De Graaf Lucanor & de Magiër van Toledo
Dit verhaal is er één uit een reeks van don Manuel, "De Graaf Lucanor" (El Conde Lucanor). Gracian refereert aan dit verhaal in zijn "Agudeza y arte de Ingenio," in hoofdstuk 57 (LVII). Het betreft het twaalfde verhaal uit de serie en gaat over:
"Wat er gebeurde met een deken van Santiago en don Ilian, de magiër van Toledo." Op een dag sprak Graaf Lucanor met Patronius die hem het volgende vertelde: -Patronius, een man kwam naar me toe met de vraag om hem te helpen bij een zaak waar hij me nodig had, waarbij hij beloofde met als zijn eer dat hij voor mij ook alles zou doen als ik hulp nodig had. Ik begon hem te helpen met alles wat in mijn vermogen lag. Zonder dat hij zijn doel al bereikt had, maar denkend dat de zaak al zo goed als opgelost was, vroeg ik hem me te helpen met iets dat belangrijk voor me was, maar toen kwam hij met een excuus. Daarna probeerde ik opnieuw zijn hulp te vragen, en onthield hij zich van hulp onder een nieuw voorwendsel, en zo bij alles dat ik hem vroeg. Hij is echter nog van mij afhankelijk want zijn werk is nog niet gedaan en kan het niet afmaken zonder mijn inbreng. Door het vertrouwen dat ik in u heb vraag ik u wat ik zou moeten doen. Geachte graaf – zei Patronius-, dat u in dit geval doet wat u moet doen, zou ik het aardig vinden dat u weet wat er gebeurde met een deken van Santiago en de heer Ilian, de magiër die in Toledo woonde.
De graaf vroeg wat er precies gebeurd was. -Geachte graaf –zei Patronius-, in Santiago was er een deken die de zwartkunst wilde leren en, aangezien hij gehoord had dat heer Ilian van Toledo diegene was die hiervan het meeste afwist in die tijd, vertrok hij richting Toledo om bij hem deze wetenschap te leren. Toen hij bij Toledo aankwam, begaf hij zich naar het huis van de heer Ilian die hij lezend aantrof in een van de afgelegen kamers. De heer Ilian ontving de deken met de grote hoffelijkheid en vroeg hem niet zijn motief van het bezoek te vertellen tot na het eten, en om zijn waardering te tonen voorzag hij hem van de gemakken, gaf hem alles dat hij nodig achtte en liet hem weten dat hij zeer verheugd was met zijn bezoek. »Na het eten, verbleven beiden alleen en de deken legde uit wat de reden was van zijn komst, hem dringend verzoekend dat hij hem die wetenschap zou onderwijzen, omdat hij de wens had deze volledig te leren kennen. Heer Ilian zei hem omdat hij al deken was en een zeer gerespecteerd persoon, hij het zeer ver kon schoppen binnen de kerk, en diegenen die zeer voortvarend zijn geweest, als ze alles bereiken dat ze willen, ze doorgaans snel de diensten vergeten die ze hebben ontvangen, waardoor hij enig wantrouwen verkreeg dat als hij de genoemde kunst zou hebben aangeleerd, niet zou nakomen wat hij nu beloofde.
Maar de deken verzekerde hem, dat welke functie hij ook zou bereiken in de kerk, de verzoeken die hem zouden bereiken zeker zou uitvoeren. »Zo praten ze over dit en andere thema’s totdat ze uitgegeten waren. Toen ze akkoord waren, zei de magiër tot de deken dat deze kunst alleen onderwezen zou kunnen worden op een zeer afgelegen plek en hij s’ nachts zou laten zien waar hij zich zou moeten terugtrekken totdat hij hem zou onderwijzen. Hij nam hem bij de hand naar een zaal waar hij een dienstbode riep en deze vroeg hen een paar kwartels voor te bereiden voor het avondmaal, maar dat hij deze nog niet moest braden alvorens hij het zou verzoeken. »Vervolgens riep hij de deken, ze betraden een trap van steen die nauwkeurig afgewerkt was en ze daalden deze zover af dat het leek alsof de rivier de Taag boven hen zou kunnen stromen. Uiteindelijk kwamen ze bij een zeer ruime kamer, zoals een salon die erg opgetooid was, waar zich boeken bevonden en een studiekamer waar ze zich verbleven. Eenmaal zittend, en terwijl ze twijfelden met welke boeken ze het beste konden aanvangen, kwamen twee heren binnen door de deur en gaven aan de deken een brief van zijn oom de aartsbisschop waarin deze schreef dat hij ziek was en dat hij hem snel zou bezoeken nog voor zijn dood. Dit verzorgde bij de deken een grote onrust, niet enkel door de ernstige situatie van zijn oom, maar ook omdat hij zijn net aanvangen studie zou moeten stopzetten. Hij besloot deze niet zo snel te stoppen en schreef een brief aan zijn oom, als antwoord op die hij ontvangen had. »Na een dag of drie vier, kwamen andere mannen te voet met een nieuwe brief voor de deken met daarin het nieuws van het overlijden van de oom en de bijeenkomst in de kerk waarin de overlijdensceremonie werd gebruikt om een opvolger te vinden, waar iedereen dacht dat de deken de uitgesproken kandidaat zou zijn, zo helpe god; het was zo beter dat hij buiten de kerk zou zijn, dan bij het bisdom aanwezig. »En na zeven of acht dagen, kwamen twee schildknapen die goed gekleed waren, met wapen en paarden en toen deze de deken bereikten, kusten ze zijn hand en toonden ze hem de brieven waarin stond dat hij gekozen was tot aartsbisschop. Toen heer Ilian dit hoorde, richtte hij zich naar de nieuwe aartsbisschop en zei hem dat hij God dankte dat dit nieuws hem toekwam tijdens het verblijf in zijn huis, dat God hem dit toevertrouwde en vroeg hem of de plaats die vrijkwam voor deken niet aan zijn zoon kon toegewezen worden.
