk over de profeet schreef en de visie van de Schotse filosoof Carlyle over dezelfde profeet; de eerste vond hem een fanatisch monster die een vijand was van de waarden zoals tolerantie en waarheid, de Schot daarentegen bewonderde de heroïsche eigenschappen van Mohammed in het begin van de negentiende eeuw. Omdat de visie van de filosofen nogal verschilt in die tijd over wat romantiek was en wanneer het begon wil Berlin de factoren onderzoeken die tot een transformatie leidde in de overgang van de ene naar de andere eeuw.
Daarmee komt hij uit op de (drie) principes van de verlichting en waarvan de essentie was dat de vragen die uit die tijd speelden, niet alleen te beantwoorden waren, maar dat al die individuele vragen over het leven - en vooral ook de antwoorden hierop - compatibel met elkaar zouden zijn. De rationalistische traditie meende dat het zoeken naar deze antwoorden een ideaal vormde, ook al zou die utopie misschien niet te bereiken zijn, dan moest men dit toch proberen. De wereld was volgens dit beeld een grote puzzel die alleen nog opgelost moest worden. De natuur speelde wel een rol in dit denken, maar vooral als object om de principes van die natuur te ontrafelen. De waarheid waarna men in die tijd van de
Wat duidelijk wordt is dat tegen het einde van de verlichting, men aan een alomvattende waarheid begon te twijfelen. En die beweging, stelt Berlin, kwam voornamelijk uit Duitsland.
Hij ziet de wortels van de Romantiek in het Piëtisme, dat een tak was van het Lutherse denken. En waarin het individu zijn eigen relatie met zijn schepper begon te onderzoeken. Johann Georg Hamann was de persoon die de laatste klap uitdeelde aan de verlichting. Hij meende dat het leven een stroom was die je niet kon opdelen in stukken, omdat je het anders zou vernietigen. De wetenschap was adequaat voor haar eigen doel, maar had geen nut buiten haar grenzen en het was zeker niet mogelijk om de natuurwetenschap los te laten op het menselijk leven. Goethe vond daarin een bevestiging van zijn denken dat je de wereld niet kon ontleden zoals je de vlinders aan de muur spijkert om ze te catalogiseren om daarmee een rationele orde te vinden. In de gedachte van Hamann was: god is geen wiskundige maar een dichter.
"De natuur van de dingen" stoort ons niet zei Rousseau, maar "de slechte wil" doet dat wel. Maar voor Kant was deze gedachte definitief onwaar: voor hem was het niet de slechte wil van de mensen maar de natuur van de dingen die tot problemen leidden. En ook al was een fervent tegenstander van het romantisch denken, Berlin ziet in hem desondanks de eerste vader van deze beweging. Dat relateert hij niet door de positie van de wetenschap van deze, want Kant was een authentieke wetenschapper die alle dagdromerij verafschuwde, maar juist aan de moraal-filosofische "Kant:" Kant was geïntoxiceerd door het idee van menselijke vrijheid. De mens is verantwoordelijk voor zijn eigen handelen.
Naast Kant was het Schiller, die een stap verder ging en meende dat de mens de natuur naar zijn hand kon zetten. En de derde persoon die Berlin als Precursor van de romantiek zag was de filosoof Fichte, die meende dat al het leven begint met actie en dat kennis een instrument is om die actie te leiden.
Deze drie denkers waren wat Berlin de gematigden noemden. Daarna kwamen de ongeremde romantici, of de essentie van de romantiek. De drie elementen die Berlin hier noemt zijn de theorie van Fichte, de Franse revolutie en het boek Wilhelm Meister van Goethe, vooral deze laatste heeft een diepe indruk achter gelaten, c.q. een grote verandering gebracht op het leven van (na) de verlichting.
De effecten die nu nog te vinden zijn en die voortkomen uit de romantiek zijn aan de ene kant, het proces van creëren en doen via de eigen wil dat al het andere bepaalt en beïnvloedt en als tweede de acceptatie dat er geen alomvattend systeem bestaat dat de dingen structureert, er bestaat enkel een stroom: de oneindige en eigen creativiteit van het universum.
Dit leidt tot de gedachte dat de mens verantwoordelijk is voor zijn eigen daden, en dat geeft een link naar het existentialisme waar de mens zich niet meer kan verschuilen achter een groter systeem of orde. Het fascisme is echter ook een uitloper van het romantisch denken, doordat de vrije wil van dan wel het individu als van een (grote) groep een onvoorspelbaar proces is dat zich niet laat systematiseren, niet laat voorspellen en ook niet laat rationaliseren.
Als laatste ontspring het liberalisme ook uit de romantiek, dat het aan de mens zelf is om er iets van te maken op deze wereld, en dat men vrij is, en moet zijn en dus ook de ander in deze vrijheid moet tolereren.
... E.e.a. lezende kan je afleiden dat hier de gedachtes van de vos en de egel haar oorsprong vonden. De Egel is een product van de verlichting, de Vos is een product van de Romantiek.
--
2018/07/de-vos-en-de-egel
-- Dit is ook typisch een boek dat je drie keer moet lezen...
