Conversation with economists (Arjo Klamer)
De conversaties in dit boek zijn als volgt gestructureerd.
- Conversations with New Classical Economists
- - Robert E. Lucasjr., Thomas J. Sargent, Robert M. Townsend
- Conversations with Neo-Keynesians (The "Older Generation")
- - James Tobin, Franco Modigliani, Robert M. Solow
- Conversations with Neo-Keynesians (The ''Younger Generation")
- - Alan S. Blinder, John B. Taylor,
- Conversation with a Monetarist
- - Karl Brunner
- Conversations with Nonconventional Economists
- - David M. Gordon, Leonard A. Rapping
“Dit boek heeft grote
indruk op me gemaakt,” vertelde me eens een econoom. En dat was de reden dat ik
zelf het boek wilde lezen.
In dit boek zijn vele
belangrijke facetten terug te vinden die hier ook aan de orde komen, maar dan
minder inhoudelijk. Klamer schrijft (41) over de verschillende stromingen, in
het jaar 1983. Sindsdien is er natuurlijk veel veranderd en je zou kunnen
nagaan in hoeverre de economen die hij destijds geïnterviewd heeft daadwerkelijk
succesvol zijn geworden of gebleven, of dat hun verhaal ingehaald is door de
tijd. Belangrijk is dat hij schrijft over de oude en nieuwe generatie en dat
sluit aan op het idee dat de econoom een product is van zijn of haar tijd. Er
komen geen vrouwelijke economen in het verhaal voor.
De gesprekken
beginnen nagenoeg steeds hetzelfde, met de vraag: hoe kwamen jullie tot
economie?
Robert E. Lucas jr.
Vond het altijd leuk
om over sociale problemen na te denken. Kan van doen hebben met onze familie,
we argumenteren steeds over politiek en sociale kwesties. Ik studeerde
geschiedenis (Berkeley) en merkte daar dat economische krachten centraal staan.
En zo begon ik wat economievakken. En een PhD volgde later...
Who were important teachers for you?
Friedman was van grote invloed. Hij is een talentvolle meesteren een superbe econoom. Hij begon altijd over werkelijke problemen uit de krant en ging vandaar uit de discussie aan in de klas. Hij tekende dan een diagram, om van daaruit een statement te destilleren om te zien of het waar of onjuist was en onder welke conditie. Daarnaast was Samuelson's Foundations belangrijk. Dat is een how-to-do-boek.
Thomas J. Sargent
Na een lange pauze. Ik vond het leuk toen we
het op de middelbare school kregen. Maar ook als kind vond ik het
al nieuwsgierig om te zien hoe dat met de depressie zat. De grote depressie had
een grote invloed op me. Veel mensen in onze familie werden erdoor geraakt en
weggevaagd van toneel. Zoals mij grootvader in de bouw of de andere opa in da
radio-business: ook hij werd weggevaagd. Het is een interessant vak met mix aan
gerelateerde kwesties, mensen, politiek, en techniek en wiskunde. Het is een
manier om globaal over alles in de politiek iets te kunnen zeggen.
Het vertelt dat hij goede leraren had als
student en noemt specifiek Benjamin Ward, die Charles Beard's The Economic
Interpretation of the Constitution name n er economisch mee aan de slag ging.
Were you political in
those days?
Berkeley was een plek waar critici en radicale
studenten heen trokken. Maar hij was geen politiek activist. Hij studeerde
hard.
Then you came to Harvard?
Op Berkeley is nauw contact, bij Harvard ben je
alleen maar met veel intellectuele vrijheid. Hij werd getrokken door
econometrie en time series en kwam zo aan de research-kant.
Robert M. Townsend
Vertelt dat zijn vader econoom was. End at hij
daarom iets anders wilde, maar na algemene sociale wetenschappen te beginnen
merkte hij dat economie meer inhoud had en aangenamer was. Hij ziet in economie
meer verklaringen.
Who influenced you in
your studies?
Hij werd beinvloed door profesoren die hem
stuurden in de richting van probleem oplossing. Wat zijn observaties, is er een
puzzel, hoe kunnen we die oplossen? Can we write down a model that is explicit about
preferences, endowments, and technology so that we can apply contemporary
welfare economics?
Dan Tom Sargent, hij was ook een grote invloed.
Hij geloof in economie en straalt het uit, dat is belangrijk voor me.
