De Spaanse cultuur, vanuit linguistisch oogpunt
Er zijn vele symbolen te vinden die typisch Spaans zijn. Maar hoe zit het met de Spaanse taal op zich? Wat onthult de Spaanse taal over de cultuur?
Allereerst is het zo dat het Spaans (het castellano) vele culturen vertegenwoordigt die allemaal van elkaar verschillen; het Spaans in Peru of Argentinië verschilt van het Spaans in Spanje, voornamelijk omdat het aangevuld is met dialectische begrippen. Toch zijn alle varianten opgenomen in de RAE, de Real Academia Española, zeg maar de Spaanse Van Dale.
Het feit dat de talen in de Zuid-Amerikaanse met minimale verschillen op elkaar lijken, betekent niet dat hun cultuur gelijksoortig zijn. De cultuur van Peru verschilt hemelsbreed van die van Chile of van de Spaanse cultuur Dat heeft natuurlijk alles te maken met de verschillende gewoontes, die de taalgelijkenis overstijgen.
Toch kent het Spaans een eigenschap die alle Spaanstalige culturen verbindt en dat is het omvangrijke lexicon dat de taal rijk is. In het boek, taal als cultuur, geeft de schrijver (E. Bernardez) een voorbeeld over het verschil tussen een banaan (banana) en een plataan, of bakbanaan (plátano) en dat er naast het etymologisch verschil dat bestaat tussen beide vruchten er een cultureel verschil heerst en dat is dat de eerste vorm (banana) cultureel gesproken minder banaal is dan de laatste vorm (plátano), en dus aan de spreker een bepaalde cultus / geleerdheid meegeeft.
Het is maar een beperkt voorbeeld, maar aansluitend citeert de auteur van het boek de schrijver Jorge Luis Borges, waarin deze stelt dat:
De rijkdom van het Spaans is niets anders dan een eufemisme voor haar dood. Een willekeurige heikneuter opent ons woordenboek en transformeert zich tot een woordkunstenaar door het oneindige aantal klanken die hij erin vindt en in geen enkele andere mond voorkomen... ze (de vertegenwoordigers van de RAE) zoeken de perfecte synoniemen en het hispanisch sermoen, het uitbundige verbale desfilé...
Nu gaat dit vooral over het Spaanse officiële woordenboek, maar de kenner van de Spaanse taal herkent in de taal de barokke versieringen, die weinig anders nut hebben dan het colloquium te verfraaien.
Zelf - ik improviseer nu - denk ik dan ook aan de katholieke invloed op de taal, als het gaat om mooi-sprekerij. En ook het woord Charlatan, komt in me op. De "gemiddelde" Spanjaard heeft een betere taalbeheersing dan de Nederlander. Het uiterlijk is in Spanje belangrijk, waar wij ons in Nederland veel slordiger kleden en die slordigheid komt terug in ons taalgebruik waar we niet de moeite nemen om een geïmporteerd woord te vertalen. Dat is de andere kant.
Ook - maar nu ga ik wellicht te ver - in de moderne Spaanse literatuur zie je die verfraaiingen in het taalgebruik die gepaard gaat met eindeloze beschrijvingen en nutteloze details. (over vorm en inhoud...).
Terug naar het boek taal als cultuur, want het mooiste taalvoorbeeld gaat over Generaal Franco. In het hoofdstuk over "taal creëert en transformeert de realiteit," schrijft hij dat van de dictators van de vorige eeuw die hij onderzocht heeft op taalgebruik en hoe dat taalgebruik een instrument werd om de werkelijkheid te verdraaien - zoals door Hitler, Mussolini, Primo de Rivera en Franco - was het deze laatste die taalkundig het minst ontwikkeld was. Franco wist de Spanjaarden te onderwerpen met een eenvoudig jargon. Dat was dus typisch NIET Spaans. (Het was wel een typisch discours gelijk aan dat van de andere dictators, en zelfs in de tegenwoordige tijd gebezigd wordt. In het boek komt het taalgebruik van Bush Jr. als voorbeeld naar voren)
Een improviserende verklaring van deze tegenstelling is misschien dat tijdens de economische en sociale crisis er geen verfraaiingen nodig waren om de massa te bestoken. Een eenvoudig (emotioneel getint) taalgebruik was voldoende.
