Ontspoord Eigenbelang. Spinoza als econoom
Ontspoord Eigenbelang, is een boek van René Willemsen, gepromoveerd historicus met de geschiedenis van de economie als specialiteit . Hij begint de proloog van het boek met een stelling dat de economische wetenschap in verwarring is, na de bankencrisis van 2008...
Zo ver ik het goed begrepen heb, zijn er m.b.t. geschiedkunde twee echte scholen. De eerste is afkomstig van Leopold von Ranke, die de vader van het Historisme genoemd wordt. Hierbij wordt beoogd om zoveel mogelijk naar de oorspronkelijke bron te kijken bij de analyse van de geschiedenis. Historie is hier uniek en niet echt bepalend of richtinggevend voor het heden. De andere stroming kijkt meer naar Fenomenen en terugkerende patronen, en deze helpt bij het begrip van het heden. Ik neem aan dat Eigenbelang doorborduurt op deze lijn.
De verwarring in de proloog vraagt om een nieuwe theorie en beter inzichten die beter aansluiten bij de werkelijkheid van vandaag. Complexiteit speelt in de nieuwe theorie van economische wetenschap (new era economics) een centrale rol. Het viel hem vervolgens op dat de uitgangspunten van deze nieuwe benaderingen (in tegenstelling tot het oude paradigma van neoliberalisme) al in de zeventiende eeuw al verwoord weden door Spinoza. Deze filosoof heeft veel aandacht gekregen, maar zijn werk is niet eerder als economisch gezien. De econoom als hedendaags fenomeen stamt uit de twintigste eeuw, maar dat betekent volgens de historicus niet dat men niet over economie nadacht.
Heel mooi is zijn afsluiting in de proloog, waar hij zegt geïnspireerd te zijn door Michel de Montaigne, en dit werk een essay als naam heeft meegegeven. Een probeersel. Dat is ontwapenend.
De geschiedenis in het essay begin bij de middeleeuwen waar het Verre Oosten (China, India) beter ontwikkeld was dan Europa. De Nederlanden waren succesvol, door een aantal redenen, waaronder mogelijk de conflicten tussen Frankrijk en Engeland, er was geen echte eenheid, maar wel één politieke leiding. het was de begintijd van de VOC (een unieke gebeurtenis, hoor ik iemand anders zeggen) en Amsterdam had een leidende positie tot 1763/73 wanneer Londen de leidende rol definitief overneemt.
Een belangrijke rol voor (economisch) succes is vertrouwen. En dat komt tot stand door juridische structuren en politieke stabiliteit. Simon Stevin had in die tijd een belangrijke rol in de wetenschap, en meende dat ware kennis in het verleden lag. Met Descartes gaat men meer naar de toekomst kijken en neemt men afscheid van (het belang) van de klassieken. De Hollandse staten waren in de zeventiende eeuw zelfstandige eenheden die elkaar met regelingen beconcurreerden. Ook al was economie geen thema van studie, toch waren pamfletten overduidelijk in hun uiting van economische problemen van die tijd: rente of woeker (woekerrente), gildedwang of vrijeberoepsuitoefening, in en uitvoerrechten, belasting op eigendom, monetaire zaken, etc, etc.
Een bloemlezing van professionals uit die tijd die zich over economische thema's bogen volgt. Te beginnen met De Groot.
Hugo de Groot (1583/1645). Jurist. Internationaal bekend. Maar ook filoloog, taalkundige. Schrijft over volkenrecht, maar dat ligt dicht tegen economie aan: handelsvrijheid, protectie, tarieven. Doceerde over matigheid, en schreef over investeringen en risico, over begeerte naar winst en het toestaan van (hogere) rente in rekening brengen. De Groot meende dat Matigheid in levensstijl, inventieve industrieën en het zeewezen de kernkracht van Hollanders waren. Was welwillend tegenover de gilden. het recht op eigendom was de eerste premisse van de economie. Verdediger van de (exclusieve) handelsverdragen van de VOC. Was voorstander van de markt, maar ook van overheidsingrijpen
Dirk Graswinckel (1600-1666), was de jongere neef van HdG, afkomstig uit regentenfamilie. Gepromoveerd (Rechten, Over Woeker), remonstrant qua overtuiging, mar contraremonstrant om carrière te kunnen maken binnen het staatsapparaat. Pensionaris van Dordrecht en persoonlijk advocaat van Fr. Hendrik. Hij theoretiseerde vooral over Graan, en meende dat een hogere prijs goed was voor de samenleving ook al zouden bepaalde groepen (de armen) eerder in problemen komen. Hij dacht na over de termijncontracten, als middel om het risico van een misoogst te dragen. Dat Nederland vroeg was in de uitvinding van future- en termijnhandel is wel bekend, dat Graswinckel een van de protagonisten in dit spel was, minder. En vooral belangrijk, ook om het heden beter te begrijpen, is dat contacten en de kleine lettertjes, een vak is van juristen, waar economen maar weinig betrokkenheid bij hebben. [Ik denk dat zelf direct aan die voorbeelden van grote investeerders die een derdewereldland op de knieën dwingen door zich aan de afspraken te houden van aangegane schulden. Het is misschien de econoom die de deal verzint, maar het zijn de advocaten die de deals afsluiten.]