Enthousiasme voor wat we aan het doen zijn. Over wiskunde vertelt hij dat hij
meer had willen studeren, en dat het verleidelijk is om een vaste hoeveelheid
”capital stock” in termen van wiskundige tools te hebben, maar dat is fout. Je
moet altijd vooruit blijven gaan en denken. Je hebt altijd meer wiskunde
nodig. All is het maar omdat het je anders leert nadenken. “I have
often been surprised that after you have learned something of interest in
mathematics, you discover there is a neat way to use it.”
Van het werk van Lucas, noemt hij "Expectations and the Neutrality of Money," "Equilibrium Search and Unemployment" Op de vraag of Lucas (anno 1983) als leider gezien mocht worden van de nieuwe macro-economie, antwoord hij: ja, zeker.
James Tobin
Noemt twee redenen. Hij was een kind van de
Depressie, en begaan met de wereld. Veel problemen leken toen economisch. The second
thing was that you could have your cake and eat it too. Het was gewoon een fascinerende studie.
Daar kwam hij achter op Harvard. Daar kreeg je
net als Oxbridge een tutor. Deze bracht me op het werk van Keynes, The General
Theory.
Het was een moielijk boek, maar op je 19de
weetje niet wat moeilijk en hot is, dus ploeg je er dorheen. Well, it had
everything that appealed to a young politically conscious, socially conscious
person with quantitative theoretical interest and aptitude. Hij vond het werk echter minder
kwantitatief.
Ook hij noemt vele professionals die hem hebben geïnspireerd: Spencer Pollard, Alvin Hansen, Seymour Harris, Ed Mason en zijn tutor Edward Chamberlin. En dan was er Schumpeter zijn leraar, vriend en promotor-adviseur. Hij was geen sympathisant van Keynes, maar erg behulpzaam voor alle jonge studenten.
Franco Modigliani
Die moet om de vraag lachen. Hij ging naar de
universiteit om arts te worden, Net als zijn vader, die zojuist overleden was.
Maar het was niks voor hem. Hij kon niet tegen bloed Toen werd het rechten,
hetgeen in Italië erg algemeen is. Toen was er een algehele wedstrijd om een essay
te schrijven ver de effecten van prijscontroles. Hij besloot mee te doen. Kende
een neef die bij hun woonde als een ambtenaar van de handelsorganisatie die
over het essay nadacht. Zo schreef ik het essay en won de eerste prijs. De
beoordelaar motiveerde hem om door te zetten en zo ging hij economie studeren.
Kort daarna vertrok hij uit Italië. Voor zowel politieke als raciale redenen.
Zijn familie is joods en zelf was hij anti-fascistisch, hij ging naar
Frankrijk en kwam uiteindelijk in New York aan. Daar ging hij naar de New
School for Social Research, leerde economie en over Keynes. Daar ontmoette
hij Jacob Marschak. Die was belangrijk
voor hem om zijn eigen stem te ontwikkelen. Een stijl van combinatie tussen
theorie, modelleren en het testen van empirische feiten. Via Marschak kwam hij
bij prominente economen zoals Oskar Lange, Tjalling Koopmans, en Abraham
Wald.
Robert M. Solow
Ook hij had niet de intentie om economie te
studeren. Eerder aan botany, biology, or genetics. Maar daar was hij niet goed in. Ook hij kwam
met de vraag omtrent de depressie. Hij herinnerde zijn jeugd als een
onplezierige tijd voor zijn familie en voor anderen.
Toen begon hij met sociology, anthropology, and
wat economies. Hij had goede profesoren. “I was fairly left wing at
that time.” Toen kwam de
oorlog, hij ging in het leger en in 1945 maakte hij zijn studie af. Zijn
vriendin, later vrouw, was al econome. Zij vond het interessant en hij volgde.
Puur toeval.
Sociologie vond hij te weinig bevredigende
antwoorden geven. Hij vond het vaak te vaag. Maar hij wilde er niet in
afstuderen. Sociologie heeft hem wel geholpen
om beter te begrijpen wat er in de economie speelt.
Mentoren kreeg hij ook: Sweezy & Richard
Goodwin, en Wassily Leontief werd zijn
belangrijkste leraar. Die leerde hem alles over economie en stuurde hem ook in
de richting van wiskunde. Want als hij iets niet begreep, was dat omdat hij de
wiskunde niet snapte. “I never really got fascinated by mathematical
economics for its own sake.”
