Aantekeningen over Wittgenstein (1)
Dit "manuscript" heeft decennia in de kast gelegen. Ik ben zelf niet de auteur, dat is Eric (uit Eindhoven meen ik) met wie ik het contact ben verloren. Bij het opruimen van boeken en oudere geschriften vond ik dit en besloot het maar - met de moderne hulpmiddelen - te digitaliseren.
"
Ludwig Wittgenstein - Genealogie: Carl Wittgenstein - Leopoldine Kalmus
- Hermine Hans Konrad Helene Rudolf Margaret Paul Ludwig
Carl Wittgenstein, vader van Ludwig, vluchtte op zeventien jarige leeftijd naar Amerika. In 1867 ging hij naar Oostenrijk terug, studeerde techniek en werkte als technisch tekenaar. In 1877, op zijn dertigste jaar, was hij tot directeur van de Teplitzer Walzwerke opgeklommen. Verder kocht hij de Böhmische Motan Gesellschaft en de Prager Eisenindustrie Gesellschaft op. Zijn persoonlijk vermogen en de voet waarop hij leefde waren overeenkomstig deze welvaart. In de omgeving van Wenen bezat hij bossen, landgoederen en herenhuizen. In l898 trok hij zich uit de zaken terug om een wereldreis te maken. In 1874 trouwde Carl met Leopoldine Kalmus, half- joods katholiek. Een gelukkig huwelijk; Carl een huistiran. Leopoldine onzeker en gewillig. Uit het huwelijk kwamen acht kinderen voort. Hermine, de oudste dochter, heeft een manuscript Familieherinnerungen nagelaten. De zoons Hans, Konrad en Rudolf zijn door zelfmoord om het leven gekomen. Paul en Rudolf werden tegen hun door hun vader, als een soort troonopvolgers, in de techniek gedwongen. Paul was de enige die zijn muzikale aspiraties kon verwezenlijken, ondanks verlies van zijn rechterhand in de oorlog. Ondanks het feit fat vader Carl de artistieke ambities van zijn zoons dwarsboomde, bezat hij wel degelijk culturele belangstelling.
Ludwig Josef Johann werd op 26 april 1889 geboren en katholiek gedoopt. Ludwig had in zijn prille jeugd belangstelling voor zowel muziek als machines. Hij ging niet naar school maar kreeg huisonderricht. Op zijn veertiende werd hij naar het Realgymnasium te Linz gestuurd. Na zijn eindexamen bezocht hij de Technische Hochschule te Berlin-Charlottenborg om in 1908 een soortgelijke hogeschool te Manchester te bezoeken. Het leven van Wittgenstein was niet veelbewogen. Vrouwen of mannen interesseerde hem niet. Het enige wat hij bij zijn medemensen zocht en dikwijls vond was wetenschappelijke gedachtenwisseling, die niet zelden op duurzame onenigheid uitliep.
In de studieperiode in Manchester kreeg hij plotseling een obsessie voor bepaalde filosofische problemen. Hij schreef een brief aan Frege. deze raadde hem aan zich tot Russel in Cambridge te wenden. In Cambridge volgde hij colleges van Russel en Moore. Deze waren zeer onder de indruk van Wittgenstein. Van Moore had Wittgenstein echter geen erg hoge dunk. Diens Principia Ethica vond hij langdrading en onduidelijk. Hiervan zei hij: Onduidelijke beweringen worden geen zier duidelijker door ze te herhalen. Hij werkte in die tijd ook op het psychologisch laboratorium; experimenten die betrekking hadden op het ondergaan van ritme in de muziek. Proefpersoon hierbij was David Pinsent. toen Pinsent en Wittgenstein elkaar een maand kenden, stelde Wittgenstein voor dat ze samen een reis door IJsland zouden maken. Het kwam tot confidenties, door Pinsent opgetekend. Wittgenstein bekende dat hij zich al negen jaar zeer eenzaam voelde overbodig, dat hij rondliep met zelfmoordplannen en dat hij zich geheel van de techniek had afgekeerd, waar hij alles goed beschouwd geen liefde en geen talent voor had.
