Niet crisisbestendige architectuur
The architecture of collapse is een boek van Mauro Guillen. In de presentatie van het concept beschrijft hij de relatie tussen twee architectuurtermen; die van complexiteit en koppeling (coupling). De eerste daarbij is dan meestal positief voor het globale systeem omdat complexe systemen schokken kan absorberen. De tweede component echter - waar de nadruk ligt op strakke koppelingen - zorgt dat systemen onstabiel kunnen worden waardoor uiteindelijk de kans op instorten bestaat.
De presentatie waarin Guillén zijn theorie uitlegt is op youtube beschikbaar:
https://www.youtube.com/watch?v=MSBFORC7mmw
Sinds kort is zijn werk ook in boekvorm beschikbaar waar de theorie van de presentatie uit 2014 verder is uitgewerkt.
De presentatie geeft twee voorbeelden van bovenstaande theorie: de Eurozone en de bilaterale relaties tussen de VS en China. Bij de Eurozone is het verhaal dat complexiteit op zich geen probleem is en dat een complexe EU goed kan bestaan, het probleem begint wanneer de afhankelijkheden in het systeem te groot worden.
Koppeling kan dus m.i. het beste vertaald worden met afhankelijkheden. Een complexe architectuur heeft logischerwijs interfaces echter wanneer die tot grote afhankelijkheid gaan zorgen kan de goede werking van het systeem in gevaar komen.
De definitie van complexiteit staat op de afbeelding. Een systeem is volgens deze theorie complex wanneer er veel onderdelen zijn die in beweging zijn (dynamisch) en dat de interactie niet-lineair verloopt.
De essentie van "coupling" is dat de mate van interactie weinig buffers biedt zodat schokken niet geabsorbeerd kunnen worden. Over de laatste decennia zijn er steeds meer landen gekomen die tegelijkertijd in crisis verkeerde, een indicator volgens Guillen die duidt op tight coupling en dat crises zich verspreiden, ipv dat deze zich absorberen door bepaalde buffers. Strakke koppeling van economische processen (Just in Time) zorgen voor minder vrijheidsgraden en tolerantie voor fouten.
Die buffers is duidelijk een concept dat bij het bankwezen een grote rol speelt in al de Basel/akkoorden. Grotere buffer zorgen voor bij de stresstesten dat banken een externe schok kunnen overleven. De vraag is hoe groot die buffer moeten zijn.
In de systeemtheorie gaat het om nodes in een netwerk en de onderlinge relaties. De nodes zijn de naties in de wereld volgens Guillén zijn hier de nodige veranderingen in opgetreden: zo zijn er in de wereld meer democratieën gekomen die zorgen voor een grotere complexiteit, oa omdat een democratie rekening moet houden met checks and balances. De diversiteit in een democratie zorgt voor een grotere complexiteit. Aan de andere kant kan een ontwikkeling zoals de vergrijzing zorgen voor extra afhankelijkheden, namelijk de afhankelijkheid van (dezelfde) inkomsten door (minder) werkenden.
Dat het netwerk in de wereld complexer is geworden geeft deze figuur aan:
Meer handel - meer complexiteit - is een positieve factor omdat door meer handel het totale systeem meer mogelijkheden heeft om schokken te absorberen. Maar, het toenemend aantal handelstekorten (VS) en handelsoverschotten (Duitsland, China) heeft weer een destabiliserend effect:
De theorie voelt intuïtief aan: een grotere complexiteit is op zich positief, dat is wat iedereen wel begrijpt, hoe meer landen bijdragen aan de wereldeconomie hoe beter. Maar als verschillende landen meer van hetzelfde ontwikkelen qua industrie (de herfindahlindex) dan komen er ook meer afhankelijkheden. De essentie is hoe een interne / dan wel externe schok in de economie kan worden opgevangen (absorptie) of juist de crisis versterkt (diffusie).
In het tweede deel van de presentatie gaat de bedenker van de theorie in op de Eurozone (instabiele architectuur omdat de economieën via banken te veel afhankelijk worden van elkaar) en op de VS en China handelsconflicten.
