Magee over Russell

 Bekentenissen van een filosoof, de letterlijke vertaling van de oorspronkelijke titel, is een boek van Bryan Magee, filosoof die in een van de essays in het boek uitlegt dat hij zichzelf als een soort amateur ziet (mijn interpretatie), omdat hij "ook geld moest verdienen." Dat deed hij met de popularisering van het vak via tv-optredens. 

Het boek kocht ik toen het populair was en massaal in de boekwinkels lag, en nu las ik het, beginnend met twee artikelen over Bertrand Russell:

Dat begint ergens wanneer hij schrijft dat voor WOII de filosofieschool in GB gedomineerd werd door Cambridge (Wittgenstein, Russell) en na de oorlog kwam Oxford pas op gang, vooral door de persoon van A.J. Ayer.

Deze schreef een boek over Russell en Moore (uiteindelijk de uitvinders van de analytische filosofie): The analytical heritage, waarin hij uiteenzet hoe Russell revolutionaire kracht is geweest voor de logica. Russell (zoals later in het boek duidelijk wordt) was in feite wiskundige. Ook al werd Russell door de logisch positivisten beschouwd als de voorvader, voelde hij zich nooit tot die stroming behoren. Zowel Russell als Moore (die buiten GB niet bekend werd) waren neo-hegelianen. Moore brak als eerste met dit Duitse idealisme, en "Russell volgde hem op de voet." Beiden switchten naar de Britse empirische traditie van Locke tot Hume en (John Stuart) Mill.

Moore is bekend van het essay in defence of common sense, waarin hij aangeeft dat gezond verstand niet mag ontbreken bij filosofen en die invloed heeft ook zijn uitwerking gehad. Tegelijkertijd blijkt dat gezond verstand haar grenzen heeft om de echte realiteit te begrijpen, zoals die van atomen en het bestaan van energie in de natuurkunde. Of - en toen was er nog geen flat earth theorie, dat de aarde draait, terwijl wij stil lijken te staan, iets wat ons gezond verstand te boven gaat. Russell komt hier ter sprake in de stelling dat hij gezond verstand, die in zijn The problem of philosphy stelt in de laatste paragraaf dat als het om intrinsieke aspecten van fysieke objecten gaat, gezond verstand ons volledig in het duister laat tasten.

Moore is belangrijk voor Magee, omdat deze het voorbeeld voor hem wordt hoe een groot intellect (Moore) bekrompen en kleingeestig dingen over het hoofd kan zien. Ook Russell formuleert dat over zijn collega.

In het onderdeel taalanalyse - [Quote: Sinds de oertijd was dé vraag in de filosofie, wat is er eigenlijk?] - , dat in het verhaal na het logisch positivisme komt, omdat deze volgens marxisten, door interne tegenspraken om het leven kwam, komt Russell opnieuw naar voren dat hij taal oorspronkelijk als transparant voor de filosofie meende... Voor Russell was de belangrijkste taak van de filosofie, het begrijpen van de wereld.

De meeste filosofen hebben sinds Russell aan taal een te belangrijke waarde gehecht, schrijft Magee op een meer eloquente wijze, in het essay, de ontoereikendheid van de taalfilosofie (dat hierop volgt).

Russell, schrijft Magee, in wat wel getoond maar niet gezegd kan worden duidelijk refererend aan Wittgenstein over deze dat hij in tegenstelling tot de rest van de filosofen het latere werk van Wittgenstein middelmatig vindt, vooral in relatie tot zijn vroegere werk, waaronder tractatus, dat hij geniaal vond.

EEN. Dan het artikel: beroepsfilsooof of amateur. Daarin - het boek is een autobiografische zoektocht door de filosofie - schrijft hij over het keerpunt in zijn filosofische leven, wanneer hij de academische wereld betreedt. Het is (1956) het moment van zowel de Suezcrisis als de inval door Rusland in Hongarije. Men verschilt van mening over wat van beiden gebeurtenissen te oordelen, Frankrijk steunt men in het rechter klimaat, en het Russische agressie krijgt applaus van de linkse elite. Magee heeft dan al veel gereisd in zijn leven en staat op het punt om zich beschikbaar te stellen als parlementslid voor Labour. Politieke filosofie is dan "dood" en hij krijgt juist daarin interesse. Daarin komt hij (opnieuw en nu serieus) bij Russell terecht: 

  • Human Knowledge: its scope and limits. 
Russell minachtte de Oxford filosofie en hier begint hij de biografie van de filosoof te ontrafelen, vooral dat deze pas begrepen kan worden dat hij wiskundige was: hij begon als mathematicus. Via een biografie wordt duidelijk dat zijn (oudere) broer Frank hem begint meetkunde uit te leggen en Bertrand wil ... principes begrijpen waarop het vak gestoeld is. Zo ontstaat, Principia Mathematica. Hij was de enige die de grondslagen van de wiskunde onderzocht. Hij begreep wiskunde meer dan voldoende maar koos voor filosofie, omdat "elke redenering van welke aard dan ook - ook wiskundige bewijzen, ergens moet beginnen.... Er bestaat geen begane grond voor onzekerheid... als het gaat om redeneringen." Alles zweeft in de werkelijkheid, het empirisme is dus een mooi uitgangspunt voor de filosofie (in tegenstelling tot de continentale filosofie die dat niet vindt, maar daar gaat het boek...wel / niet op in).

Russell komt er dan naar jaren studie achter dat logica de grondslag bepaalt voor de wiskunde. Iets dat Frege ook al ontdekt. Via dit verhaal, met beweringen als - de koning van Frankrijk is kaal - dat geen zin heeft omdat Frankrijk geen koning heeft, tot de moderne analytische filosofie.

Maar voor Russell stopt het daar niet omdat filosofie iets over de werkelijkheid moet zeggen. Hetgeen het doel is, "ons" de mens incluis.

Biografisch is dan belangrijk dat Russell een pad op geslagen is waar hij niet succesvol is geworden, want hij komt later in zijn leven tot inzicht dat Kant gelijk had, waar hij via een omweg achter komt en dus tijd heeft verloren. Hij kon heel goed schrijven en dat is een schrale troost. Maar als wetenschapper was hij waarschijnlijk ook geen Einstein geworden. [Dit is een les en tweesprong voor elke professional: weet welke richting je op "moet"]  

Ook is volgens Russell, wetenschap verenigbaar met metafysische eigenschappen en dat Einstein, en schrödinger gelovig waren (de eerste in god, de tweede in het boeddhisme) is dan ook "logisch." (mijn begrip). 

De tragiek van een filosoof dus. Als Russell Kant niet in zijn vroege leven had opzij gezet, zou hij verder zijn gekomen, schrijft Magee. En "daarom zijn de boeken van Russell nooit verplichte stof geweest voor filosofiestudenten," voeg hij er aan toe.

... dan moet " De kennismaking met Russell," nog komen in het boek.

... wordt vervolgd.

--

2012/01/vechten-voor-je-geluk


Reacties

Populaire posts van deze blog

Typisch Spaans: Balay

Economie - Teveel wiskunde, te weinig geschiedenis?

Begraven of cremeren?