Alan S. Blinder
“Lucas and Sargent
speak of a generation gap , suggesting that the "older'' (Keynesian)
economists have difficulties keeping up with the times.”
De “jongere” Blinder is dan een mooi voorbeeld.
Hij is
niet allergisch voor de rational expectations hypothesis, maar blijft
een pleiter van Keynesiaanse politiek. Hij werd al vroeg geïnteresseerd in wiskunde.
En in de toepassing kom je dan bijna altijd uit op economie, vertelt hij.
“Sociology is really very underdeveloped.”
John B. Taylor
Was erg kwantitatief ingesteld en ging daardoor naar Stanford voor de econometrische kant. Vond het leuk om wetenschappelijk ideeën op werkelijk lijkende problemen los te laten. Was gefocust op simulaties. Zijn proefschrift ging over het leren van de economie door het schatten van econometrische modellen en om deze voor beleidsdoelstellingen te gebruiken.
Karl Brunner (De enige Europeaan)
Hij wist toen hij van school kwam niet wat hij
wilde doen. Hij begon met geschiedenis, maar dat sprak toch niet echt aan. Wel
als onderwerp van onderzoek, maar niet als discipline. Puur toevallig begon hij
wat te lezen over economie. Zo kwam hij erachter dat economie een beter begrip
van de problemen in de wereld oplevert dan geschiedenis. Hij spendeerde veel
tijd n de bibliotheek van LSE, en wat hij over het vak hoorde in de
Universiteit van Zurich was nogal ontevreden. Hij was de werken van Marshall,
Edgeworth, Pareto, Cassel, Wicksell, Wicksteed, and von Bohm-Bawerk. Hij begon
te werken voor de Nat bank van Zwitserland, maar zag geen professionele
ontwikkeling in de toekomst daar en vertrok naar de VS.
Ook hij werd geïnspireerd door economen in het
Washington-circuit en verder door Schumpeter. En in Chicago ontmoette hij
Friedman die ook een bron van inspiratie werd. De studies van prijs theorie
voorzagen hem van een beter analytisch framework van de sociologische allusies.
David M. Gordon
Hij heeft als
prominent Marxist econoom een speciale intereste in de arbeidsmarkt.
Schreef “Beyond the Waste Land: A Democratic Alternative to Economic Decline,”
in 1983 en was betrokken bij de politiek getinte the Union of Radical Political
Economics (URPE). Zijn famillieachtergrond is intrigerend. De Gordons worden
beschreven als "the flying Wallendas of economics" (een circus stunt
act). Zijn vader was professor in economie (Berkeley) en president van the
American Economic Association (1974-75) en zijn moeder was associate director van
the Institute of Industrial Relations.
Hij vertelt dat hij met deze ouders toch niet
automatisch op ook economie uit zou zijn gekomen. Hij was politiek actief in
1965. Wist niet wat te doen anders dan de combinatie van scholar / onderzoeker,
schrijverswerk, politiek en overheidsactiviteiten. Dit was tijdens Vietnam. Hij
vertelt te angstig te zijn geweest om defensie in te gaan en zocht een
uitvlucht in een studie. Dus zo werd het economie door het gemak, maar pas
later in de studie merkte hij hoe effectief de studie aansloot op politiek
ambities.
In Harvard waren meer radicalen te vinden in die tijd (zoals Michael Piore, Samuel Bowles, Herbert Gintis) en dat kwam volgens zijn zeggen, omdat Harvard je leerde na te denken. Dus het is niet onlogisch dat een instituut dat je leerde om kritisch na te denken ook de voedingsbodem leverde voor radicale bewegingen.
Leonard A. Rapping
Begint net als de vorige econoom ook over het
tijdsbeeld, waar in dit geval de Koreaanse oorlog woedde, tussen 1952 en 1956
toen hij op de UCLA zat.
Hij kwam uit Hollywood en had een soortgelijk
wereldbeeld als de krachten die Lenny
Bruce produceerde, “the comedian and social critic.”
Hij leerde op de universiteit Warren Scoville
kennen die de geschiedenis van de economie doceerde, een grote Texaan met een
zware stem, vol passie een grote impressie achterliet. Hij was mijn rol model,
en hij bewondert sindsdien populistische Texanen zo voegt hij eraan toe. Hij
ontmoette ook Karl Brunner, die lesgaf in monetaire en macro-economie. En de
enige Europeaan die hij kende.