In deze passage deelt Pinsent mee, klaarblijkelijk verbaasd over zoveel mismoedigheid, dat hij toch hoog aangeschreven staat bij Russel en dat hij Russel zelfs al op een paar punten had kunnen verbeteren. Russel was zeventien jaar ouder dan Wittgenstein. Hun karakters liepen ver uiteen. Wittgenstein's denkbeelden maakten al gauw diepe indruk op Russel. Tijdens de reis door IJsland zette Wittgenstein zijn nieuwe ideeën over logica uiteen. Hierover Pinsent: Als Wittgenstein's oplossing goed is, zal hij de eerste zijn die een probleem oplost, dat Russel en Frege jaren beziggehouden heeft. Een jaar later Schrijft Pinsent: Het ziet ernaar uit dat zowel Russel als Whitehead uiterst geestdriftig zijn over zijn Nieuwe Logische arbeid. Waarschijnlijk zal het eerste deel van Russel's Principia Mathematica moeten worden herschreven: De eerste elf hoofdstukken mogelijk door Wittgenstein'. Later bleek dit beperkt te worden tot enkele verwijzingen naar de Tractatus.
In 1913 maken Wittgenstein en Pinsent een reis naar Noorwegen. Wittgenstein houdt zich bezig met logische problemen als hij niet aan diepe depressies ten prooi is. Hij schrift aan Russel ondermeer, bang te zijn te sterven voordat zijn ideeën gepubliceerd zijn. Kort daarop deelde hij Pinsent mee, in Noorwegen als kluizenaar te willen blijven. Daar kwam nog bij dat hij voelde een recht te hebben te leven in een wereld die hem antipathisch is (en natuurlijk zijn zeer weinig mensen hem sympathiek) - een wereld waar hij voortdurend voelt dat hij andere veracht en anderen prikkelt door zijn Nerveuze temperament, zonder enige rechtvaardiging voor die verachting, zoals er 200 zijn als hij werkelijk een groot man was en echt belangrijk werk had gedaan. Niettemin ging hij mee terug naar Engeland, sprak Russel en stuurde hem de "Notes on Logic." Daarna vertrok hij weer naar Skjolden Na met Moore te hebben afgesproken dat deze hem in het voorjaar zou bezoeken. Tijdens dit bezoek dicteerde Wittgenstein Moore wat bekend geworden is als Notes dictated to G. E. Moore in Norway!
Wittgenstein beschikte over een zeer sterke persoonlijkheid een dwingende présence. Tijdens zijn verblijf in Noor- wegen werden de eerste aantekeningen gemaakt waaruit hij de Tractatus heeft samengesteld. De verhouding tussen Russel en Wittgenstein wordt steeds vriendschappelijker. Wittgenstein, die de wereld schuwde, zich nooit met politiek, sociale actie en dergelijke heeft beziggehouden, had de charismatische persoonlijkheid die men eerder bij een steeds roerige agitator als Russel zou verwachten. In januari 1914 schreef Wittgenstein aan Russel dicht bij de waanzin te zijn geweest. Iets later verbrak hij in eerste instantie de zijn band met Russel. Te dikwijls hadden ze onprettige gesprekken over bepaalde onderwerpen, ten gevolge van verschillen In karakter. Hierop kwam hij later terug met de toevoeging dat UN idealen 20 zeer verschillend waren, dat een gesprek over ingen die met hun waarde oordelen te maken hadden Niet mogelijk was zonder te huichelen of ruzie te maken. Kort va het uitbreken van de eerste wereldoorlog nam hij vrijwillig dienst. David Pinsent sneuvelde in 1918. De eerste publicatie van de Tractatus is aan zijn nagedachtenis opgedragen.