Allereerst is het zo dat het Spaans (het castellano) vele culturen vertegenwoordigt die allemaal van elkaar verschillen; het Spaans in Peru of Argentinië verschilt van het Spaans in Spanje, voornamelijk omdat het aangevuld is met dialectische begrippen. Toch zijn alle varianten opgenomen in de RAE, de Real Academia Española, zeg maar de Spaanse Van Dale.
Het feit dat de talen in de Zuid-Amerikaanse met minimale verschillen op elkaar lijken, betekent niet dat hun cultuur gelijksoortig zijn. De cultuur van Peru verschilt hemelsbreed van die van Chile of van de Spaanse cultuur Dat heeft natuurlijk alles te maken met de verschillende gewoontes, die de taalgelijkenis overstijgen.
Toch kent het Spaans een eigenschap die alle Spaanstalige culturen verbindt en dat is het omvangrijke lexicon dat de taal rijk is. In het boek, taal als cultuur, geeft de schrijver (E. Bernardez) een voorbeeld over het verschil tussen een banaan (banana) en een plataan, of bakbanaan (plátano) en dat er naast het etymologisch verschil dat bestaat tussen beide vruchten er een cultureel verschil heerst en dat is dat de eerste vorm (banana) cultureel gesproken minder banaal is dan de laatste vorm (plátano), en dus aan de spreker een bepaalde cultus / geleerdheid meegeeft.
Het is maar een beperkt voorbeeld, maar aansluitend citeert de auteur van het boek de schrijver Jorge Luis Borges, waarin deze stelt dat:
De rijkdom van het Spaans is niets anders dan een eufemisme voor haar dood. Een willekeurige heikneuter opent ons woordenboek en transformeert zich tot een woordkunstenaar door het oneindige aantal klanken die hij erin vindt en in geen enkele andere mond voorkomen... ze (de vertegenwoordigers van de RAE) zoeken de perfecte synoniemen en het hispanisch sermoen, het uitbundige verbale desfilé...
Nu gaat dit vooral over het Spaanse officiële woordenboek, maar de kenner van de Spaanse taal herkent in de taal de barokke versieringen, die weinig anders nut hebben dan het colloquium te verfraaien.
Zelf - ik improviseer nu - denk ik dan ook aan de katholieke invloed op de taal, als het gaat om mooi-sprekerij. En ook het woord Charlatan, komt in me op. De "gemiddelde" Spanjaard heeft een betere taalbeheersing dan de Nederlander. Het uiterlijk is in Spanje belangrijk, waar wij ons in Nederland veel slordiger kleden en die slordigheid komt terug in ons taalgebruik waar we niet de moeite nemen om een geïmporteerd woord te vertalen. Dat is de andere kant.
Ook - maar nu ga ik wellicht te ver - in de moderne Spaanse literatuur zie je die verfraaiingen in het taalgebruik die gepaard gaat met eindeloze beschrijvingen en nutteloze details. (over vorm en inhoud...).
Terug naar het boek taal als cultuur, want het mooiste taalvoorbeeld gaat over Generaal Franco. In het hoofdstuk over "taal creëert en transformeert de realiteit," schrijft hij dat van de dictators van de vorige eeuw die hij onderzocht heeft op taalgebruik en hoe dat taalgebruik een instrument werd om de werkelijkheid te verdraaien - zoals door Hitler, Mussolini, Primo de Rivera en Franco - was het deze laatste die taalkundig het minst ontwikkeld was. Franco wist de Spanjaarden te onderwerpen met een eenvoudig jargon. Dat was dus typisch NIET Spaans. (Het was wel een typisch discours gelijk aan dat van de andere dictators, en zelfs in de tegenwoordige tijd gebezigd wordt. In het boek komt het taalgebruik van Bush Jr. als voorbeeld naar voren)
Een improviserende verklaring van deze tegenstelling is misschien dat tijdens de economische en sociale crisis er geen verfraaiingen nodig waren om de massa te bestoken. Een eenvoudig (emotioneel getint) taalgebruik was voldoende.
Reacties