April 2019. Flora Michael refereert in haar boek Monoculture, aan dit werk van Berlin, en gaat in op de inleiding van dit boek (de oorsprong van het Romantiek) waarin Berlin schrijft dat de geschiedenis (niet alleen van het denken, maar ook van het bewustzijn, de meningen, actie, de geschiedenis van de moraal, politiek en esthetiek in grote mate de historie is van dominante modellen. Bij het analyseren van een cultuur is het belangrijk dat patroon waardoor de cultuur gestuurd wordt te isoleren. Bij de filosofie van Plato was dat dominante idee bv een geometrisch of mathematisch model, waarin axiomatische waarheden bestaan die aan een harde logica voldoen. Later werkt dit ook in de tijd van Spinoza bijvoorbeeld, en als eerste is zo'n model bevrijdend, maar gaande weg eindigt het in een despotische functie. In het geval van de bijbel (ander voorbeeld) dat van de joden zien we een heel ander model, dat onbegrijpelijk zou zijn voor de Grieken, het ontstaat in het judaïsme en het christendom vloeit eruit voort, en is in grote mate het model van de familie, en de relaties van de vader en de zoon, of misschien van de leden van ene stam (tribe) t.o.v. de andere. Deze relaties geven betekenis aan het leven, de liefde van de vader voor de zoon, broederschap tussen mensen, het pardon, het mandaat van superieur naar een onderdaan, plichtsbesef, en van zonde en boetedoening... Een dergelijk universum zou voor de Grieken onbegrijpelijk zijn...
--
Berlin schrijft (in hoofdstuk twee: eerste aanval op de illustratie) o.a. over het piëtisme in Duitsland en het grote verschil wat deze beweging stuurde richting een interne belevingswereld, en het grote verschil met de uitbundigheid in de Franse hofcultuur. In een vergelijking van een van de leiders van deze beweging zegt deze, "hij die probeert God te begrijpen met zijn intellect wordt (automatisch atheïst in navolging van de woorden van Luther, dat de waarheid de hoer van de duivel is."
-- 2 jul 2025. Passie van de Westerse Geest (Tarnas) en de romantiek (Ai samenvatting):
Twee temperamenten of algemene benaderingen van het menselijk bestaan zijn kenmerkend voor de westerse geest. De een kwam voort uit de wetenschappelijke revolutie en de verlichting benadrukte de rationaliteit empirische wetenschap en een sceptisch secularisme. De andere was de polaire complement die gemeenschappelijke wortels deelde in de Renaissance en de klassieke Grieks-Romeinse cultuur.
Beiden waren meestal humanistisch in hun hoge schatting van de krachten van de mens en hun bezorgdheid over het perspectief van de mens op het universum.
Voor de twee temperamenten - die van de Verlichting en de Romantiek - waren het karakter en de doelen van dat autonome zelf scherp verschillend. De (eerste) wetenschapper wilde ook de natuur doordringen en het mysterie ervan onthullen, maar de methode en het doel van die penetratie en het karakter van die openbaring waren anders dan die van de romanticus (de tweede). De romanticus verheerlijkte in de onbegrensde veelheid van realiteiten die zijn subjectieve bewustzijn aangaven. De waarheid ontdekt in uiteenlopende perspectieven werd boven het monolithische ideaal van empirische wetenschap gewaardeerd. Want voor veel romantici was de verbeelding in zekere zin het hele bestaan.
De hoogste waarheid die Nietzsche profeteerde, werd geboren binnen de mens door de zelfcreerende kracht van de wil. Het streven van de mens naar kennis en macht zou zichzelf vervullen in een nieuw wezen dat de levende betekenis van het universum zou incarneren. De idealisten en romantici van de post-verlichting hielden eveneens uiteenlopende houding ten opzichte van de twee traditionele pijlers van de westerse cultuur Grieks-Romeinse klassiek en de Judeo-christelijke religie. Beide gezichtspunten moedigden het herstel van het klassieke verleden aan, maar voor verschillende motieven. In de verlichting-wetenschappelijke visie stond de moderne beschaving boven al zijn voorgangers, terwijl de romantiek een diepgaande ambivalentie tegen de moderniteit in zijn vele uitdrukkingen handhaafde.
De kwestie van religie vormde dezelfde contrasten. De artistieke en literaire cultuur presenteerde de moderne geest met vrijwel een alternatief als een complexer en variabele wereldfoto aan die van de wetenschap. De culturele kracht van bijvoorbeeld de roman bij het weerspiegelen en vormen van menselijke ervaring.
Naarmate de tijd verstreek wat de middeleeuwse tweedeling was tussen rede en geloof was een meer algemeen schisma tussen wetenschappelijk rationalisme enerzijds en de veelzijdige romantische humanistische cultuur anderzijds. Hetzelfde individu zou kunnen waarderen, zowel Blake als Locke, maar niet op een coherente manier. De ervaring van de moderne man met de natuurlijke wereld en de relatie daarmee ondergingen een paradoxale inversie terwijl de moderne periode evolueerde met de romantische en wetenschappelijke stromen die elkaar vrijwel omgekeerd weerspiegelen.
