Nog meer over Vicent van Gogh - Brieven aan Theo
Het is al weer enige tijd geleden dat er een nieuwe vleugel geopend is aan het Van Gogh museum en de opening hiervan werd gewijd aan de invloed van broer Theo op Vincent. Een mooi moment om die brieven eens te lezen.
Maar gelukkig is er een gebeurtenis waardoor Van Gogh weer even aandacht mag hebben. In het nieuws het verhaal van een studie uit hamburg, Duitsland (door historici Hans Kaufmann en Rita Wildegans,) waarin Gauguin als dader van het oor-incident verantwoordelijk zou zijn. Gauguin zou in een dispuut zijn zwaard gepakt hebben. Ik weet het niet. Het lijkt me aannemelijk net als het AD te veronderstellen dat er steeds weer een nieuwe theorie opkomt. Het is mooi als je daarmee het nieuws haalt.
Ik heb het boek maar een keer gelezen en niet gezocht naar een hint, al zou ik die al gevonden hebben. Het boek heeft me wel verrast, want je krijgt niet dagelijks de mogelijkheid om iets over “een” schilder te leren uit eerste hand. Hier een bloemlezing (niet uit de oorspronkelijke Nederlandse tekst) en wat commentaar:
Amsterdam, 18 augustus 1877. ik ontbeet met een snee brood en een glas bier; iets dat Dickens aanraad aan hen die met zelfmoordneigingen rond lopen.
Net als zijn schilderijen geeft het boek een (cultuur) impressie. Van zijn leven. Hij was een bescheiden mens maar van binnen bewogen en begaan met het leven van anderen, altijd denkend aan het leven en hoe het te leven:
Zij die vonden: “we zijn vandaag hetzelfde als dat we gisteren waren,” waren eerlijk … Het is goed om eerlijk te zijn en om eerlijker te worden … men zal dan begrijpen dat dit betekent dat men een binnengekeerd men is en spiritueel. (in de oorspronkelijke tekst gebruikt hij vele Franse en klassieke bewoordingen)
Al vrij snel volgen dan in het boek de eerste schetsen. In het begin van de correspondentie is hij nog bezig om uit te zoeken of hij niet beter predikant kan worden, terwijl hij al wel en al lang aan het tekenen is. De schetsen voegen aan de brieven een authenticiteit toe alsof je zelf met de schrijver in gesprek bent, terug in de tijd.
De kunsthandel is sterk op de achtergrond aanwezig. Omdat Vicent zijn vaders missie te letterlijk neemt (verkoop wat je bezit en geef het aan de armen) en niet in het keurslijf van de dan geldende religieuze normen past, kiest hij ervoor om schilder te worden.
Dat is overigens niet de enige keer dat hij zich keert tegen de gevestigde orde; ook heeft hij “lak” aan de officiële schildersopleidingen:
“je moet weten dat het met evangelisten net is als met artiesten; er is de oude academische school, minachtend, tiranniek, waar mensen met een ijzeren harnas lopen, veroordelend en conventioneel …” (juli 1880). God verlaat hij niet: “de beste manier om God te leren kennen is om te liefhebben. Houd van een vriend of van iets…”
In de Borinage richt hij zich uiteindelijk volledig aan schilderen.
Juist daarvoor, op 15 november 1878 in Brussel schrijft hij: “wat is kunst toch mooi,” waarmee hij de lezing van de bijbel bewondert. “Om vast te houden wat je hebt gezien. Zo ben je nooit zonder werk en ook niet solitair. Nooit eenzaam.” Maar hoe eenzaam was hij wel niet?
“Ik weet geen betere definitie van kunst dan: “kunst is de mens toegevoegd aan de natuur.” (juni 1879)
Zijn strijd met religie of beter gezegd het geloof gaat door (weer, juli 1880):
“Hun God is als de God van Shakespeare’s drongen Falstaff, “het binnenste van een kerk.” Zeker… sommigen evangelisten hebben de zelfde perceptie van spirituele zaken als een dronkaard (terwijl je verbaast staat tot hoeveel menselijk emotie die nog in staat zijn)…” Kan je het iemand vergeven dat hij zich in beelden (schilderijen) opgaat, misschien zal je dan ook accepteren dat de liefde voor boeken even heilig is… Ik denk zelfs dat beiden elkaar complementeren (Juli 1880).
De brieven staan “vol” – vooral het begin - van referenties naar schrijvers, evenveel zo niet meer dan naar schilders en hun werken. Cultureel gezien gaat het dan voor beiden over Frankrijk, de culturele heerser van die tijd.
Zijn toewijding is eindeloos: “Het zal me lukken om portretten te schilderen, maar enkel als ik door blijf gaan met hard werken; “geen dag zonder een lijntje,” zoals Garvarni zei.”” (Brussel, januari 1881).
Zijn strijd met de (en zijn) natuur heeft wat van Shakespeare’s “the “taming of the shrew:” hoe tem je iemands natuur zonder dat deze verloren gaat in het gevecht.