Ongeveer een jaar voor de oorlog overleed vader Carl aan kanker. Het vermogen werd onder de kinderen verdeeld. Ludwig deed Na de oorlog afstand van zijn deel onder het motto: Ik geef het niet aan de armen. Ik geef het aan mensen die al zoveel geld hebben dat ze door nog meer geld niet nog verdorvener kunnen worden. Hij toonde ook een grote -afkeer van wat hij een filisterachtige houding tegenover wreedheid en lijden Noemde. In de jaren voor de oorlog -hield hij zich niet alleen met Wiskunde, Logica en Filosofie bezig, maar ook met literatuur. Hij steunde verschillende dichters met grote sommen geld, zoals zijn vader dit gedaan had voor beeldende kunstenaars. Ludwig Ficher, de redacteur van een tijdschrift 'Der Brenner' koos hij voor het behartigen van die zaak. Later zou zijn mening over Ficher omslaan. Via hem kwam Wittgenstein in aanraking met Adolf Loos, de toen nog verguisde Grote Voorloper -van de Nieuwe Zakenlijkheid. In 1919 karakteriseerde Wittgenstein zijn Tractatus als volgt: Het werk is streng Filosofisch en tegelijk Literair, maar er wordt niet in gebazeld. Het aan een hoogleraar in de filosofie ter Lezing geven, zou overigens paarlen voor de zwijnen werpen zijn geen woord van begrijpen.
Omstreeks 1918 - 19 achtte hij zijn Tractatus publiceerbaar. Hij heeft niet in de eerste plaats getracht er bijvoorbeeld op te promoveren in de filosofie, of het in een vaktijdschrift onder lite brengen, maar stuurde het Nadat al twee uitgevers het hadden geweigerd, aan Ficher voor Der Brenner. In dezelfde brief legt hij uit dat het boek uit twee delen bestaat, het ene wat hij heeft opgeschreven en het andere: alles wat hij Niet heeft geschreven. en juist dat tweede is het belangrijkste. Het ethische wordt namelijk door mijn boek als het ware van binnenuit begrensd. En ik ben overtuigd dat het streng genomen alleen zo te begrenzen is. Kortom ik geloof: Alles waar heden ten dage veel mensen over bazelen, heb ik in mijn boek vastgelegd door erover te zwijgen. Ondanks deze uitleg weigerde Ficher het in Der Brenner- op te nemen. Verder hebben ook Frege, Cambridge Universaly Press en vele anderen het in handen gehad.
Kort voor de wapenstilstand werd Wittgenstein door Italianen krijgsgevangen gemaakt. Na zijn krijgsgevangenschap had zich een grote verandering in hem voltrokken. In zijn dagboek schreef hij in januari 1917:
- Als zelfmoord geoorloofd is, mag alles.
In september begon hij Tolstoi's Korte verklaring van de Evangelien te lezen. Hij probeerde enkele primitief-christelijke deugden, zoals armoede en nederigheid, in praktijk te brengen. Na zijn krijgsgevangenschap deed hij afstand van zijn geld en zwierf enige tijd door Europa. Hij stuurde het manuscript van Tractatus naar Russel. Nog in Italie had hij drukproeven van Russel's Nieuwste boek Introduction to mathematical Logic ontvangen, waarover hij Russel in een brief schreef: Ik zou nauwelijks hebben kunnen geloven dat wat in zes jaar geleden aan Moore dicteerde, zo spoorloos aan je voorbij zou gaan. En de geringe overgebleven hoop dat mijn manuscript je iets zou kunnen zeggen, is geheel verdwenen! later schreef hij: Mijn enige hoop is jou binnenkort te zien en je alles uit te leggen, want het is zeer moeilijk door geen enkele levende ziel begrepen te worden! Deze enige hoop werd vervuld, Russel zou een inleiding bij de Tractatus schrijven, zodat het vinden van een uitgever eenvoudiger zou worden. Nadat zo goed als vast was komen te staan dat de Tractatus eindelijk zou kunnen verschijnen verkeerde Wittgenstein in een tweeslachtige stemming. Aan de ene kant hadden de gesprekken met Russel en het verschijnen van de Tractatus hem verheugd, aan de andere kant had zijn boek niet op eigen kracht de drukpers kunnen vinden. Russel moest als gangmaker optreden en hij was bevreesd dat Russel zijn denkbeelden onrecht zou doen in de inleiding.