Hij was eager to learn, had veel energie en was
een harde werker. Hij had weinig geld. Hij werd
Junior-lid van societeit Phi Beta Kappa (de oudste en meest prestigieuze
in de VS) en was daar erg trots op, dat hij van “scratch af aan was begonnen.” Op
de vraag of hij als student conformistisch was, antwoord hij aarzelend: “eerst
was ik conventioneel, omdat ik alles wilde leren, en dus was ik niet-critisch.”
Hij nam alles in zich op: “philosophy,
history, economics, en mathematics.” Hij hield van geschiedenis en haatte
wiskunde. Ontmoette toen “mensen als” Kenneth Arrow en Bob Lucas. Hij hield
niet van Californië, want dat was als Sodom & Gomorrah voor hem. Een
woestijn “Maar ik denk dat ik een non-conformist was in de betekenis dat ik uit
die regio weg wilde.” En in het feit dat hij niet rijk wilde worden...
De
Interpretatie:
We hebben
geluisterd naar uitstekende en briljante economen, de het allerbeste dat de
discipline te bieden heeft. Toch zijn ze het fundamenteel oneens over
theoretische en empirische vragen, over beleidsvoorstellen, en over de manieren
waarop economische kwesties moeten worden bestudeerd en opgelost. Soms hebben
ze zelfs moeite om elkaar te begrijpen. een kan vraag me af wat dit betekent
voor de economie als discipline. Officieel natuurlijk (waarmee ik bedoel
volgens de heersende doctrines) van een positivistische theorie van de
economische wetenschap), theoretische meningsverschillen worden behandeld door
steeds meer empirisch bewijsmateriaal op te stapelen totdat de zaak is geregeld
in de ogen van elke "objectieve" econoom. Dit beeld wordt niet
bevestigd door onze gesprekken; relatief weinig van het argument hierboven kan
worden gezien als een eenvoudig citeren van bewijs. sommigen misschien in de
verleiding komen om te reageren door economie te zien als in de eerste plaats
een subjectieve of ideologische discipline, de grote problemen die neerkomen op
meningskwesties of intellectuele voorkeuren. Maar dit soort subjectivisme doet net
zo weinig recht aan de rijke, veelzijdige aard van economisch discours als
positivisme doet . Een meer veelbelovende en vruchtbare lezing van deze
discussies zou, stel ik, zich concentreren op de communicatieve of retorische
aspecten van economie.
Deze focus
leidt ons tot vragen als: Hoe argumenteren of communiceren economen? En welke
factoren ertoe leiden dat ze het eens of oneens zijn? Met een bepaalde functie?
Ik stel voor om na te denken over de gesprekken in het licht van deze twee
vragen, en ik zal betogen dat de gesprekken zelf een dergelijke communicatieve
kijk op het economisch discours ondersteunen.
Wat naar
voren komt is een gevoel van de diversiteit van de argumenten in de economie
gesprek. Economen construeren niet alleen modellen en voeren niet alleen
empirisch testen, discussiëren ze ook over hoe een goed model eruit zou moeten
zien. Bovendien, ze filosoferen, doen een beroep op gezond verstand en praten
over anderen economen en hun werk. Economie omvat de kunst van het overtuigen.
Bij gebrek
aan uniforme normen en duidelijke empirische tests, economen moeten vertrouwen
op oordelen, en ze argumenteren om hun oordeel te vellen overredend. Dit proces laat ruimte voor niet-rationele
elementen, zoals persoonlijke inzet en stijl, en sociale discipline. Ik
beweer dat de gesprekken deze visie op economisch discours ondersteunen, maar
natuurlijk breng ik deze visie ook naar hen toe. Er zijn andere manieren om
naar deze toespraken te luisteren; de ruimte voor de uitoefening van het
oordeel is hier ook breed. En er is een gevoel waarin het gespreksformaat kan
worden gezegd dat het dek een beetje stapelt: retorische elementen zijn meer
zullen hier waarschijnlijk meer naar voren komen dan in, laten we zeggen, de
tijdschriften. Hier, zoals in economie zelf, kunnen we verschillende indrukken
van hetzelfde wegnemen bewijs; mijn claim voor de geldigheid van mijn
perspectief is bescheiden.