Maar de brieven gaan niet enkel over het beroep of over spiritualiteit, maar ook over de aardse liefde, als is zijn liefde voor het andere geslacht niet altijd “down to earth:”
Wordt vervolgd…
Maar gelukkig is er een gebeurtenis waardoor Van Gogh weer even aandacht mag hebben. In het nieuws het verhaal van een studie uit hamburg, Duitsland (door historici Hans Kaufmann en Rita Wildegans,) waarin Gauguin als dader van het oor-incident verantwoordelijk zou zijn. Gauguin zou in een dispuut zijn zwaard gepakt hebben. Ik weet het niet. Het lijkt me aannemelijk net als het AD te veronderstellen dat er steeds weer een nieuwe theorie opkomt. Het is mooi als je daarmee het nieuws haalt.
Ik heb het boek maar een keer gelezen en niet gezocht naar een hint, al zou ik die al gevonden hebben. Het boek heeft me wel verrast, want je krijgt niet dagelijks de mogelijkheid om iets over “een” schilder te leren uit eerste hand. Hier een bloemlezing (niet uit de oorspronkelijke Nederlandse tekst) en wat commentaar:
Amsterdam, 18 augustus 1877. ik ontbeet met een snee brood en een glas bier; iets dat Dickens aanraad aan hen die met zelfmoordneigingen rond lopen.
Net als zijn schilderijen geeft het boek een (cultuur) impressie. Van zijn leven. Hij was een bescheiden mens maar van binnen bewogen en begaan met het leven van anderen, altijd denkend aan het leven en hoe het te leven:
Zij die vonden: “we zijn vandaag hetzelfde als dat we gisteren waren,” waren eerlijk … Het is goed om eerlijk te zijn en om eerlijker te worden … men zal dan begrijpen dat dit betekent dat men een binnengekeerd men is en spiritueel. (in de oorspronkelijke tekst gebruikt hij vele Franse en klassieke bewoordingen)
Al vrij snel volgen dan in het boek de eerste schetsen. In het begin van de correspondentie is hij nog bezig om uit te zoeken of hij niet beter predikant kan worden, terwijl hij al wel en al lang aan het tekenen is. De schetsen voegen aan de brieven een authenticiteit toe alsof je zelf met de schrijver in gesprek bent, terug in de tijd.
De kunsthandel is sterk op de achtergrond aanwezig. Omdat Vicent zijn vaders missie te letterlijk neemt (verkoop wat je bezit en geef het aan de armen) en niet in het keurslijf van de dan geldende religieuze normen past, kiest hij ervoor om schilder te worden.
Dat is overigens niet de enige keer dat hij zich keert tegen de gevestigde orde; ook heeft hij “lak” aan de officiële schildersopleidingen:
“je moet weten dat het met evangelisten net is als met artiesten; er is de oude academische school, minachtend, tiranniek, waar mensen met een ijzeren harnas lopen, veroordelend en conventioneel …” (juli 1880). God verlaat hij niet: “de beste manier om God te leren kennen is om te liefhebben. Houd van een vriend of van iets…”
In de Borinage richt hij zich uiteindelijk volledig aan schilderen.
Juist daarvoor, op 15 november 1878 in Brussel schrijft hij: “wat is kunst toch mooi,” waarmee hij de lezing van de bijbel bewondert. “Om vast te houden wat je hebt gezien. Zo ben je nooit zonder werk en ook niet solitair. Nooit eenzaam.” Maar hoe eenzaam was hij wel niet?
“Ik weet geen betere definitie van kunst dan: “kunst is de mens toegevoegd aan de natuur.” (juni 1879)
Zijn strijd met religie of beter gezegd het geloof gaat door (weer, juli 1880):
“Hun God is als de God van Shakespeare’s drongen Falstaff, “het binnenste van een kerk.” Zeker… sommigen evangelisten hebben de zelfde perceptie van spirituele zaken als een dronkaard (terwijl je verbaast staat tot hoeveel menselijk emotie die nog in staat zijn)…” Kan je het iemand vergeven dat hij zich in beelden (schilderijen) opgaat, misschien zal je dan ook accepteren dat de liefde voor boeken even heilig is… Ik denk zelfs dat beiden elkaar complementeren (Juli 1880).
De brieven staan “vol” – vooral het begin - van referenties naar schrijvers, evenveel zo niet meer dan naar schilders en hun werken. Cultureel gezien gaat het dan voor beiden over Frankrijk, de culturele heerser van die tijd.
Zijn toewijding is eindeloos: “Het zal me lukken om portretten te schilderen, maar enkel als ik door blijf gaan met hard werken; “geen dag zonder een lijntje,” zoals Garvarni zei.”” (Brussel, januari 1881).
Zijn strijd met de (en zijn) natuur heeft wat van Shakespeare’s “the “taming of the shrew:” hoe tem je iemands natuur zonder dat deze verloren gaat in het gevecht.
Maar de brieven gaan niet enkel over het beroep of over spiritualiteit, maar ook over de aardse liefde, als is zijn liefde voor het andere geslacht niet altijd “down to earth:”
Wordt vervolgd…
Reacties