Zo had Wittgenstein ook gewetensbezwaren het boek op eigen kosten te laten drukken: ( Ik houd het voor maatschappelijk onbehoorlijk een boek op die manier aan de wereld op te dringen het schrijven was mijn zaak, maar aanvaarden moet de wereld het op de Normale' manier). Wittgenstein heelt dit alles als een morele Nederlaag gezien. Zijn onwil het toch op eigen kosten te publiceren, het weggeven van zijn kapitaal, zijn mismoedigheid onder Russel's protectie, zijn zoeken naar voortdurend andere levensdoelen. het zijn allemaal ethische handelingen, het hoort natuurlijk allemaal tot dat tweede, ongeschreven deel van de Tractatus: het ethische, dat door het eerste in woorden van binnenuit werd bepaald en door zijn pijnlijke daden naar buiten gemanifesteerd.
Wittgenstein was in 1919 pas dertig jaar oud en zijn toekomst scheen tamelijk inhoudsloos. Op filosofisch gebied meende inderdaad met alles afgerekend te hebben. waarmee redelijkerwijs afgerekend zou worden. In zijn eigen woorden: Alles wat in werkelijk zeggen moest, heb ik gezegd en daarmee is de bron opgedroogd. Dat klinkt raar, maar het is zo.
Machines en techniek interesseerde hem alleen nog bij wijze van liefhebberij. Wat zijn leven in de menselijke maatschappij betreft, bleef hij in sterke mate beïnvloed door de lectuur van Tolstoi. Armoede Leerde hem de noodzakelijke voorwaarde voor een redelijk fatsoenlijk leven. Hij was enige tijd tuinder in een klooster, ging daarna een opleiding tot onderwijzer volgen.
Als Wittgenstein geloofd mocht hebben dat de wereld verbeterd kon worden, hij gefoode in elk geval dat men dan moest beginnen bij zichzelf en hij heeft zijn arbeidsterrein nooit verder uitgebreid. Hij demonstreerde een ethiek die alleen getoond kon worden, maar niet uitgesproken, tenminste Niet in een ernstige verhandeling. Tot 1926 trad hij op als dorpsonderwijzer in het Semmeringgebied. Al zijn Tolstojaanse Nederigheid heeft niet kunnen verhinderen dat hij de hem wel uiterst wereldsvreemde eenvoudige boeren - bevolking haatte. In zijn schoolmeesterstijd waren Niet alle wetenschappelijke contacten verbroken. Bij een bezoek van Russel in 1922 verklaarde Wittgenstein dat het beter is goed te zijn dan intelligent. Hij besteedde in die tijd veel moeite aan het uitleggen van zijn boek. Zijn opvatting van zijn werk is niet dat iedereen door het te lezen zijn denkbeelden zal begrijpen, maar dat iemand ze eens op een dag opnieuw voor zichzelf zal uitdelen en met veel plezier hun exacte weergave in zijn boek zal vinden. Hij zei dat Niemand meer dan vijf of tien jaar lang goed Filosofische arbeid kan verrichten. In 1926 zag Wittgenstein's tweede publicatie het licht, een soort woordenlijst.
Wiener Kreis.