De nieuwe aartsbisschop vroeg of hij het nieuwe deken schap aan zijn eigen broer kon toewijzen en beloofde hem dat hij snel een andere positie aan zijn zoon zou toewijzen. Daarom vroeg hij aan de heer Ilian of hij met zijn zoon naar Santiago zou gaan wat deze vervolgens deed. Daar werden ze met veel toewijding onthaald. En toen ze daar enige tijd woonden, kwam er op een dag een zending van de Paus met een kaart voor de aartsbisschop en hem het bisdom van Toulouse toewees alsook toezeggen dat hij zij eigen bisdom zou kunnen overdragen aan wie hij maar wenste. Heer Ilian wees hem toen hij dit nieuws hoorde op de eerdere toezeggingen en het niet nakomen van deze beloftes in de hoop dat de Aartsbisschop hem nu de plaats aan zijn zoon zou toezeggen, maar hiervoor in de plaats kwam een nieuw excuus dat de broer van zijn vader, zijn oom, de eer zou krijgen. Heer Ilian meende dat dit niet rechtvaardig was, maar kon niet anders dan akkoord gaan, als hij maar een eerstvolgende waardige plaats toegewezen zou krijgen.
Dit beloofde de aartsbisschop opnieuw en zei dat zijn zoon maar mee moest gaan naar Toulouse. »Daar in Toulouse aangekomen werden ze hartelijk ontvangen door de graven en Nobelen van het gebied, ze verbleven er twee jaar waarna de bisschop opnieuw een brief kreeg van de Paus dat deze hem tot kardinaal ontbood en net als voorheen hij het bisdom kon toelaten aan diegene die hij maar wilde. Heer Ilian herinnerde hem opnieuw aan de verscheidenheid aan keren dat hij niet aan zijn beloftes had gehouden en zich geen nieuwe excuses meer kon veroorloven en dus nu zijn zoon als plaatsvervanger moest toewijzen. Opnieuw had deze echter andere plannen en gaf de plaats aan de oude man, een andere eervolle oom, en broer van zijn vrouw. Dit keer vroeg hij hen mee te gaan naar Rome, waar hij hen kon belonen met een andere dienst. Schoorvoetend en klagend egde heer Ilian toe en ging zo mee naar Rome. Ook daar werden ze warm onthaald door de andere kardinalen en de plaatselijke bevolking en opnieuw bleef heer Ilias aandringen dat hij zijn zoon een functie zou toewijzen hetgeen de kardinaal andermaal moest afhouden. »De Paus stierf en deze kardinaal over wie ik het heb kreeg de eer om hem op te volgen.
De heer Ilian ging nu opnieuw naar deze nieuwe paus en zie dat hij hem nu echt moest helpen en zich niet langer kon verbergen achter een ander excuus. Ook dit verzoek werd niet gehonoreerd omdat, zo zei de paus best nog wel een moment zou komen tegen de tijd. De heer Ilian begon nu bitter te klagen en vertelde over de eerste keer dat hij hem de toezegging had gedaan, lang geleden en dat deze nu, zo hoog geklommen zonder hem ooit iets te hebben toegewezen, en nu nooit meer iets van hem kon verwachten. Toen de Paus dit hoorde werd deze zo kwaad, dat hij dreigde de man in de kerkers op te sluiten en te veroordelen voor ketter en zwartkunstenaar, want dit wist hij goed niet alleen omdat hij Paus was, maar omdat hij hem nog kende uit Toledo en iedereen hem daar kende als zwartkunstenaar en hem zijn helen leven als magiërs hadden zien praktiseren. Teleurgesteld in de beloning van de paus terwijl hij zoveel voor deze gedaan had, nam hij afscheid zonder dat hij eten voor onderweg meekreeg. Toen zei hij tegen de paus dat hij, nu hij geen eten had, de twee kartels moest braden die hij de avond van hun samenzijn had laten klaarmaken. Toen hij dit zei, hervond de paus zich opnieuw in Toledo net als toen, als deken van Santiago, hij herinnerde zich precies zoals hij er toen zat en hoe hij daar aangekomen was, en schaamde zich zo erg dat hij niet wist wat hij moest zeggen. Heer Ilian keek hem aan en zei hem dat hij kon gaan, want hij had al bemerkt wat hij van hem kon verwachten en zou zijn kwartels niet willen opofferen als hij voor eten zou ontbieden. En u, geachte Graaf Lucanor, begrijpt wel dat de persoon aan wie u zo veel hulp gegeven hebt u niet zal bedanken, en u kunt dus beter geen moeite meer doen om hem verder te helpen want u zult hetzelfde verwachten als tegenprestatie als de heer Ilian van de deken van Santiago. De graaf dacht dat dit een goed advies was, volgde het op en het verging hem zeer goed.
En zoals don Juan begreep dat het verhaal goed was, verzocht hij het op te nemen in dit boekwerk en voegde er een vers aan toe, dat als volgt gaat:
Hoe meer iemand promotie maakt nadat u hem geholpen heeft, Hoe minder hij u zal helpen als u zijn hulp nodig hebt.
Reacties