- Willem Usselinx (1566-1647)
- Gebr. de la Court (1618-1685)
- Franciscus van den Enden (1602-1674)
- Johannes Phoonsen (1631-1702)
- en uiteindelijke, waar het verhaal om gaat:
- Bento de Spinoza (1632-1677)
Dat Spinoza zich uitliet over economische onderwerpen, schrijft de auteur is niet onlogisch gegeven het feit dat deze uit een familie van handelaren en koopmannen stamde. Hij trad in de voetsporen van zijn vader, en door zijn joodse afkomst waren er ook niet veel alternatieven daar het gildensysteem niet toegestaan was. Door zijn handelservaring kwam hij in aanraking met het recht, omdat hij een geding beslechtte met tussenkomst van een rechter, iets dat hem niet in dank werd afgenomen.
Filosofie was zijn primaire aandachtgebied waarmee hij in aanraking kwam door van den Enden. Hij werd bekend met het werk van Descartes en hij ontwikkelde een eigen filosofiesysteem, waar de natuur (waar alles wat bestaat te herleiden is) een belangrijke rol speelde en het begrip Conatus, de drijfveer van de mens. De mens leeft met zijn emoties als slaaf in de natuurstaat. Hij is een kuddedier en als eenling zwak en door in de groep te leven vindt hij bescherming. De mensen moeten elkaar de zekerheid geven dat zij niets zullen ondernemen wat de ander (de groep?) schaadt. De mens kiest voor een samenleving. Hier komt de rechtstaat wederom als fundament in zijn filosofische systeem terug. want het rechtssysteem zorgt voor vertrouwen, dat handel kan bestaan en mensen elkaar respecteren. In die context, die veel verder gaat dan hier samengevat, richt de schrijver zich op de economische elementen van Spinoza's denken. Centraal is misschien wel de uitspraak in deze context: wie niet in staat is om zijn eigen zaken te beheren, zal nog minder kunnen instaan voor die van der anderen (in het licht van een ondernemer die insolvent dreigt te worden door verspilling).
Na deze inleiding volgt, "Spinoza over economie," beginnend met staathuishouding, waar alle economie avant la lettre mee start, Conatus, eigenbelang, reciprociteit i.p.v. altruïsme en niet de mens maar de natuur centraal! Door het eigenbelang het publieke belang te bevorderen. Het is Mandeville (die het onderwerp wordt van een nieuwe studie van deze historicus die dit concept verder uitgewerkt en op de plank bij Adam Smith weet te leggen): het eigenbelang als stuwende kracht achter de vorming van een staat, waar bij Smith de invisible hand en bij Spinoza het begrip Conatus leidend is. De staat ontstaat als emergent gebeuren die de individuele spelers nooit hadden kunnen voorzien.
Dit is een beetje waar de moderne economische theorie aansluit op de gedachte en filosofie van Spinoza. Dat de conatus van het kapitaal niet eerder beteugeld is geworden door een tegenkracht komt omdat dit kapitaal zoveel welvaart heeft gebracht. Wanneer hier geen tegenkrachten door opgeroepen worden die deze macht indammen zal het tot een endogene crash komen. In de nasleep van 1929 is dit wel gebeurd. banken werden gesplitst in investeringsbanken en retail-entiteiten "maar in de jaren erna is dit weer teruggedraaid..." het sterker maken / worden van de factor staat is niet eenvoudig. Afstand nemen van het humanisme waarin de mens centraal staat is misschien wel nodig, dat de natuur weer centraal komt te staan...
Een bijzondere theorie. Jammer misschien dat wanneer het boek toch rond 1600 start, de tulpencrisis niet even genoemd werd.