In de tussentijd ging een van zijn verlangens in vervulling: De Tractatus werd meer en meer door de wereld aanvaard op de Normale manier. Kort Na het verschijnen had de Tractatus de aandacht getrokken van een kleine groep geleerden die zich in 1929 200 manifesteren als de In 1925 poogde een van de Leden Moritz Schlich hem in zijn Landelijke retraite op te wachten, maar vond hem Niet. In 1926, toen Wittgenstein het school- meesterschap opgaf. volgde een ontmoeting met de andere Leden van de wiener Kreis. Maar hij heeft zich nooit werkelijk als een medewerker. Laat staan als de voorganger- van dit gezelschap beschouwd. Een beweging stichten, strijden in groepsverband. het was Natuurlijk Niets voor hem, omdat het verplicht ook achter de uitlatingen van de zwakste leden van de groep te gaan staan. Voorts is het de vraag of hij groepsgewijs optreden op zichzelf Nuttig heelt gevonden, of hij richt niet feitelijk alleen voor zijn eigen filosofie interesseerde en veel minder voor wat anderen bereid waren ervan te maken. In januari 1929 vertrok hij naar Cambridge. Aanvankelijk alleen om er te studeren, voorjaar 1930 doceerde hij ook. In juli 1929 was hij op de Tractatus, gepromoveerd met Russel en Moore als promotors. Een en ander wijst er wel ор dat Cambridge hem meer aantrok dan Wenen en vice versa. Het bewijst Niet dat Russel en Moore hem meer waardeerden dan Schlich en de Wiener Kreis en ooh niet dat Wittgenstein Russel en Moore als filosofen hoger aansloeg, zeker Moore Niet.
In een brochure ter ere van Schlich werd door de wiener Kreis een resumé van de Tractatus opgenomen. Wittgenstein stelde zich op het standpunt dat de Wiener- Kreis in die brochure moest tonen wat hij presteerde. Niet zeggen. Het mocht niet baten. De invloed van Wittgenstein op Wiener Kreis is bijzonder groot geweest. hij verdiepte zich meer en meer in de taal zoals zij is, de Natuurlijke taal. een taal die samenhangt door afspraken die er klaarblijkelijk nu eenmaal zijn. Niet afspraken die opzettelijk geformeerd worden, zoals in de symbolische logica bijvoorbeeld. Steeds vrezend voor vervlakking, zo niet vervalsing van zijn bedoelingen kwam daar nog bij dat hij juist in deze jaren (omstreeks 1930) aan de waarheid van sommige Tractatus stellingen was begonnen te twijfelen. De eerste mededelingen heelt hij hierover aan Waismann gedaan. Deze had al het resumé van de Tractatus aan de brochure bijgedragen en vatte nu het denkbeeld op de Tractatus, in overleg met Wittgenstein, van een commentaar te voorzien. Wittgenstein gaf hierop te kennen dat Waismann wel anders zou opschrijven dan hij het bedoelde en bovendien : Ik ben het met zeer, zeer veel formuleringen in het boek vandaag niet meer eens. Toch kan ik nu helemaal Niets anders doen dan rustig aan andere formuleringen verder werken. Misschien is het voornaamste verschil tussen de opvattingen van het boek en mijn huidige opvatting, dat in inzag dat de analyse van de zin Niet in het vinden van verborgen dingen ligt, maar in het tabuleren, in het overzichtelijk opstellen van de grammatica. te weten van het grammaticale gebruik van de woorden.
In oktober 31 schreef hij Schlich uit Cambridge: Het is een Onaangename gedachte dat, als in vandaag zou sterven, het toch heel moeilijk zou zijn de antwoorden op verscheidene vragen die in mijn manuscripten zijn vervat. daaruit te halen. zijn houding. tegenover het commentaar dat Waismann schrijven wilde, was dubbelslachtig. hij stond er sceptisch tegenover, was bang dat Waismann alles wel anders zou opschrijven dan hij het bedoelde, maar weigerde hem Niet de toelichtende gesprekken waar deze om vroeg. Van tijd tot tijd wenste hij dat Waismann's geschrift gedrukt zou zijn, ook uit angst dat anderen inbreuk op zijn prioriteitsrechten zouden maken. Waismann's voorbereidende werk is na hun beider dood pas gepubliceerd.
In de Tractalus komt de stelling voor:
- de filosofie is geen leer, maar een bezigheid.
In Wittgensteins denken kan men twee verschillende stadia aanbrengen. Het eerste wordt vertegenwoordigd door de Tractatus Logico-philosophicus en heeft een wezenlijke invloed uitgeoefend op de in de angelsaksische wereld heersende stroming van het Logisch posivitisme. Het tweede stadium wordt gekenmerkt door de 'Filosofische onderzoekingen, die de eveneens in England en Amerika invloedrijke en later op het Europese continent ingevoerde richting van de linguistiek mede heeft doen ontstaan.