Op zoek naar kernclaims
Helaas, de kern beweringen in het
nieuwe klassieke discours zijn niet meteen duidelijk. Dat lijkt b.v.
"rationele verwachtingen" te zijn, maar dat blijkt maar ten dele. Dan
de veronderstellingen (van rationele verwachtingen) zijn b.v. dat systematisch
beleid ineffectief is, of de neutraliteitspropositie. Deze laatste lijkt
de kernclaim van de nieuwe klassieke
economie zijn. Maar ook die is te beperkend. Net als Friedman drukken nieuwe
klassieke economen uit: vertrouwen in de stabiliteit van de markt. Ze staan
wantrouwend tegenover overheids-ingrijpen en pleiten voor voorspelbare
beleidsregels van de overheid.
Marktfalen lijkt ook een
kernclaim. Daar sluit het betoog van De radicale economen, Rapping en Gordon op
aan. Zij pleiten voor dramatische remedies voor onze economie problemen, zoals
nationale planning en democratische controle op investering. ... De
controversiële stijl van nieuwe klassieke economen komt tot uiting in zowel hun
theoretische als empirische argumenten en het wordt ondersteund met epistemologische
argumenten. Klamer onderzoekt deze argumenten hierna.
Theoretische argumenten
De aannames die economen
gebruiken klinken onwerkelijk, en hun technische taal ontmoedigt verder lezen.
De populariteit van John Kenneth Galbraith en Lester Thurow is ongetwijfeld te
danken aan hun niet-technische, journalistieke stijl. Maar academische economen
vinden deze stijl niet serieus genoeg. Zij zoeken naar systematiek. Economie
leren is leren hoe theoretisch te articuleren met argumenten ter ondersteuning
van iemands ideeën.
Het belang van een theoretische
context voor de overtuigingskracht van een idee komt naar voren in de
geschiedenis van rationele verwachtingen. ... We erkennen nu Muth als de eerste
econoom die presenteerde een effectief theoretisch argument voor rationele
verwachtingen... De nieuwe klassieke stijl van argumenteren omarmt het zoeken
naar: micro-fundamenten van macro-economie. ...
Deze nieuwe klassieke stijl omvat
een nieuwe taal om economisch gedrag te beschrijven. ... De neo-Keynesianen verzetten zich tegen
het evenwichtspostulaat in de
nieuwe klassieke strategie. .. Het bestaan van contracten, zo stellen zij, verklaart
waarom waargenomen prijzen geen evenwichtsprijzen zijn. ...
Brunner, de monetarist, deelt de
nieuwe klassieke visie van een stal markt en een voorspelbare overheid.
Bovendien waardeert hij de rationele verwachtingshypothese en andere elementen
van de nieuwe klassieke benadering, zoals de aanname van imperfecte informatie
en de rol van stochastische variabelen. ... Net als de neo-Keynesianen verwerpt
hij de radicalen manier waarop nieuwe klassieke economen het rationaliteitspostulaat
interpreteren; hij vindt de wereld te ingewikkeld om in nieuw te vangen klassieke
modellen. Een belangrijk punt in zijn betoog is de toepassing van de
neoklassieke prijstheorie bij het analyseren van beleidsbeslissingen. het
optimale beleid dat uit een dergelijke analyse volgt, zou volgens Brunner, zich
te onthouden van actief beleid.
... Als de gesprekken één ding
duidelijk maken, is het dat geen model, nee enkel argument, is onopvallend en
probleemloos. ... De Keynesianen geven toe dat hun programma problemen heeft,
maar blijven geloven in de mogelijkheden ervan. Dienovereenkomstig, zijn theoretische
argumenten onzeker en hun aanvaardbaarheid is afhankelijk van een oordeel die
aannemelijk wordt gemaakt met een verscheidenheid aan andere argumenten.
Empirische argumenten
Economen zijn het er algemeen
over eens dat theoretische argumenten empirisch onderbouwing vereisen. ... Een
belangrijk punt dat in de gesprekken naar voren komt, is het onzekere en
controversiële aard van empirisch onderzoek in de economie.
Lucas en Sargent gebruikt hun nieuw verworven
theoretische inzichten om eerdere testen van de natuurlijke snelheidshypothese
en die met grootschalige modellen.