Er werd een nieuwe vorm van het Double-Truth Universum opgericht. De moderne ervaring werd nog steeds getergd door een diepgaande incoherentie met de dichotomieën van de romantische en wetenschappelijke temperament die de disjunctie van de Westerse -Weltanschauung tussen menselijk bewustzijn en onbewuste kosmos weerspiegelen.
Goethe leidde een Naturphilosophie-beweging die streefde om empirische observatie en spirituele intuïtie te verenigen. Het was Georg W. F. Hegel die een conceptie van de realiteit heeft uiteengezet die probeerde de geest van de mens en de natuur te relateren en te verenigen en menselijke en goddelijke tijd en eeuwigheid te doen. Bij de basis van Hegels gedachte was zijn begrip van dialectiek volgens welke alle dingen zich ontvouwen in een voortdurend evolutieproces.
Elke fase van de filosofie van de oude pre-socratici en elke vorm van denken in de menselijke geschiedenis was zowel een onvolledig perspectief als toch een noodzakelijke stap in deze grote intellectuele evolutie. De structuren van menselijke kennis waren niet vast en tijdloos zoals Kant veronderstelde, maar waren historisch vastberaden stadia die evolueerden in een voortdurende dialectiek totdat het bewustzijn absolute kennis van zichzelf bereikte.
Hegels grote denkstructuur werd door velen beschouwd als de meest bevredigende en inderdaad ultieme filosofische conceptie in de geschiedenis van de westerse geest.
Elk aspect van het bestaan en de menselijke cultuur vond een plaats in deze wereldconceptie omarmd door zijn allesomvattende totaliteit.
Na Darwin leek de evolutie niet langer een allesomvattende geest te vereisen, noch suggereerde de conventionele wetenschappelijke kijk op het bewijs er een. De moderne geest heeft inderdaad veel van Hegel opgenomen, vooral zijn greep op dialectiek en zijn erkenning van de alomtegenwoordigheid van evolutie en de kracht van de geschiedenis. Maar als een geheel werd de Hegeliaanse synthese niet ondersteund door de moderne geest. De achteruitgang van Hegel en van metafysische en historische overzichten is ontstaan in een intellectuele omgeving waarin fysieke wetenschap de dominante kracht was bij het bepalen van het culturele begrip van de werkelijkheid.
Maar toen de wetenschap zelf begon te worden onthuld als een relatieve en feilbare vorm van kennis, begonnen veel reflecterende individuen zich naar binnen te wenden naar een onderzoek van bewustzijn zelf als een potentiële bron van betekenis en identiteit in een wereld die anders was verstoken van stabiele waarden. De ontdekking van het collectieve onbewuste [Jung] en zijn archetypen heeft de psychologie radicaal uitgebreid qua scala aan interesses en inzicht. Freud en Jung's dieptepsychologie boden een vruchtbaar middenveld tussen de wetenschap en de geesteswetenschappen. Jung werd gedwongen toe te geven dat zijn psychologie geen noodzakelijke metafysische implicaties kon hebben.
De ontdekkingen van psychologie kunnen niets met zekerheid onthullen over de werkelijke grondwet van de wereld, hoe subjectief overtuigend bewijs was voor een mythische dimensie een anima mundi of een opperste godheid. Terwijl de twintigste eeuw geavanceerd het moderne bewustzijn werd verstrikt in een intens tegenstrijdig proces van gelijktijdige expansie en samentrekking.
Buitengewone intellectuele en psychologische verfijning ging gepaard met een slopend gevoel van anomie en malaise. Nergens was de problematische moderne toestand die meer precies belichaamd is dan in het fenomeen van het existentialisme. Er was geen transcendente absoluut gegarandeerd de vervulling van het menselijk leven of geschiedenis.
Dingen bestonden gewoon omdat ze bestonden en niet om een hogere of diepere reden. God was dood en het universum was blind voor menselijke zorgen zonder betekenis of doel. De roman was opmerkelijk voor een constante ondervraging van zijn eigen pand. Incoherentie en verontrustende juxtapositie vormden de nieuwe esthetische logica. Het abnormale werd normatief: hoe ongerept de gebroken de gestileerde de triviale de obscure. Het late moderne experiment dreigde te rafelen in zinloos solipsisme. De resultaten van onophoudelijke nieuwigheid waren creatief, maar zelden duurzaam.Subjectivisme was misschien fascinerend maar te vaak irrelevant.
De aandringende verhoging van de samenvatting over de representatieve weerspiegelde soms weinig meer dan de groeiende onvermogen van de moderne kunstenaar om zich te verhouden tot de natuur.
Naarmate de twintigste eeuw vorderde, kon er worden gehoord met versnellende frequentie en intensiteits "bell-tolling" verklaringen met betrekking tot de achteruitgang en val van vrijwel alle grote intellectuele en culturele projecten van het Westen.
De mens, begon men te zeggen, was een zinloze passie. Betekenis leek niet meer te zijn dan een willekeurige constructieve waarheid, alleen een onontdekbaar conventie-realiteit.
Gezien deze vernietigingen (annihilaties) zou het geen verrassing moeten zijn dat literatuur ook niet bestaat.
Reacties