In de 'Tractatus,' een boek van de hoogste moeilijkheidsgraad, waarin een hartstochtelijk en oorspronkelijk denken is gegoten in een nuchtere, welhaast mathematische vorm, probeert Wittgenstein uitdrukking te geven aan dat wat is. In zijn ogen is dat de opgave van elk redelijk filosoferen. Maar wat is datgene. wat is? Wittgenstein geeft hierop als antwoord: de feiten. "De wereld is de verzameling van feiten. De wereld wordt dus niet zoals in de traditionele opvatting gezien als het geheel van dingen, maar als het geheel van feiten. Het onderscheid hier- tussen kan met het volgende voorbeeld worden verduidelijkt: Een ding is bijvoorbeeld een tafel: een feit is dat de tafel bruin is, of dat zij in de hamer staat. In plaats van over feiten, Wittgenstein het ook hebben over het bestaan van objectverhoudingen! Zo'n objectverhouding (Sachverhalt) is 'een verbinding van voorwerpen: deze vormen de substantie van de wereld. Binnen de wereld zijn er complexe en eenvoudige objectverhoudingen, waarbij de complexe op de eenvoudige kunnen worden teruggevoerd, die zelf niet meer reduceerbaar zijn. Zij vormen de oorspronkelijke realiteit. Deze object verhoudingen kunnen worden uitgedrukt als zinnen, de complexe als complexe zinnen, de eenvoudige als eenvoudige of elementaire zinnen. Op deze wijze kan men door de analyse van zinnen, tot een zekere bevatting van de werkelijkheid van de wereld der objectverhoudingen komen. Want ook voor de zinnen geldt, dat de complexe tot eenvoudige kunnen worden herleid, waarbij de eenvoudige bestaan uit direct met elkaar verbonden namen! Het eigenlijke contact met de werkelijkheid en daardoor de oorsprong van het werkelijkheidsgevoel is dus te vinden op het raakvlak van de elementaire zinnen en de eenvoudige objectverhoudingen. Wittgenstein gaat hier Niet verder op in. Hij veronderstelt het alleen maar. Nu kan hij evenwel zeggen: De som van alle werkelijke elementaire zinnen vormt de volledige beschrijving van de wereld! Want uit de elementaire zinnen worden alle ware zinnen afgeleid. Alle zinnen zijn het resultaat van waar-heidsoperaties met de elementaire zinnen."
Een preciezere beschrijving van de verhouding tussen zinnen en objectverhoudingen geeft Wittgenstein door invoering van het beeldbegrip. Wij maken voor onszelf beelden van feiten; de zin is een beeld van de werkelijhheid. Hiermee bedoelt hij natuurlijh niet een soort van fotografische afdruk. Het is meer zo, dat de zin een herhaling van de logische structuur van de objectverhouding: want Logische vormen kenmerken zowel de wereld als de zinnen over de wereld. Daarom kan Wittgenstein zeggen:
- De zin toont de logische vorm van de werkelijkheid.
Het werkterrein van de Filosofie wordt daarmee tot het uiterste beperkt. Het doel van de filosofie is de logische verheldering van de gedachten. Hieraan gekoppeld is de opvatting van Wittgenstein, dat alles, wat maar gedacht kan worden, helder gedacht [moet] worden. Alles wat uitgesproken kan worden, kan helder worden uitgesproken! Dit beginsel kan eigenlijk alleen maar van toepassing zijn op de natuurwetenschappen. Wittgenstein stelt ook nadrukkelijk: het geheel van de ware zinnen komt overeen met het geheel van de natuurwetenschappen. Dientengevolge moet iedere wijze van filosoferen, en dat geldt in het bijzonder voor de metafysica, die daarboven uit wil stijgen, worden verworpen; men kan het noch helder denken noch helder zeggen. De meeste zinnen en vragen, die met betrekking tot filosofische zaken worden gesteld, zijn niet vals, maar absurd. Dus Niet alleen de metafysische antwoorden, ook het metafysische vragen op zich wordt afgewezen. In deze zin schrift Wittgenstein in zijn voorwoord tot de Tractatus: Het boek behandelt de filosofische problemen en toont aan - naar mijn mening - dat de vraagstelling van deze problemen berust op het misverstaan van de logica van onze taal. En hierop wordt ook gezinspeeld in de beroemde slotzin van de 'Tractatus:
- 'Waarover men niet kan spreken, moet men zwijgen.'