. the Origin of wealth (Eric D. Beinhocker)
-- De korte biografische schetsen van de "economen" die geportretteerd worden zijn als volgt:
Hugo de Groot (1583/1645). Jurist. Internationaal bekend. Maar ook filoloog,
taalkundige. Schrijft over volkenrecht, maar dat ligt dicht tegen economie aan:
handelsvrijheid, protectie, tarieven. Doceerde over matigheid, en schreef over
investeringen en risico, over begeerte naar winst en het toestaan van (hogere)
rente in rekening brengen. De Groot meende dat Matigheid in levensstijl,
inventieve industrieën en het zeewezen de kernkracht van Hollanders waren. Was
welwillend tegenover de gilden. het recht op eigendom was de eerste premisse
van de economie. Verdediger van de (exclusieve) handelsverdragen van de VOC.
Was voorstander van de markt, maar ook van overheidsingrijpen
Dirk Graswinckel (1600-1666), was de jongere neef van HdG, afkomstig
uit regentenfamilie. Gepromoveerd (Rechten, Over Woeker), remonstrant qua
overtuiging, mar contraremonstrant om carrière te kunnen maken binnen het
staatsapparaat. Pensionaris van Dordrecht en persoonlijk advocaat van Fr.
Hendrik. Hij theoretiseerde vooral over Graan, en meende dat een hogere prijs
goed was voor de samenleving ook al zouden bepaalde groepen (de armen) eerder
in problemen komen. Hij dacht na over de termijncontracten, als middel om het
risico van een misoogst te dragen. Dat Nederland vroeg was in de uitvinding van
future- en termijnhandel is wel bekend, dat Graswinckel een van de
protagonisten in dit spel was, minder. En vooral belangrijk, ook om het heden
beter te begrijpen, is dat contacten en de kleine lettertjes, een vak is van
juristen, waar economen maar weinig betrokkenheid bij hebben. [Ik denk dat zelf
direct aan die voorbeelden van grote investeerders die een derdewereldland op
de knieën dwingen door zich aan de afspraken te houden van aangegane schulden.
Het is misschien de econoom die de deal verzint, maar het zijn de advocaten die
de deals afsluiten.]
Willem Usselinx (1566-1647)
Was een avonturier die op 18-jarige leeftijd de wereld in trok om
handel te drijven. Na de val van Antwerpen in 1585 vertrok hij naar
spanje.vergaarde in 6 jaar een fortuin en vestigde zich in de republiek
in1591. Streed toen tegen monopolies,
tegen de overheid, tegen andere handelaren en ... tegen zichzelf. Schreef zo
pamfletten voor zijn zaak. Verspeelde zijn voortuin met de moeizame inpoldering
van de Beemster. Keerde ten terug naar oude hartstocht, vestigen van kolonies
in Latijns Amerika. Hij vond de republiek te klein om te handelen. Bevond zich
te midden en dus tussen Spaanse en republikeinse weerstanden. Vertrok naar Brazilië
niet enkel voor goud of zilver, maar voor ook oor handel agrarische producten.
De Nederlanden voerde vervolgens luxeartikelen uit. Was tegenstander van
slavernij vooral uit economisch motief, omdat ze niet voor zichzelf werken en
dus nooit hard zouden werken. Hij zocht naar de oplossing van volksplantingen
zonder slaven om zo ruilhandel van manufacturen tegen grondstoffen tot stand te
brengen.
Hij stond een zeer democratische inrichting van de kolonie na door
ieder die 200 pond Vlaams zou inleggen stemrecht kreeg.
In 1622 volgden verbeteringen in octrooi / vergunningverlening. Zijn
visie was om inboorlingen te ontwikkelen
daar de Spanjaarden deze ongeoefend lieten, en “door ons zouden de indianen Borgherlijcker
worden.” Zijn economische geschriften waren talrijk soms fanatische gezien door
anderen, hij werd niet altijd begrepen door zijn tijdgenoten.
Gebr. (Johan – de denker - en Pieter – de doener). de la Court
(1618-1685).
Van oorsprong familie Leidse textielindustrieën. Textiel was / werd
export product (naast gekaakte haring). Schreven o.a. drie boeken. Wordt de
meest economisch georiënteerde schrijver genoemd van 17de eeuw.
Betoog is als volgt: de republiek beslaat slechts een klein grondgebied en
Hollanders kunnen van opbrengst van eigen bodem niet leven. Handel en vooral
eerste levensbehoefte zoals graan is dus nodig. De la court meenden handel als
mercantilist een zero-sum-game was. Door handel kon een staat een deel van “de
taart” binnenhalen: buiten winsten rapen. De macht en kracht van een land hing
af van het aantal inwoners dan omhoog kon gaan door koloniseren, omdat de
concurrentie met fransen en Engelsen toenam. De Hollandse economie stoelde op 4
pijlers: industrie, visserij, handel en scheepvaart.