Blinder is niet overtuigd en zet
vraagtekens bij de empirische relevantie van de gebreken die Lucas en Sargent
waarnemen in de tests met grootschalige modellen. ... Net zoals er geen
definitief theoretisch argument is, er is geen definitief empirisch argument.
Elk empirisch argument is onderdeel van een onderzoeksprogramma. Sargent, zich
terdege bewust van de onvolkomenheden van zijn empirische werk, spreekt over
zijn 'Joumey of discovery." Niet alle economen zien de reis als
veelbelovend... Zelfs Solow, die is erg sceptisch over de mogelijkheden van
econometrie, ziet de noodzaak van empirische argumenten....
Epistimologische argumenten
De wiskundige stijl van nieuwe klassieke economen suggereert hun waardering van nauwkeurigheid en precisie. ... Ze lijken te impliceren dat precisie de belangrijkste standaard is van wetenschappelijk onderzoek argumenten, waarbij precisie betekent specifiek zijn over de voorwaarden waaronder agenten optimaliseren. Keynesiaanse modellen zouden ad hoc zijn omdat ze niet aan die norm voldoen. ... De productie van toetsbare hypothesen is niet het doel van pure theorie. Spaarzaamheid met de aannames is het leidende principe: de uitdaging is het bereiken van realistische resultaten met een minimum aan aannames... De voorliefde voor een wiskundige en rigoureuze argumentatiestijl omvat een fascinatie voor "nette en elegante" modellen. Neo-Keynesianen waarderen de strengheid en precisie maar kiezen toch voor relevantie wanneer de technieken te kort schieten. ...
Over het algemeen steunen de
economen de conventionele epistemologisch argument dat empirische tests de
scheidsrechter is in theoretische geschillen. Ze hebben een hoge dunk van de
wetenschappelijke kwaliteit van economie in vergelijking met andere sociale
wetenschappen zoals sociologie. “We ontmoeten ook expliciete weerlegging van
het beeld van een afstandelijke wetenschapper. Blinder bijvoorbeeld, erkent dat
hij zich inzet voor een bepaalde visie: empirisch bevindingen kunnen hem ertoe
dwingen een specifiek Keynesiaans op te geven ideeën, maar dat doet niets af
aan zijn algemene overtuigingen en opvattingen.”
Het filosofische argument
Een expliciet filosofisch
discours is relatief arm in de wereld van economen. Ze staan niet te popelen
om concepten te verkennen, zoals als de betekenis van vrijheid, de plaats van
het individu in de samenleving, of de rechtvaardigheid van het kapitalisme. Lucas
en Sargent bijvoorbeeld accepteren de basisboodschap van Milton Friedman's Capitalisme
en vrijheid.
Economen presenteren ook impliciete filosofische argumenten via de taal die ze gebruiken. Je hoeft alleen maar naar hun concepten te luisteren om te ontdekken dat ze verschillende beelden oproepen. Het concept "evenwicht", bijvoorbeeld, roept het beeld op van een wereld in harmonie. "Rationaliteit" is een ander met waarden beladen concept.
De nieuwe klassieke verdenking
van neo-keynesiaanse modellen lijkt te zijn gestimuleerd door het idee dat
individuele vrijheid wordt onderdrukt door regeringen waaraan die modellen zo'n
belangrijke rol toekennen. ... “De kritische visie van Solow lijkt erop dat
deze wordt onderdrukt door zijn academische taal.”
Common sense argumenten
Een andere manier om de
aannemelijkheid van een theoretisch argument te vergroten, is gewoon om te
suggereren dat het logisch is.
Maar wat logisch is voor de een
is niet noodzakelijk logisch voor anderen. De een roept beelden op van onrecht
en conflict.
Meta argumenten
Een type meta-argument is het
onderscheid tussen alternatieve programma's in economie door de bevestiging van
labels. Een label is belangrijk bij het overtuigen. Het werk van Lucas
ongetwijfeld kreeg invloed toen mensen erover begonnen te praten in termen van "rationele
verwachtingseconomie" of "nieuwe klassieke economie".
De Keynes van de Algemene Theorie komen nog
steeds naar voren als een reus in hun historische rekening. De jaren '50 en '60
waren voor neo-keynesiaanse economen een zeer belangrijke tijd, helaas
culminerend in geïmplementeerd beleid tegen Keynesiaans advies in. Voor hen
waren de jaren '70 een decennium van terugtrekking, verdediging en frustratie,
maar als Solow gelijk heeft, het ergste de tijden zijn voorbij en de nieuwe
klassieke economie heeft zijn hoogtepunt bereikt....