Wittgenstein is Natuurlijk niet zo onbezonnen om te geloven, dat alles, wat zich niet met een natuurwetenschappelijke klaarheid laat uitdrukken, daarom ook niet bestaat. Wij voelen, dat zelfs als alle mogelijke wetenschappelijke vragen zijn beantwoord, onze Levensproblemen nog in het geheel niet zijn aangeroerd. Volgens de genoemde strenge maatstaven zijn zij ook ondenkbaar en onzegbaar. Toch houdt de filosofie zich ermee bezig. Zij moet het denkbare afbakenen en daarmee het ondenkbare. Zij moet het ondenkbare van binnen door het denkbare begrenzen. Dit on-denkbare, dat toch bestaat, noemt Wittgenstein het mystieke.
Natuurlijk bestaat het onuitsprekelijke. Het maakt zich voelbaar, het is het mystieke. Dit manifesteert zich dus op een specifieke wijze: hoewel het onbegrijpelijk is, vertoont het zich. De filosofie echter zal het onzegbare aanwijzen, door het zegbare duidelijk te stellen.
Tot dit onuitsprekelijke, dat zich voelbaar maakt, het mystieke, behoort in de eerste plaats het ethische. Het is geen object verhouding' maar toch manifesteert het zich. Vervolgens is ook het leven iets mystieks. Volgens Wittgenstein is het zo, dat de oplossing van het mysterie van het leven in ruimte en tijd is gelegen buiten de ruimte en de tijd. En het derde mystieke element is het IK. 'Het subject behoort niet tot de wereld. Het is een grens van de wereld. Maar toch wordt aan het bestaan ervan niet getwijfeld, ook al is het mystiek: Het IK. Het IK is een diep mysterie! Mystiek is tenslotte de wereld in haar totaliteit, als bestaand; Niet hoe de wereld is, is mystiek, maar dat is. En de zin van de wereld moet erbuiten Liggen!
Ter aanduiding van de zin van de wereld gebruikt Wittgenstein de term 'God'. 'Geloven aan een God, betekent dat men de vraag naar de zin van het leven verstaat. Geloven aan een God, betekent dat men ziet, dat het leven een zin heeft! Het wetenschappelijke Niet houdbare en daarom mystieke begrip God Laat deze zien als de zin van de wereld. Nadrukkelijk stelt Wittgenstein, dat deze wereldgod Niet te vinden is binnen de zichtbare werkelijkheid: 'God openbaart zich niet in de wereld." Maar hij is de buitenwereldlijke zin van de wereld. In een andere gedachten opzet gaat wittgenstein van God als de totaliteit van de wereld. God is zoals alles zich verhoudt. Strikt gezien is het Natuurlijk ondenkbaar en onzegbaar. Toch kan men zo'n God aannemen. Het gegeven van de menselijke afhankelijkheid wijst op de voelbare mystiek van een God.
Wij zijn in zekere zin afhankelijk en we kunnen datgene, waarvan wij afhankelijk zijn. God Noemen; God zou zo gewoon het noodlot kunnen zijn of, hetgeen hetzelfde is, de - van onze wil onafhankelijke - wereld!