Interessant zou zijn hoe deze theorie samengaat met die van de kantelpunttheorie.
--
2009/09/kantelpunt-voorspellen-is-mogelijk
De presentatie waarin Guillén zijn theorie uitlegt is op youtube beschikbaar:
https://www.youtube.com/watch?v=MSBFORC7mmw
Sinds kort is zijn werk ook in boekvorm beschikbaar waar de theorie van de presentatie uit 2014 verder is uitgewerkt.
De presentatie geeft twee voorbeelden van bovenstaande theorie: de Eurozone en de bilaterale relaties tussen de VS en China. Bij de Eurozone is het verhaal dat complexiteit op zich geen probleem is en dat een complexe EU goed kan bestaan, het probleem begint wanneer de afhankelijkheden in het systeem te groot worden.
Koppeling kan dus m.i. het beste vertaald worden met afhankelijkheden. Een complexe architectuur heeft logischerwijs interfaces echter wanneer die tot grote afhankelijkheid gaan zorgen kan de goede werking van het systeem in gevaar komen.
De definitie van complexiteit staat op de afbeelding. Een systeem is volgens deze theorie complex wanneer er veel onderdelen zijn die in beweging zijn (dynamisch) en dat de interactie niet-lineair verloopt.
De essentie van "coupling" is dat de mate van interactie weinig buffers biedt zodat schokken niet geabsorbeerd kunnen worden. Over de laatste decennia zijn er steeds meer landen gekomen die tegelijkertijd in crisis verkeerde, een indicator volgens Guillen die duidt op tight coupling en dat crises zich verspreiden, ipv dat deze zich absorberen door bepaalde buffers. Strakke koppeling van economische processen (Just in Time) zorgen voor minder vrijheidsgraden en tolerantie voor fouten.
Die buffers is duidelijk een concept dat bij het bankwezen een grote rol speelt in al de Basel/akkoorden. Grotere buffer zorgen voor bij de stresstesten dat banken een externe schok kunnen overleven. De vraag is hoe groot die buffer moeten zijn.
In de systeemtheorie gaat het om nodes in een netwerk en de onderlinge relaties. De nodes zijn de naties in de wereld volgens Guillén zijn hier de nodige veranderingen in opgetreden: zo zijn er in de wereld meer democratieën gekomen die zorgen voor een grotere complexiteit, oa omdat een democratie rekening moet houden met checks and balances. De diversiteit in een democratie zorgt voor een grotere complexiteit. Aan de andere kant kan een ontwikkeling zoals de vergrijzing zorgen voor extra afhankelijkheden, namelijk de afhankelijkheid van (dezelfde) inkomsten door (minder) werkenden.
Dat het netwerk in de wereld complexer is geworden geeft deze figuur aan:
Meer handel - meer complexiteit - is een positieve factor omdat door meer handel het totale systeem meer mogelijkheden heeft om schokken te absorberen. Maar, het toenemend aantal handelstekorten (VS) en handelsoverschotten (Duitsland, China) heeft weer een destabiliserend effect:
De theorie voelt intuïtief aan: een grotere complexiteit is op zich positief, dat is wat iedereen wel begrijpt, hoe meer landen bijdragen aan de wereldeconomie hoe beter. Maar als verschillende landen meer van hetzelfde ontwikkelen qua industrie (de herfindahlindex) dan komen er ook meer afhankelijkheden. De essentie is hoe een interne / dan wel externe schok in de economie kan worden opgevangen (absorptie) of juist de crisis versterkt (diffusie).
In het tweede deel van de presentatie gaat de bedenker van de theorie in op de Eurozone (instabiele architectuur omdat de economieën via banken te veel afhankelijk worden van elkaar) en op de VS en China handelsconflicten.
Interessant zou zijn hoe deze theorie samengaat met die van de kantelpunttheorie.
--
2009/09/kantelpunt-voorspellen-is-mogelijk
Reacties