Leiden stoelde op universiteit en (vele male belangrijker) textiel. Om
de economie te laten groeien moest de bevolking groeien en alle
productiebeperkingen bv op gilden en andere reguleringen opgeheven worden. De
gilden dreven de kosten voor het onderhoud op. De lakenreders waren tegen
kwaliteitscontroles omdat in de prijs en concurrentiepositie nadelig
beïnvloeden. Slechte kwaliteit zou door de marktmechanisme zelf verdreven
worden. Hij vond de stedelijke accijnzen te hoog, en meende ook de ambivalente
beleid van vrije vaart in Europa en gesloten vaart buiten Europa (in voordeel
van VOC) moest verdwijnen.
De la court politieke economie was gebaseerd op de mens die handelt uit
eigenbelang, omdat die onderling in tegenstelling waren kon de staat een
bemiddelende rol spelen. Daartoe moesten het aantal regenten worden uitgebreid.
Door de toenemende concentratie van macht van beperkt aantal families, stonden
de belangen van de regenten op gespannen voet met die van het volk. De la
courts waren ook niet aangesloten bij de machthebbers en stonden dus ook als buitenstaanders
bekend. Ze leken het meeste op mercantilisten. Het idee om armen naar koloniën
te sturen werd in de Nederlanden nooit een praktijk zoals bij andere landen wel
het geval was.
Franciscus van den Enden (1602-1674). Geboren in Antwerpen, jezuïet,
maar uit de orde gezet door dwalingen, gesetteld in Amsterdam en kunsthandelaar
daar. (Konstwinkel) dat in 1652 failliet ging. Pakte zijn oude ambacht van
docent op en startte een Latijnse school. Zijn bekendste leerling was ...
Spinoza. FvdE werd steeds meer politiek activist.. Verhuisde naar Parijs in
1670, werd veroordeeld tot samenzwering tegen Lodewijk XVI en in 1674
opgehangen op La place de la Bastille. Schreef twee politieke geschriften. Kort
verhaal van nieuw Nederland begint met beschrijving van geografie van NL,
klimaat, bodemgesteldheid, flora en fauna, oorspronkelijke bewoners
(naturellen). Was ok tegen de slavernij en schreef een constitutie waarin
gelijkheid (even/gelijkheid) van koloniaal, rijk en arm. De inrichting van de
staat baseerde hij op de mens natuur en universele passies (eerzucht, jaloezie
en hebzucht / als eigenbelang aangeduid) waren noodzakelijk om welvaart te creëren.
De belangrijkste thema’s waren: noodzaak voor kolonievorming met groot aantal
inwoners (door beperkte omvang republiek), het belang van eigenbelang bij het
tot standkomen van economische activiteiten. De fundamentele gelijkheid van
mensen vrijheid van meningsuiting, goed onderwijs en armenzorg als taken van de
overheid (staat) en niet voor sekten en denominaties.
Johannes Phoonsen (1631-1702). Minder bekend op economisch gebied, was
werkzaam bij de Amsterdamse wisselbank had invloed op monetair beleid,
muntcirculatie was chaotisch n Europa. De muntslag in de republiek was redelijk
goed geregeld, er waren een paar huizen waar munten mochten worden geslagen,
het soort goud of zilver werd door de staten generaal gereguleerd. Door de rol
van de wisselbank en de inwisseling van munten was er een tweede monetaire rol
met de bankgulden als valutastelsel. Er ontstond een verschil tussen de
bankgulden en het courante geld, en het verschil werd agio genoemd dat normaal
5% bedroeg. Dit % werd degelijks door de commissarissen van de wisselbank
vastgesteld. Dit gebeurde door marktomstandigheden en het gewenste beleid van
de bank.
In 1672 kwam er een bankrun door de inval van Lodewijk Xiv door deze en
andere omstandigheden werd er een recepsis / stortings of ontvangstbewijs –
ingevoerd. Dit was een echte innovatie van de bank en van de financiële markt
ook buiten de Nederlanden. Zo kwamen er wee instrumenten, het agio en de
recepsis (als “openmarktoperaties”).
Phoosen heeft door zijn rol in de bank een grote rol gespeeld bij het
grote vertrouw een dat deze bank in Europa kreeg.
Reacties