Nadat hij de Tractatus' heeft geschreven, is Wittgenstein de mening toegedaan, dat hij de problemen wezenlijk wel heeft opgelost. Maar vervolgens geschiedt het merkwaardige feit, dat hij aan zijn eigen visie begint te twijfelen. Hij heeft met al te grote zelfstandigheid de stelling uitgesproken, dat de wereld in feiten uiteenvalt. Me kan echter, zo denkt hij nu, met evenveel recht beweren, dat zij bestaat uit dingen of gebeurtenissen. Er blijken bij de analyse van de werkelijkheid opeens meerdere mogelijkheden te zijn, waarvan geen enkele exclusief is. En zo valt een van de uitgangspunten van de 'Tractatus weg. Ook de opvatting, dat de betekenis van de zin, als deze is teruggebracht tot haar elementaire delen, eenduidig is. komt niet overeen met het gegeven van dubbelzinnigheid. dat in de taal ligt verankerd. De analyse leidt dus niet noodzakelijkerwijs tot de ware werkelijkheid.
Bovendien wordt het onderscheid dat hij heeft aangebracht tussen complexe en eenvoudige objectverhoudingen en zinnen nu voor Wittgenstein problematisch. Er is eenvoudigweg geen absolute eenvoud. En dientengevolge wordt ook de beeldtheorie dubieus. Als er namelijk noch eenvoudige objectverhoudingen, noch eenvoudige dingen of zinnen aangetoond kunnen worden, kan men er toch niet meer van uitgaan, dat de eenvoudige zinnen een afbeelding zijn van de eenvoudige objectverhouding en of dingen. En tenslotte geeft Wittgenstein ook zijn leer van het mystieke prijs. Het ganse bouwwerk van de 'Tractatus' blijkt ondermijnd.
Wittgenstein moet zo een nieuwe basis proberen te vinden. Deze poging onderneemt hij in de wijsgerige onderzoekingen. In dat werk neemt hij als uitgangsstelling aan, dat de moeilijkheden in de filosofie en de 'verwarring in het denken berusten op de dubbel-zinnigheid van de taal. Daarom gaat hij deze nu aan een analyse onderwerpen. Nu gaat het hem niet meer om de logische zin, maar om de gewone gesproken taal. Zij is de eerste werkelijkheid, waarin de mens leeft en de filosofie moet zich er derhalve ook aan houden. Met haar hulp kan men de filosofische terminologie ontmaskeren. "Wij brengen de woorden van hun metafysische toepassing weer terug tot hun dagelijkse waarde!"
Dat de woorden uit een taal verschillend kunnen worden uitgelegd, komt doordat hun betekenis afhankelijk is van het verband waarin zij optreden. Het is zelfs zo, dat er geen enkel woord bestaat, waarvan men een ondubbelzinnige filosofische definitie kan geven. Men kan slechts gissen hoe een woord functioneert. Men moet nagaan hoe het woord wordt gebruikt en daaruit lering trekken! Zo bestaat er bijvoorbeeld geen eenduidig tijdsbegrip: het woord 'tijd' heelt voor iedere samenhang, waarbinnen het wordt gebruikt, een speciale betekenis. Als ik een afspraak maak, of wanneer ik iemand zeg hoe laat het is, of in meet een bepaalde periode: steeds gaat het om een andere tijd. Kortom: de betekenis van een woord is zijn gebruik binnen de taal."
Nu moeten we hierover gaan filosoferen, zodat we een verklaring vinden voor de verschillende mogelijke betekenissen.
De filosofie is een strijd tegen de beheksing van ons verstand door middel van de taal. Een dergelijke beheksing bestaat in het bijzonder uit het aannemen van algemene begrippen, zoals het Niets of de Geest, als dingen, of uit de veronderstelling, dat er bijvoorbeeld - naar platonische wijze - een essentie paard zou bestaan, waaraan alle paarden deel hebben. Wittgenstein ziet dit als een fundamentele dwaling. Het woord 'paard' kan men toepassen zowel op een hobbelpaard als op een paard in de wei; het heeft dus geen betrekking op een zelfde wezen: wat hierbij beslissend is zijn niet de overeenkomsten maar de verschillen. De essentiële gelijkvormigheid is niet meer dan een familieovereenkomst ' van het in verschillende verbanden gebruikte woord.
Reacties