Gordons meta-argument is radicaal
anders dan dat van zijn voorgangers. Voor hem is Marx de centrale figuur. Deze
meta-argumenten voegen een significante dimensie toe aan de staat van de algemeen
debat. Elke gemeenschap moet zich bewust zijn van haar plaats in de
geschiedenis, economen inbegrepen.
Persoonlijke en sociale factoren
Het is belangrijk dat een
uitgebreide groep economen het eens kan worden over bepaalde fundamentele
oordelen. Als dat gebeurt, spreken we van een onderzoeksprogramma.
Lucas is er duidelijk in geslaagd
een onderzoeksprogramma op te zetten.
Communicatie blijkt een gedeelde
noemer in de problemen tussen economen onderling te zijn. Economie is een
sociaal en persoonlijk proces en dus spelen sociale en persoonlijke factoren een
rol in de oordelen die onvermijdelijk zijn in het economische discours en
leiden tot meningsverschillen en daarmee samenhangende communicatieproblemen. De
persoonlijke factor komt tot uiting in de passie van economen. Economen houden
over het algemeen niet van de term 'passie', maar het ligt er zeker aan ten
grondslag veel van wat ze doen. ... Economie is niet alleen een persoonlijk
maar ook een sociaal proces. Het sociale factor werkt binnen en buiten de
wereld van economen. de golf van conservatief denken in de buitenwereld heeft
ongetwijfeld geprofiteerd nieuwe klassieke economie, zoals Solow opmerkt. Sargent
verwijst bijvoorbeeld naar zijn ervaring in het leger als reden voor zijn
verdenking van de regering als bemiddelaar; Blinder erkent de invloed van zijn
joodse middenklasse-achtergrond; en zowel Gordon als Rapping noemen het belang van
de sociale turbulentie in de '60's voor hun intellectuele ontwikkeling.
Daarnaast botsen de scholen met
elkaar.... conflicten tussen de mensen van Chicago en Harvard. Het contrast
tussen de verschillende werelden in de economie is vooral duidelijk in het verhaal
van Rapping. Deze was een toegewijd neoklassiek econoom tijdens de jaren '60,
en conservatief. Hij was een prominente geleerde met een breed scala aan
contacten. Toen begon hij te geloven dat er iets fundamenteel mis was met
neo-classische economie en ging door - wat psychologen een Gestalt-switch zou
noemen - hij veranderde niet alleen zijn ideeën, maar ook zijn stijl van
argumenteren. Het proces was persoonlijk en sociaal. Hij stapte uit de
neoklassieke wereld, met ingrijpende sociale gevolgen. Zijn verhaal getuigt van
aan de tijd en energie die de ontwikkeling van een alternatief perspectief
vereist. Dit kan helpen verklaren waarom leuke fundamentele veranderingen in positie
zijn zeldzaam voor economen; de persoonlijke kosten zijn te hoog.
Een belangrijke
les voor goede en effectieve economen is dat een onthechte en neutrale houding
geen interessante en overtuigende econoom maakt.
Net zoals we een standpunt of een
visie hebben, moet een goede econoom demonstreren het vermogen om te
argumenteren in termen die andere economen kunnen waarderen. Het is
verleidelijk om vanuit gezond verstand te redeneren, maar je moet wel spreek de
technische taal van economen om hun aandacht te trekken: empirisch argumenten,
hoe onzeker ze ook zijn, zijn een noodzaak. Dit is de sociale factor op het
werk. Betekent de onzekerheid dat economische kennis geheel subjectief is en
geen waarheidsinhoud heeft? We zijn niet zeker, maar ik betwijfel of het
antwoord er veel toe doet. Stoppen we met liefhebben of leven door teleurstellingen
en het vooruitzicht op de dood? De meesten van ons doen niet. Zo willen velen
van ons begrijpen wat er gebeurt rond ons; we willen praten over economische
problemen. Deze zijn voldoende redenen om ideeën te onderzoeken en met
overtuigende argumenten te komen. De gesprekken laten zien hoe boeiend deze
activiteit is eigenlijk is.
Reacties